Premium

Adelheid Roosen: ‘Ik voelde me een verstoten kind’

Ze is een van de grandes dames van de Nederlandse theaterwereld, een vrouw met een uitgesproken mening en met lak aan taboes. Alles kan en mag, vindt Adelheid Roosen (63), mits je de juiste intentie hebt. ‘Veel mensen willen elke vorm van controleverlies in de openbare ruimte vermijden. Ik niet. Als ik moet huilen, laat ik het gaan. Soms drentel ik tranend over straat.’

Adelheid Roosen

Ben jij nou zo bijzonder of is de rest van Nederland zo gewoon? Een simpele vraag, zou je denken. Adelheid Roosen denkt daar anders over. Zoals ze over veel dingen anders denkt dan ‘de rest’. Ze neemt een trek van haar sigaret, inhaleert grondig en sluit haar ogen. Haar lippen vormen een vuurrode streep dankzij haar kenmerkende lippenstift. Vijf... tien... twintig seconden lang lijkt de Zoom-verbinding stil te staan. Wat niet zo is. Adelheid denkt na. Dat doet ze vaker tijdens het gesprek. Wie vindt dat dat enigszins theatraal overkomt, heeft gelijk, want álles is theatraal aan Adelheid Roosen. Haar manier van praten, haar bewegingen, hoe ze denkt, ademt, leeft en hoe ze om de tien minuten het lange haar elegant doch gedecideerd uit haar nek zwiept.

Een gesprek met Adelheid Roosen, eind juni is ze 63 geworden, is als een privévoorstelling. Je zit op de eerste rij van een bij vlagen absurdistisch stuk met elementen van een komedie en een drama tegelijk. En je probeert maar te volgen waar ze naartoe gaat. Haar bij te houden. Mee te gaan in haar wereld. Want Adelheid kan het antwoord op je vraag pas vier vragen later geven of iets zeggen waar je pas na duchtig doordenken chocola van kan maken. Dat doet ze niet om de vragen te ontwijken, het is de manier waarop haar brein werkt. Het meandert, het woelt, wikt en weegt. En het is een feest, zo’n gesprek met Adelheid Roosen, de theater- en documentairemaker, actrice en artistiek leider van theatergroep Adelheid+Zina. Juist omdat het zo vervreemdend is, zo buiten alle hokjes, wars van conventies en vrij van taboes.

Ze ademt uit, opent haar ogen, kijkt doordringend naar de camera van haar computer en zegt: ‘God, man, wat een ontzettend moeilijke vraag.’

We zitten hier ook niet voor onze lol, Adelheid.

Ze lacht hard en langdurig: ‘Ik weet het, godverdomme, ik wéét het!’

Dus nogmaals, ben jij nou zo bijzonder of is de rest van Nederland zo gewoon?

‘Jaja, ik hoorde je, maar ik vind dat dus moeilijk te beantwoorden. Ik wil het ook voorzichtig zeggen, want anders denken mensen dat ik iets heel gewichtigs van mezelf vind. Het zal te maken hebben met mijn vader, die mij al jong leerde om na te gaan wat mijn eigenbelang was en dat op tafel te leggen. Dat knarste in mijn hersens, als kind, ik vond dat heel moeilijk, begreep het niet, maar ik ben hem daar met terugwerkende kracht heel dankbaar voor. Omdat ik leerde meegaan in zijn denkproces. Als ik een fout maakte, legde hij uit dat dat bij hem een dilemma opleverde. Want hij hield van mij, maar moest ook een grens trekken. Daar was hij open in. En dat ben ik dus ook. Altijd. Als ik in een vergadering zit, ben ik geneigd om direct in het begin te zeggen hoe graag ik het project waar we over praten zou willen doen. Geen omfloerste bewegingen, maar duidelijkheid. Dus ook als ik iets niet fijn vind, het ergens moeilijk mee heb of voel dat er spanning zit. Ik loop na zo’n vergadering liever fluitend naar huis met lege handen, maar met mijn vrijheid, dan dat ik in een project zit waarin ik stap voor stap gevangen word gezet.’

