/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F02%2FhnX2Cpw6fu3gBQ1738853889.png)
Op een zonnige dag in april 1980 loopt Carvina Poveda in het noorden van Ecuador een supermarkt binnen. Vanuit het niets verschijnt er een man van middelbare leeftijd voor haar neus. De man grijpt naar haar 12-jarige dochter Maria en rent richting de uitgang. Zowel Carvina als Maria gilt de hele supermarkt bij elkaar en al snel wordt de kidnapper omringd door een boze menigte. De dader wordt gearresteerd, maar wil op het lokale politiebureau niet vertellen wie hij is, of waarom hij Maria wilde ontvoeren. Alleen dat hij een volgeling van God is.
De autoriteiten vermoeden dat zij de zoveelste mafklapper hebben ingerekend. Misschien praat hij wel met een priester, bedenkt een agent. Dat doet de dader, en hoe. Pater Córdoba Gudino wordt opgeroepen en bezoekt de man in zijn cel. Wat de missionaris vervolgens allemaal te horen krijgt, doet hem bijna zijn eigen geloof verliezen. ‘Hij bekende zulke vreselijke, brutale en gewelddadige zaken dat ik niet meer naar hem kon blijven luisteren,’ verklaart Gudino later tegen de politie. ‘Eerst verkrachtte hij de meisjes. Daarna wurgde hij ze, terwijl hij recht in hun ogen staarde terwijl hun leven wegsijpelde. Op dat moment bereikte zijn seksuele opwinding een hoogtepunt.’
Voor zowel Gudino als de Ecuadoriaanse politie is het al binnen een minuut duidelijk met wie zij het genoegen hebben. Dit is niet de zoveelste mafklapper, maar het ‘Monster van de Andes’. De beruchte en ongrijpbare Colombiaan die in de afgelopen jaren honderden meisjes uit Peru, Ecuador en Colombia verkrachtte en vermoordde.

Door een stomme fout liet hij zich nu pakken en in 1981 wordt hij veroordeeld voor zijn gruweldaden tot slechts zestien jaar cel. En dus gebeurt in 1994 het ondenkbare: het ‘Monster van de Andes’ komt op vrije voeten wegens ‘goed gedrag’. Vier jaar later wordt hij doodleuk gezond verklaard na een kort verblijf in een mentale inrichting. Sindsdien loopt de grootste seriemoordenaar aller tijden weer vrij rond. Tot op de dag van vandaag.
Ware hel
Pedro Alonso López wordt geboren op 8 oktober 1948 en groeit op in de heuvels rondom Bogota. Zijn jeugd is een ware hel. Zijn moeder Benilda is een prostituee die thuis haar klanten ontvangt, zijn vader Megdardo is al vermoord voordat Pedro geboren wordt. Als kleine jongen voelt Pedro zich nergens veilig. Buiten op straat is het altijd onrustig door La Violencia, de burgeroorlog die tussen 1948 en 1958 de dorpen en steden van Colombia verscheurt.
Thuis is het niet veel beter; een komen en gaan van hoerenlopers die zijn moeder mishandelen. Pedro slaapt tussen zijn twaalf broertjes en zusjes, kinderen die Belinda allemaal overhield aan haar werk. Zelfs slapen lukt hem amper. Belinda bevredigt haar klanten in dezelfde slaapkamer als waar haar kinderen slapen. Het gekreun van zijn seksende moeder, de kwaadwillende mannen die haar mishandelen, zijn eigen moeder die hem weer mishandelt met een bezem; het zijn de eerste trauma’s die later op vreselijke wijze tot uiting zullen komen.
Ondanks alles ontpopt Pedro zich als een vrolijke jongeman. Getuigenissen van buren en dorpsbewoners spreken van een vriendelijk en ambitieus jochie, die droomt van een carrière als leraar. Zover komt het niet. Pedro is 9 jaar als hij door zijn moeder op straat wordt gezet. Maar niet voordat Benilda de voeten van haar zoon verbrandt met een kaars, om zijn eerste stappen als dakloos kindje nét iets traumatischer te maken. Later zal Benilda verklaren dat ze dit allemaal deed omdat Pedro ‘probeerde een van zijn zussen te verkrachten’.
