Bart Nijman

‘De laconieke levenshouding van mijn gastheer was de lebber die ik even heel hard nodig had’

Hij moest hoog nodig even weg uit Nederland, waar alles zo muurvast zat als de dolgedraaide wielbout van Bottas. Dus pakte Bart Nijman de auto naar Portugal. ‘In de nagenoeg verlaten stadjes aan de Zuid-Portugese kust broeit de anticipatie op een goed toeristenseizoen.’

Bart Nijman

Iedere ochtend bij het eerste licht is een lebber mijn wekker. Tita, een van de drie honden van Arthur van Amerongen, heeft de goede gewoonte om de aanwezigheid van huisgasten te erkennen met een flinke ochtendslobber van de natte lap. Aansluitend springt de kleinste van het trio, Matcha, op het bed, snuffelt wat aan verse muggenbulten en paait daarna om een belly rub.

De strandstoffige slaapkamer barst van de ogenschijnlijk onzinnige artefacten. Een keramieken eend, kitscherige schelpenkunst, een plastic Eiffeltorentje en een in onbruik geraakte fotocamera. Een muur vult zich met meccano-achtige stalen stellingkasten die honderden boeken herbergen. Het rijke leven van Arthur is geestelijker dan geldelijk en dat is een mengverhouding die ikzelf precies verkeerd om bleek te hebben geroerd.

In Nederland zat alles muurvast, onverbiddelijk, als de dolgedraaide wielbout van Valtteri Bottas in Monaco. Opgebouwde spanningen over talloze niet nader te duiden gebeurtenissen verwrongen de geest en alle krampachtigheid die door het virus in anderen is aangewakkerd, voorkwamen dat het los kon komen. Zo’n pandemie moet de grootste naoorlogse gebeurtenis van een generatie heten, meeslepend is de tergende saaiheid van het vleermuisvirus allerminst. Corona heeft vooral vingerwijzers en vreesgeraniums in een land van 17 miljoen boa’s wakker gekust en moreel gezag gegeven. Nederland was al nooit mijn favoriete land, maar mijn frustratie dreigde nu echt in afkeer om te slaan.

Niet dat iemand zich daar wat van aantrok, de donderwolk dreef vooral boven mijn eigen hoofd. ‘Ga dan gewoon even weg. Je bent vrijer dan je denkt,’ sprak mijn veel wijzere vrouw, die mijn dreigement om dat dan wel gelijk de volgende ochtend te doen als een blijde tijding aanvaardde.

Anderhalve dag en 2500 kilometer later parkeerde ik – ongetest, ongevaccineerd en ongecontroleerd, en slechts een schandalig bedrag aan Frans tolgeld lichter – de twintig jaar oude stationwagen in het golfplaten koetshuis van Villa Vischlugt, waar onbewolkte zon, zilte zeelucht en een grote hoeveelheid kleine flesjes Sagres alles zachtjes zalig maakten.

Een etmaal later voelde zelfs een crackhuis in een Portugees dorp voor daas dolende heroïnejunks in een armoedig hoekje van de Algarve als een vrije ademteug in vergelijking met de gebureaucratiseerde bekrompenheid van Nederland. (Het relaas daarover is te vinden op GeenStijl.)

In de nagenoeg verlaten stadjes aan de Zuid-Portugese kust hangt nu nog een rust die twijfelt tussen sereen en gelaten, maar ook broeit in Albufeira en Portimão, of wat verder landinwaarts in de heuvels rond Silves, de anticipatie op een goed toeristenseizoen.

Veel Portugezen dragen weliswaar braaf de stupide mondlap in buitenlucht of auto, edoch: terrassen en restaurants zijn onbeperkt open, en de menu’s zijn zowel goedkoop als smakelijk. Maar vooral de laconieke levenshouding van mijn gastheer was de lebber die ik even heel hard nodig had.

Column
  • ProShots