Ik liet me elke dag testen. Ik wilde mevrouw Bot uit het verzorgingstehuis geen boks geven als ze met open armen op me afkwam. Ik wilde haar omarmen

Over projecten gesproken: in een tijd dat vrijwel de gehele culturele sector op zijn gat lag, was het bijna onmogelijk om een afspraak met jou te maken. Hoe kan het dat jij het zo druk had?

‘Ik denk dat ik in die anderhalf jaar een week bij een vriendin in de buurt van Zwolle heb gezeten: dat was de enige vakantie die ik heb gehad. Ik heb inderdaad alsmaar gewerkt. Ook aan andere dingen dan waar ik normaal aan werk. Aan een nieuwe website bijvoorbeeld, waarvoor ik in mijn archief moest duiken. Zo kwam ik bij De Oversteek, een voorstelling uit 2014, waarin ik samen met honderd wijkbewoners een voorstelling van Toneelgroep Amsterdam binnenbrak. We wandelden met zijn allen tijdens het toneelstuk de donkere theaterzaal in naar het podium, waar we ons aan het slot van de reguliere voorstelling tussen de acteurs uitkleedden, onze pyjama’s aantrokken, de slaapzakken uitrolden en bleven slapen. Want een schouwburg is ook een soort herberg: er zijn kleedkamers, douches, toiletten en een kantine. Dus sliepen we daar met die honderd mensen die nooit in het theater kwamen. Omdat ze schroom hebben, denken dat ze niet in dat gebouw horen of er simpelweg de financiën niet voor hebben. Ik wilde dat gebouw weer toegankelijk maken. Dat lijkt zo simpel, maar dat soort projecten maakt mij ontzettend gelukkig. Maar wacht even, wat vroeg je nou eigenlijk?’

Waarom jij het zo druk had.

‘Ja, dat was het. Sorry, ik werd weer meegezogen in die voorstelling. Het kwam doordat we door ons wijkwerk eenzaamheid en huiselijk geweld zagen toenemen en konden verlichten, ons houdend aan de regels die covid ons voorschreef. En ik zou met tachtig vrouwen het podium opgaan voor een voorstelling: Doula’s van de Stad. Vrouwen die altijd klaarstaan voor hun wijk, hun stad. Vrouwen aan wie ik een ode wilde brengen vanwege het prachtige, ontroerende werk dat ze doen. Dat ging dus niet, maar we hebben via Zoom gesprekken gevoerd en die zijn we gaan filmen. Het is uiteindelijk een zeer intieme film geworden. En Hugo Borst en ik hadden nog draaidagen staan voor onze tv-serie Thuis op Zuid. Die hebben we gewoon gedaan: ik heb me elke dag laten testen. Die inspanning vind ik niet erg. Ook omdat ik mevrouw Bot uit het verzorgingstehuis geen boks wilde geven als ze met open armen op me af kwam. Ik wilde haar omarmen.’

Inmiddels zijn jullie zelfs bezig met een derde serie. Wat moet er nog meer over Alzheimer verteld worden?

‘In de eerste serie ging het om het instituut, in de tweede om de thuiszorg en in de derde ligt de focus op de dood. Of eigenlijk meer op het fenomeen van het afscheid nemen, op alle fases daarvan. En over het dilemma van de wilsbeschikking. Dat laatste is lastig. Die beschikking is er om de mens te beschermen die niet meer goed in staat is zelf te beslissen. Wat nodig is, want er zijn geregeld kinderen die hun vader en moeder best op een edele manier om het leven willen brengen om er vervolgens met de poen vandoor te kunnen. Maar zij is er ook om mensen met Alzheimer het recht te geven het leven te verlaten.’

Waarom klik jij zo goed met Hugo?

