Edwin Struis

‘De dag dat het imposante Luzhniki-stadion van Moskou veranderde in een ijskoude graftombe’

Voor columnist en HFC Haarlem-supporter Edwin Struis is 20 oktober niet zomaar een datum.

Edwin Struis

Voor menigeen is 20 oktober een dag als vele andere, voor mij niet. Op die dag gaan de gedachten altijd weer terug naar 20 oktober 1982, de dag dat het imposante Luzhniki-stadion van Moskou, toen nog vernoemd naar Lenin, veranderde in een ijskoude graftombe. In de slotfase van het UEFA Cup-duel tussen Spartak Moskou en HFC Haarlem vochten honderden mensen in de catacomben een doodsstrijd uit die voor ten minste 66 voetbalsupporters fataal afliep. Ten minste, omdat nooit helemaal duidelijk is geworden aan hoeveel mensen deze stadionramp het leven heeft gekost. Sommige onderzoeken reppen zelfs over 360 doden.

Als je rechts van het kolossale standbeeld van Lenin goed zoekt, vind je het monument dat supporters van Spartak hebben opgericht voor de slachtoffers. Driekwart van het beeld gaat over stadionrampen elders in de wereld, zoals Heizel en Hillsborough, een kwart van de gedenksteen is ingericht voor de ‘eigen’ catastrofe. De namen van de kinderen die omkwamen in de verdrukking staan voluit, de overige slachtoffers moeten het doen met hun achternaam plus voorletter.

Schuin achter het monument is de uitgang van Vak C waar de verschrikkingen plaatsvonden. In werking gezet door de autoriteiten die op die avond slechts één uitgang openzette voor het wegstromende publiek dat op die koude oktoberavond op was komen dagen. Omdat het weer en de affiche niet al te aansprekend waren, welke Rus had ooit van HFC Haarlem gehoord, vonden de autoriteiten het een goed idee om de harde Spartak-kern, die ook nog eens te boek stond als anti-Sovjet, eens hardhandig tot de orde te roepen, zeker toen de milities tijdens de wedstrijd werden bekogeld met ijsballen.

De beslissing om de supporters bijna een voor een te controleren, pakte echter faliekant verkeerd uit toen bleek dat mensen in de duistere, spiraalvormige trapportalen vast kwamen te zitten en later in de verdrukking raakten en vertrapt werden. Naar oud Sovjet-gebruik werden de verschrikkingen gelijk in de doofpot gestopt (hooliganisme was iets van het verdorven Westen, ondenkbaar in de communistische heilstaat), waar ze pas na zeven jaar, in 1989, uit werden gevist onder invloed van perestrojka en glasnost. Toen werd pas duidelijk wat voor verschrikkelijke taferelen er plaatsvonden in de slotfase van Spartak Moskou-HFC Haarlem en waar slechts een enkeling, de beheerder van het stadion, voor werd gestraft.

In 2007, 25 jaar na dato, organiseerden we op de plek des onheils een memorial tussen de teams van toen. De herinnering aan al die geëmotioneerde nabestaanden van de slachtoffers bezorgen me nu nog steeds kippenvel. In eigen land werden ze beschimpt als ouders van hooligans en kregen ze nooit de erkenning die ze van een verzameling Haarlemmers nu wel ontvingen. In één klap werd de verzwegen stadionramp aan de vergetelheid ontrukt.

Dus denk komende dinsdag even aan tieners als Aljosja Kostilev en Misja Novostroejev die hun liefde voor het voetbal en hun club moesten bekopen met de dood.