Pedro vindt, met de blaren op zijn voeten, zijn weg naar Bogota, waar hij zich mengt tussen het legioen van anonieme, dakloze kindjes. Op een dag wordt Pedro opgemerkt door een ‘vriendelijke meneer op straat’, zoals hij het later zelf zegt, ‘die mij eten en een logeerplek aanbood’. Die vriendelijke meneer blijkt een beruchte pedofiel die Pedro meeneemt naar een verlaten gebouw waar hij meermaals wordt verkracht. Een jaar later lijkt hij dan eindelijk een beetje mazzel te hebben. Een gezin adopteert hem en schrijft het getraumatiseerde jochie zelfs in bij een school voor weeskindjes. Een nieuw huis, een nieuwe school, nieuwe vrienden. Maar dan blijkt een leraar op zijn school, stomtoevallig, ook een berucht kindermisbruiker. De 10-jarige nieuweling wordt zijn zoveelste slachtoffer.
Wéér loopt Pedro diepe, emotionele wonden op. Dit wil hij natuurlijk nooit meer meemaken en dus sluit hij zich aan bij een jeugdbende, waarin hij zich veilig waant. Zo raakt hij aan de drugs en in de kleine criminaliteit. Pedro steekt andere straatkinderen met messen, rookt basuco (een goedkoop mengsel van cocaïne, baksteenstof en krijt) en zoekt in verlaten gebouwen naar voedsel.
Auto’s stelen
In zijn tienerjaren heeft hij zijn droom om leraar te worden definitief ingeruild voor zijn andere talent: auto’s stelen. Pedro is er een meester in en verkoopt rond zijn twintigste bijna dagelijks gestolen bolides door aan chopshops. Tot hij in de kraag wordt gevat door de Colombiaanse politie. Pedro is 21 jaar als hij zeven jaar naar de gevangenis moet. Wéér wordt hij verkracht, ditmaal door een hele groep oudere en sterkere criminelen, die Pedro als hun seksspeeltje zien. Maar deze keer doet de getergde Colombiaan iets terug. Met een geïmproviseerd mes snijdt hij een voor een de kelen door van zijn verkrachters. Het levert hem slechts twee jaartjes extra op in de nor. Volgens de rechter handelde Pedro uit zelfverdediging. Toch eindelijk een klein beetje geluk.
Het vermoorden van mensen deert hem niet. Integendeel: het doorsnijden van die kelen heeft voor een enorme kick gezorgd. Genot zelfs. Op nieuwjaarsdag 1978, negen jaar na zijn eerste veroordeling, komt Pedro op vrije voeten. Hij is allang niet meer het beleefde jongetje van vroeger. Ook niet de rebelse autodief van tien jaar geleden. Pedro Alonso López is nu een gevaar voor iedereen. Iemand die geroken heeft aan het genot van moorden. Een man met ongekende trauma’s én een grenzeloze haat jegens vrouwen, gevoed door de verstoorde relatie met zijn moeder. In zijn ogen zijn vrouwen – jonge meisjes vooral – allemaal hoeren die het niet verdienen om te leven. Net als zijn moeder.

Met deze broeiende mix van haatgevoelens en psychotische gedachten steekt de 29-jarige Pedro begin 1978 het Andes-gebergte over, richting het zuiden van Peru, waar hij neerstrijkt in de regio Ayacucho. Hij heeft er nog maar één doel voor ogen, die hij later zelf zal omschrijven als zijn ‘levensmissie’: het vermoorden en verkrachten van zoveel mogelijk kleine meisjes. In de weken en maanden die volgen, verdwijnen er tientallen uit diezelfde regio. Het zijn voornamelijk meisjes tussen 9 en 12 jaar uit inheemse gemeenschappen, woonachtig in bergdorpen en afgelegen gebieden.
De lokale autoriteiten zitten met de handen in het haar. Gedacht wordt aan mensenhandel, of gewoon kinderen die zelf zijn weggelopen, twee veelvoorkomende problemen in het Zuid-Amerika van de jaren zeventig en tachtig. In ieder geval niet aan een monsterlijke seriemoordenaar en -verkrachter.
Pedro blijft zijn gang gaan, totdat hij op een dag, in de straten van Ayacucho, door lokale bewoners wordt betrapt. Net als hij een 9-jarig meisje probeert weg te lokken, grijpt een groep inheemse Peruanen in. Ze weten meteen dat dit het monster is dat verantwoordelijk is voor al die recente verdwijningen. Uit blinde woede besluit de menigte Pedro niet aan de politie te overhandigen, maar zelf mee te nemen naar hun afgesloten berggemeenschap. Om hem aldaar levend te begraven. ‘Toen ze ontdekten wat ik hun dochters had aangedaan, bonden ze me vast en begroeven ze me in het zand tot aan mijn nek,’ zal Pedro later in een politieverklaring terugblikken. ‘Ze smeerden mijn hoofd in met siroop, om mij door de mieren te laten opeten.’