‘Hugo is een heel prachtig, gevoelig mens voor wie alles bespreekbaar is. Hij is net als ik heel transparant over zichzelf. Wat ook fijn is, is dat we over bepaalde dingen anders denken. Dat is goed voor de serie. Hugo vindt bijvoorbeeld dat het echt klaar is als hij zijn eigen billen niet meer kan afvegen. Ik denk daar anders over, vraag me dan af wat zijn zoon daarvan vindt, maar dat mondt niet uit in een debat. We bestrijden elkaar niet, we bevragen elkaar. En ik ben fysieker dan Hugo. Ik ging tijdens de serie met een schat van een vrouw in bad, een moeder van een heel groot gezin. Hugo liep naar de badrand, gaf me een kus op mijn hoofd, zei dat ik het vooral lekker moest hebben, maar dat hij dat niet zou kunnen. Van het verschil genieten we, we laten elkaar vrij en proberen elkaar vooral te stimuleren.’

Jullie hebben beiden ook een prettige vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid.

‘Ja. Ja! Dat is wat Hugo als eerste zei toen we elkaar ontmoetten: wij zijn twee cowboys. Dat activistische zit in ons allebei, daar vonden we elkaar meteen. Wij hebben geen huiver, willen het systeem bevragen. Maar zonder ruw te worden. Ik wil niet voor Hugo spreken, maar eigenlijk leggen we een nieuw voorstel neer. En als dat niet lukt, is het niet erg. Ik kan mijn eigenbelang goed uitschakelen. Ik kan heel makkelijk verliezen.’

Wat trekt jou in dit soort zware onderwerpen? Het kan toch ook weleens wat lichter, Adelheid?

‘Ik snap wat je bedoelt, maar ik ervaar fundamenteel op de dingen ingaan als licht. Als mij nu iets overkomt, zou ik me dus ook veilig voelen bij jou, dan ben jij mijn man. Dan zou ik willen dat jij je armen uitsteekt en mij opvangt. Zoals ik dat andersom ook voor jou zou doen. Veel mensen willen dat voorkomen, willen die zwakte niet aan anderen laten zien. Ze willen elke vorm van controleverlies in de openbare ruimte vermijden. En als het gebeurt, hebben ze de neiging zich direct te verontschuldigen. Dus als ze in een tram een huilbui op voelen komen, sparen ze die op, rennen naar huis om daar, tussen de vier muren van die zogenaamde privacy, te huilen. Maar thuis hebben ze vaak geen tranen meer. Ik ben al heel lang geleden gestopt met dat opsparen. Ik huil in het moment, geef me daaraan over. Niet geforceerd, maar als het moet, laat ik het gaan. Soms drentel ik tranend over straat. Ik ben verliefd op de openbare ruimte en zie wel hoe anderen daarop reageren. Ik wil leven met vertrouwen in andere mensen. Dat is voor mij de essentie van mens zijn.’

Die maatschappelijke betrokkenheid van jou, heb je die al sinds je jeugd?

‘Ik nam vroeger weleens zwervers mee naar huis om mee te spelen. Mijn moeder schrok zich natuurlijk dood, want naar welk beeld kijk je als je kind van zes hand in hand met twee onbekende mannen thuiskomt? “Mam, ik ga met mijn nieuwe vrienden spelen, mogen zij ook thee?” Dus ja, ik heb het altijd gehad, die fascinatie voor “samen leven”. Dat zal terug te voeren zijn op mezelf, omdat ik me een verstoten kind voelde, omdat ik een moeilijke relatie had met mijn moeder. Zij had een gruwelijke hand van opvoeden, waardoor ik vanaf mijn geboorte in een soort gevangenschap terechtkwam. In een gevangenis waarvan mijn moeder de cipier was. Het is goed gekomen met mij, maar het was een ongelukkige jeugd en het blijft altijd een pijnplek. Een pijnplek die ook mijn aandachtspunt naar buiten is: elke vorm van verstoting is voor mij niet te doen. Dus als ik op een receptie de mevrouw zie die daar elke week schoonmaakt, ga ik haar even voorstellen aan de burgemeester. Ik heb altijd de neiging verbindingen te maken, ik vind dat mensen met mensen moeten zijn.’

