James Worthy

‘Andere kinderen zouden een otter Otto noemen, maar mijn zoon ging voor Bertus’

Vroeger, ver voor alle lockdowns en avondklokken, nam James Worthy zijn zoon twee keer per week naar de dierentuin. Nu konden ze eindelijk hun vriend Bertus weer opzoeken. ‘We hebben hem meer dan een jaar niet gezien, maar hij ziet er geen dag ouder uit.’

James Worthy

Op de eerste dag dat de dierentuin weer open is, lopen mijn zoon en ik door de poort. Hij heeft een krentenbol in zijn hand. Toen ik er vanochtend boter op smeerde, voelde ik al dat de krentenbol kurkdroog was en daarom smeerde ik er extra veel boter op. ‘Hoe smaakt de krentenbol?’ vraag ik.

‘Droog, maar toch sappig,’ zegt mijn zoon.

‘Goed zo.’

‘Mag ik na deze krentenbol wat lekkers?’ vraagt hij.

‘Een ijsje of zo? Ja hoor, ik denk het wel. Maar je moet wel begrijpen dat toen papa klein was een krentenbol als iets lekkers werd gezien. Een krentenbol was een traktatie. Letterlijk. Mijn beste vriend deelde krentenbollen uit op zijn verjaardag.’

Vroeger, ver voor alle lockdowns en avondklokken, gingen mijn zoon en ik twee keer per week naar de dierentuin. We kenden alle dieren bij naam. En als we de naam van een dier vergeten waren, verzon mijn zoon snel een nieuwe naam. Ik weet nog dat hij een otter Bertus had genoemd. Ik vond dat zo mooi. Als andere kinderen een naam aan een otter zouden moeten geven, is de kans groot dat ze het beestje Otto noemen, maar mijn zoon ging voor Bertus. Bertus de Otter.

Bertus dobbert in het water. We hebben hem meer dan een jaar niet gezien, maar hij ziet er geen dag ouder uit. Hij niet. Wij wel. Mijn zoon is acht centimeter gegroeid en zijn tanden doen de stoelendans. Ik ben vooral erg grijs geworden. Bijna net zo grijs als de allereerste PlayStation. Een dag nadat mijn vader stierf, kwamen de grijze plukken. Ze kwamen met veel. ‘Oké, wij zijn nu de oudste. Volg mij maar,’ zei mijn haar tegen me.

Bertus de Otter is nog steeds een jonge god. Hij heeft lieve ogen en een natte stekeltjesvacht. ‘Alles lekker, Bertus?’ vraagt mijn zoon. Bertus zegt niets terug. ‘Geen nieuws is goed nieuws,’ mompel ik.

Het is rustig bij het verblijf van de wolven. Mensen houden niet zo van wolven. Mijn zoon en ik houden van wolven. Wij hebben nooit in #teamroodkapje gezeten. Als het aan ons ligt, knippen we de buik van de wolf weer open en leggen we haar terug op de plek waar ze thuishoort. Die jager had zich er niet mee moeten bemoeien. The circle of life moet te allen tijde gewoon de circle of life blijven.

Er loopt een nieuwe vrouwtjeswolf door het verblijf. Ze is prachtig. Mooier dan Roodkapje. En zorgzamer ook. Zo zorgzaam dat haar grootmoeder nog nooit ziek is geweest. ‘Hoe gaan we de nieuwe wolvin noemen?’ vraag ik. Mijn zoon laat zijn krentenbol per ongeluk expres op de grond vallen. ‘Superdave!’

‘Superdave?’

‘Ja, Superdave.’

Superdave kijkt verdrietig. Haar hele leven bestaat uit lockdowns en avondklokken. Ze kan vrijheid zien en ruiken, maar ze zal het nooit voelen.

Mijn zoon eet een softijsje op de tramhalte. ‘Die Bertus heeft een lekker leventje,’ smakt hij. ‘Lekkerder dan een krentenbol!’ zeg ik, voordat ik een kam van mijn vingers maak en ermee door mijn grijze haar ga.

Column
  • iStock