Met een geïmproviseerd mes snijdt hij een voor een de kelen door van zijn verkrachters. Het levert hem slechts twee jaartjes extra op in de nor
Zover komt het niet. ‘Er kwam net op tijd een Amerikaanse missionaris langs in haar jeep. Zij redde mij en beloofde dat ze mij aan de politie zou uitleveren.’ Met tegenzin laten de Ayachuco’s de seriemoordenaar weer gaan, maar bij het politiebureau zou hij nooit aankomen. Of hij met behulp van de Amerikaanse vrouw is gevlucht, is nooit achterhaald. Zeker was wel: het ‘Monster van de Andes’ was weer vrij.
Gewurgde meisjes
Wéér verdwijnen er tientallen inheemse meisjes, ditmaal in Colombia en Ecuador. Wéér gaat de politie uit van mensenhandel en weggelopen kinderen. Tot op een dag in april 1980, wanneer een natuurramp de gruweldaden van Pedro letterlijk onthult. In Ambato, een stad in centraal Ecuador, wervelt een allesvernietigende overstroming door de straten en honderden mensen verdwijnen. De reddingswerkers vinden een handjevol vermiste personen terug, maar ook de lichamen van vier jonge meisjes. Wat opvalt: deze meisjes zijn duidelijk gewurgd. Bovendien waren zij al een poosje opgegeven als vermist. Conclusie: Pedro Alonso López is weer actief. Een paar dagen later gaat diezelfde Pedro opnieuw in de fout, als hij Carvina Poveda en haar dochter aanvalt in een supermarkt.
In de Garcia Moreno-gevangenis nabij Quito bekent de 32-jarige Pedro alles. Hoe hij ‘honderden meisjes’ had gewurgd, gedood en begraven. Drie per week, op zijn ‘hoogtepunt’. Hoe hij altijd voor de meisjes ‘met de meest onschuldige ogen’ ging en alleen maar voor inheemse meisjes, want: ‘Blanke meisjes worden te nauwlettend in de gaten gehouden door hun ouders.’ Hoe hij zich het liefst uitleefde op Ecuadoriaanse meisjes, omdat zij ‘volgzaam, zelfverzekerd en onschuldig zijn’. Colombiaanse meisjes waren lastiger, stelt Pedro, omdat ‘zij achterdochtig zijn tegenover vreemden’. Zijn motivatie voor de talloze moorden was altijd dezelfde geweest: ‘Ik wilde van zoveel mogelijk jonge meisjes hun onschuld afnemen, net zoals mijn moeder mijn eigen onschuld van mij had afgenomen toen ik 8 jaar was.’

In het enige interview dat hij ooit geeft, vertelt Pedro vanuit zijn cel in geuren en kleuren over zijn modus operandi. Zodra hij zijn zinnen op een meisje op straat had gezet, benaderde hij haar met een ‘geschenkje’ of ‘snuisterij’, zodat ze met hem zou meelopen. ‘Ik nam de meisjes mee naar een afgelegen plek, waar ik haar graf al had geprepareerd. Soms lagen daar ook nog de lichamen van mijn eerdere slachtoffers. Ik knuffelde de meisjes en verkrachtte ze vervolgens bij zonsopgang. Bij het opkomen van de zon raakte ik erg opgewonden,’ vertelt Pedro de journalist van National Examiner.
Terwijl het daglicht verscheen, genoot de Colombiaan er met volle teugen van hoe ‘een bepaald licht’ uitging in de ogen van zijn slachtoffers. ‘Het was alleen fijn als ik haar ogen kon zien. Ik heb nooit iemand ’s nachts vermoord. Dat zou zonde zijn geweest, ik moest ze bij daglicht zien. Er was een goddelijk moment waarop ik mijn handen om de nek van de meisjes sloeg en het licht in hun ogen zag uitgaan. Alleen degenen die moorden, weten wat ik bedoel. Het kostte de meisjes vijf tot vijftien minuten om te sterven. Ik was erg attent voor ze. Ik bracht een lange tijd met ze door, om er zeker van te zijn dat ze dood waren. Soms moest ik ze helemaal opnieuw vermoorden. De meisjes schreeuwden nooit, omdat ze niet verwachtten dat er iets zou gebeuren. Ze waren onschuldig.’