Dan was de afgelopen anderhalf jaar extra zwaar voor je.

‘De grap is dat de mens vaak bestaat uit tegenstellingen. En dat ik dus ook enorm goed alleen kan zijn. Ik heb daar nul last van, ik vind het heerlijk.’

En fysiek?

‘Ik ben niet ziek geworden. Wat ik fijn vond, want ik ben een roker.’

Goed moment om te stoppen.

‘Ik ben gaan minderen. Ook omdat ik niet meer op mijn fiets door de stad ging, nergens meer kwam en alleen maar in mijn atelier zat.’

Heb je angst gehad?

‘Nee. Want als je het filosofisch bekijkt, was dit de enige manier om eens goed aan de systemen te schudden. Dit kan fout geïnterpreteerd worden en heel schraal klinken voor mensen die grote verliezen hebben geleden tijdens de crisis, maar er zijn heel veel mensen gelukkig geweest tijdens die crisis. Dat is een nieuwe schaamte, een groot taboe. Daar hadden ze het niet over aan de talkshowtafels.’

Het was ook de tijd dat je na achttien jaar besloot een punt te zetten achter je relatie met acteur Titus Muizelaar.

‘We maakten samen met George Groot en Lineke Rijxman Rijsen&Rooxman, DeDikkeMuiz&Sjors, een autobiografische voorstelling over de liefde. Ik onderzocht daarin of mijn relatie nu aan of uit was. En door die voorstelling te maken en te spelen, ontwikkelde zich ook het relatieproces. Na afloop van de tournee besloten we om de relatie te ontbinden. We lopen nu op twee parallelwegen. Door die lockdowns had ik tijd om gedachten en gevoelens toe te laten. Wat ik een geluk vind in deze voortracende samenleving, die meer van ons vraagt dan gezond is. Ik had tijd om te reflecteren.’

En wat kwam daaruit?

‘Dat het zo goed is. Ik blijf lang in een relatie, ben daarin heel trouw, sla niet met deuren en ben niet van het schelden. Ik denk lang na, bevraag de dingen heel subtiel, tot ik bij het punt kom dat ik denk: het is klaar.’

Dacht Titus daar ook zo over?

‘Ik vind het heel moeilijk om voor hem te praten, ik weet niet hoe ik dat moet doen. Maar in de voorstelling ligt alles open. We gaan hem binnenkort weer spelen, dus daar kun je zelf het hele proces volgen.’

Marcel van Roosmalen zegt: ik vind het zo pathetisch als mensen openlijk over de liefde praten.

‘Ik zou hem en ieder ander gunnen om met terugwerkende kracht ons repetitieproces mee te maken. Dat was... wow... Het was confronterend, maar tegelijk een soort kinderfeestje van vier volwassen mensen. We houden alle vier heel erg van deze voorstelling. Hoewel het een pijnlijk proces is, ondanks de confrontaties. Wat ook hielp, was dat we na elke repetitie de volgende dag begonnen met een kop koffie en een moment om ieder de gelegenheid te geven om te zeggen wat ons de dag ervoor had dwarsgezeten, wat pijn had gedaan. We spraken net zo lang tot alle ruis eruit was.’

Waarom moet het publiek deelgenoot worden van zoveel pijn?

NRC schreef dat het stuk “een verpletterende daad van liefde” was. En pijn hoort bij de liefde. Ik merk ook dat het leeft bij het publiek. Dat er mensen in de zaal zitten die al zeven jaar hetzelfde voelen, maar niet weten tegen wie ze het moeten zeggen. Of het gewoon niet durven te zeggen. Je kunt deze voorstelling heftig vinden, maar is het niet net zo heftig om alles in je te houden? Om alles gesloten te laten? Als je dat allemaal met je mee moet dragen... dat vind ik veel heftiger.’

