James Worthy

‘Wraakgevoelens maken het hoofd troebel’

Columnist James Worthy is in Parijs voor de Champions League-finale. 'Ik wil geen wraak, nee, ik wil overmorgen op de dansvloer van een Parijse nachtclub ontwaken als een winnaar. Met de baard vol confetti en een hart vol uitgekomen dromen.'

James Worthy

Ik zit in een busje naar Parijs. Morgen speelt Liverpool de Champions League finale tegen Real Madrid.

‘Probeer er een beetje van te genieten, jongen,’ stuurt mijn moeder op WhatsApp, maar ze weet hoe mijn zwalkende hoofd werkt. Daar waar spanning woont, verhuist het genieten vrijwel direct naar de meest onvindbare stad.

Ik hou van finales, maar ik haat finales. Ik ben niet gemaakt voor alles of niets. Aan de top van iets staan is prachtig, maar je kunt de top alleen bereiken als je af en toe ook in de afgrond durft te staren. Nietzsche zei het al in 1886: ‘Als je in de afgrond staart, staart de afgrond naar je terug.’ En de afgrond heeft meestal grotere ogen. Dat is wat een finale is. Langs de afgrond kunnen kijken. Door de gladiolen de dood niet meer kunnen zien.

In 2018 ging de Champions League-finale ook tussen Liverpool en Real Madrid. Madrid won omdat het verder durfde te gaan. De Spanjaarden in hun maagdelijk witte shirts gingen koninklijk over de schreef. Na een illegale armklem van Sergio Ramos moest talisman Salah het veld geblesseerd verlaten. De Liverpool-spelers die op het veld bleven staan, waren in zijn afwezigheid op elf plekken gebroken. Het geloof was weg. De goddelijke zelfverzekerdheid maakte plaats voor atheïstisch geslenter. Ramos had in zijn eentje de diamanten van Lucy uit de lucht gevist en was erop gaan stampen. In de tweede helft van de wedstrijd danste hij de flamenco over de scherven. Real won de finale omdat het goddelijk uit de maat durfde te dansen.

Morgen kan Liverpool wraak nemen voor 2018, maar wraak is een gevaarlijke danspartner. Eerst neem je wraak en daarna neemt wraak jou. Het klinkt als Nietzsche light, maar het is de waarheid. Wraakgevoelens maken het hoofd troebel. Je wilt zo graag iets doen dat het denken verdwijnt.

Ik wil geen wraak, nee, ik wil overmorgen op de dansvloer van een Parijse nachtclub ontwaken als een winnaar. Met de baard vol confetti en een hart vol uitgekomen dromen.

Ons busje rijdt Parijs binnen. Alles is rood. Op de radio zeggen ze dat er meer dan 100.000 Liverpool-supporters naar de lichtstad zijn afgereisd. Met z’n allen kunnen we de afgrond vullen.

Een uurtje later beklim ik de Eiffeltoren. Een toren die ik eigenlijk nooit heb begrepen. Het is een bijzonder lelijk ding, maar soms moet je naar de top van een lelijk ding klimmen om te kunnen zien hoe mooi de omgeving is. Ook dat is wat een finale is. De Eiffeltoren telt 1665 traptreden. De finale is de beklimming en alleen als je verliest moet je met de trap terug naar beneden. Als je wint, blijf je voor altijd boven.

Ik kijk naar Parijs. Alles is rood met wit. La vie en rose. Vanaf boven lijkt iedere Liverpool-supporter met grijs haar op mijn overleden vader. Het is mijn fantasie die weer eens een loopje met de werkelijkheid neemt. Het is een wonderschoon loopje. Misschien lopen we daarom nooit alleen.