Daar eindigde Pedro’s duistere ritueel niet eens. Nadat hij de meisjes vermoordde, verkrachtte hij vaak ook nog hun levenloze lichamen. Pas daarna wierp hij hen in een uitgegraven gat in de grond. En nog was Pedro niet klaar met zijn ritueel. Vaak groef hij de meisjes op een later tijdstip weer op voor, zoals hij het zelf noemt, een ‘theekransje’. Hij voerde dan hele gesprekken met zijn levenloze munyakitas (‘poppetjes’), totdat hij verveeld raakte ‘omdat ze niets terug zeiden’. Pedro deed dit, zo verklaarde hij in het interview, omdat hij ‘het idee had dat de meisjes zijn gezelschap waardeerden en hij niet wilde dat ze zich eenzaam zouden voelen’. De politie geloofde het bizarre verhaal van Pedro maar deels. Ja, er waren meisjes verdwenen, maar niet zoveel als hij zelf zegt. Pedro schept graag op met dat getal: ‘110 stuks’.
Ook bij de gore details van zijn verslag werden vraagtekens geplaatst. Geen mens kan toch zulke ziekelijke dingen doen met jonge meisjes? Om te checken of hij de waarheid spreekt, neemt de Ecuadoriaanse politie Pedro mee naar een van zijn vermeende massagraven. En jawel, in een afgelegen gebied nabij Ambato, pal naast een gemarkeerd veld, graaft de delegatie maar liefst 57 lichamen van vermiste meisjes op. Allemaal tussen de 8 en 12 jaar oud, allemaal flink toegetakeld.
‘Het moment van iemand zien overlijden is opwindend. Op een dag, als ik vrij ben, zal ik dat moment opnieuw voelen. Ik zal blij zijn om opnieuw te doden. Het is mijn missie’
350 slachtoffers
Politie en experts beseffen amper wat zij meemaken. Kort na de gruwelijke ontdekking doet Pedro er nog een schepje bovenop en verklaart hij 350 slachtoffertjes te hebben gemaakt. Honderd in Peru, nog eens honderd in Colombia en honderdvijftig in Ecuador. Dit getal is nooit bevestigd, maar ook niet ontkracht. De vraag is: hoe kwam het ‘Monster van de Andes’ ruim twee jaar lang weg met deze onvoorstelbare killing spree? ‘Dit type crimineel weet dat het voor de autoriteiten erg moeilijk is om in dit soort afgelegen gebieden een moordzaak te onderzoeken,’ verklaart antropoloog-expert Esteban Cruz jaren later in El Tiempo. ‘Seriemoordenaars maken wel vaker misbruik van deze situatie.’
Het antwoord ligt ook in de passieve houding van de politie, die lange tijd uitging van mensenhandel en zelfverkozen verdwijningen als voornaamste oorzaak van de vele vermiste meisjes. Maar gelukkig is het monster nu gearresteerd en zal hij nooit, maar dan ook nooit meer zijn ziekelijke driften kunnen botvieren op onschuldige meisjes. Toch?

Op 25 januari 1981 staat Pedro terecht in de rechtbank van Bogota voor de bewezen moorden op 110 minderjarigen. De straf: zestien jaar. Nog minder dan de gemiddelde internationale strafeis voor een enkele moord. Hoe dat kan: de maximale gevangenisstraf die dan in Ecuador geldt, is zestien jaar. Zo bromt Pedro maar een maandje voor elk van de 110 vermoorde meisjes, waaraan hij schuldig wordt bevonden. En nul dagen voor de andere 240 die hij zou hebben verkracht en afgeslacht. In zijn cel zegt hij tegen de National Examiner: ‘Het moment van iemand zien overlijden is opwindend. Op een dag, als ik vrij ben, zal ik dat moment opnieuw voelen. Ik zal blij zijn om opnieuw te doden. Het is mijn missie.’ Forensische psychologen die Pedro in zijn cel bezoeken, concluderen een ‘volledig ontbreken van enig berouw’. Ook ziet hij zijn tijd in de gevangenis niet als straf, maar als beloning.