Mijn moeder had een gruwelijke hand van opvoeden, waardoor ik in een soort gevangenis terechtkwam, waarvan zij de cipier was

Is het moeilijk om een relatie met jou te hebben?

‘Kijk, de mannen die met mij een relatie zijn aangegaan, zijn natuurlijk niet gek. Ergens tijdens die hele paringsdans voelen ze wel hoe ik in elkaar steek. Ze doorgronden me nog niet, maar instinctief, onderbewust, snappen ze het. Ik spreek niet voor Titus en dit zijn dus niet zijn woorden, maar ik voel in hem een opgelopen beschadiging. Iets wat hem heeft doen besluiten dat hij dat gebied niet kan openen. En ik ben iemand die dat gebied de hele tijd aanraakt. Niet om hem te sarren, dat gaat onbewust. Omdat mijn hele wezen gaat over het ontvouwen van iets.’

Het woord taboe staat niet in jouw woordenboek, hè?

‘Nee. Niet als een verhaal zich mag ontvouwen, als ik het als kunstenaar aan mag raken. Bovendien vel ik nergens in mijn werk een oordeel en zal ik nooit iets doen vanwege sensatiezucht.’

En je eigen dood? Wordt dat ook theater of is dat toch een taboe?

‘Ik ga op het moment zelf kijken wat het beste voelt. Ik heb er op dit moment twee beelden bij. Bij het ene ben ik helemaal alleen, maar het kan ook zijn dat ik met vijf vrienden rond mijn bed zit. Ergens tussen die twee extremen zal het zijn. Ik reisde ooit in Mexico waar ik rond Oaxaca iets meemaakte bij een stam. Er was daar een man die stervende was, zijn stam verliet, een boom zocht en daar ging liggen wachten tot de dood hem kwam halen. Net als dieren dat doen. Die voelen iets, nestelen zich ergens en gaan liggen tot ze doodgaan. Dat vermogen heeft de mens dus ook. Dat is niet een ambitie, maar ik vind het wel een heel mooi beeld: dat je vrede hebt kunnen vinden met dat het leven eindig is. Daarom gaan we met het nieuwe seizoen van Thuis op Zuid al die vormen van afscheid benoemen. Ook dat klinkt misschien weer heftig, maar de opluchting van goed afscheid nemen is zo mooi, daar zit schoonheid in. Afscheid kan helend zijn, ondanks de enorme huilbui die erbij kan komen kijken. Het is het wegspoelen van die dichtgemetselde provisiekast in je hoofd, vol doosjes die je nooit kon aanraken. Dus als ik bevriende kunstenaars zou kunnen vinden die met mij een installatie van dat levende sterven met mij willen maken, zou ik dat wel willen. Dat gaat me ook hier niet om sensatie, maar om het publiek: om met hen hun eigen rouw te kunnen verwerken door ons te spiegelen aan elkaar. Daar gaat het om. Ze hoeven niet met mij bezig te zijn.’

Sta jij weleens uit, Adelheid Roosen?

Lachend: ‘Daar sla je wel de spijker op z’n kop. Ik denk het niet, maar dat is niet erg. Ik houd van het schudden aan de systemen, dat leeft altijd in mij, is iets fundamenteels. En dat doet uiteindelijk iedereen goed. Inclusief mijzelf. Want als ik een ander kan inspireren, iemand in zijn kracht kan zetten, waardoor hij een wereldidee krijgt, ga ik ook stromen. En dát is levensvreugde.’

NIEUWE REVU ONTMOET ADELHEID ROOSEN

Waar?

In haar atelier tijdens twee Zoom-sessies.

Iets genuttigd?

Adelheid rookte in totaal drie sigaretten en dronk een kopje koffie.

Verder nog iets?

De journalist en de grande dame beloofden elkaar plechtig dat een volgend interview op een terras of in een café gaat plaatsvinden, want dat ‘gezoom’ moet nu maar eens afgelopen zijn.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Showbizz
  • Sacha de Boer