Ondanks deze dreigende woorden en conclusies komt de meest gevreesde seriemoordenaar in mensenheugenis in de zomer van 1994 gewoon op vrije voeten. Twee jaar eerder dan afgesproken zelfs, vanwege ‘goed gedrag’. Pedro wordt door Ecuador uitgeleverd aan Colombia, waar hij nog eventjes voor zijn leven moet vrezen. Volgens hardnekkige geruchten zal de seriemoordenaar in zijn thuisland voor het vuurpeloton moeten verschijnen. Dat gebeurt niet. Integendeel: aanklagers kunnen geen zaak maken tegen Pedro, want er zijn simpelweg geen lijken of getuigen. Hij komt ervan af met een gedwongen opname in een psychiatrisch centrum. Daar komen de experts analyses, labels en verklaringen tekort om de daden van het ‘Monster van de Andes’ te verklaren. ‘Sociopaat met een antisociale persoonlijkheidsstoornis’, ‘psychopaat zonder geweten of empathie’ en ‘crimineel met een grote vaardigheid in manipulatie en bedrog door het gebruik van woorden’. Na vier jaar mag Pedro alweer vertrekken: tot ziens en veel plezier in de buitenwereld. Het is dan 1998, het ‘Monster van de Andes’ is 49 jaar en op vrije voeten en de wereld houdt haar adem in.
‘Slechte zoon’
Eigenlijk moet Pedro zich maandelijks melden bij de politie, maar sinds zijn vrijlating in 1998 is niks meer van hem vernomen. De laatste die hem heeft gezien, is zijn moeder. Na zijn vrijlating gaat Pedro bij haar langs, na elkaar negentien jaar niet te hebben gezien. Niet om haar iets aan te doen, of om haar de schuld te geven van zijn vreselijke daden, maar alleen om even te zeggen: ‘Lieve moeder, kniel neer zodat ik je kan zegenen.’ En dan is hij weg. Benilda blijft beduusd achter, maar zal zich geen dag schuldig voelen over de gruwelijkheden van haar zoon. ‘Het is niet mijn schuld dat hij zo is geworden,’ zegt de vrouw in 1996 in een Colombiaanse krant. ‘Hij is gewoon een slechte zoon.’
De laatste keer dat Pedro Alonso López werd gesignaleerd, was op 2 september 1999. Dat was in Bogotá, toen de beruchte killer doodleuk een nationaal registratiekantoor binnenliep om zijn identiteit te veranderen. Pedro was 51 jaar, zag er onverzorgd en gehavend uit, maar kreeg toch een nieuwe staatsburgerschapskaart uitgereikt, met nummer 80.092.633. Wie dit nummer als politieagent in Colombia invoert, ziet een leeg strafblad op zijn computerscherm.
In 2002, nadat Colombia de maximumstraf voor moord eindelijk heeft opgeschroefd, gaat zijn land opnieuw achter Pedro aan. Ook zijn er dan nieuwe vermoedens van Pedro’s werk: de moord op een meisje in El Espinal, en later ook in Tunja. Een arrestatiebevel bij Interpol levert echter niets op.
Of Pedro in 2025 nog leeft? Of hij nog actief is? Waar hij dan is? Niemand die het zeker weet. Op zijn Wikipediapagina wordt Pedro omschreven als ‘de productiefste nog in leven zijnde seriemoordenaar’. Ook zijn moeder weet het zeker: ‘Hij is niet dood. Andere familieleden van mij zijn na hun dood aan mij verschenen in de vorm van een ‘aanwezigheid’, maar hij niet. Ik weet dat hij nog ergens rondloopt.’
Tot 2005 werd Pedro door Guinness World Records steevast omschreven als ‘meest productieve seriemoordenaar’. Die vermelding is inmiddels verwijderd, omdat veel mensen vonden dat hij zo overkwam als een soort winnaar. Omdat zijn moordcijfers nooit zijn bevestigd, deelt Pedro op veel websites zijn ‘eerste plek’ als dodelijkste seriemoordenaar met Luis Garavito, een landgenoot die in de jaren negentig zeker 138 jongens verkrachtte en vermoordde. Het ‘Monster van de Andes’ zou inmiddels 76 jaar zijn. En volgens Dirk Gibson, de schrijver van het boek Serial Killers Around the World, nog steeds actief. ‘Over het algemeen gaan seriemoordenaars door met moorden totdat ze worden gestopt.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct