James Worthy

James Worthy: 'Mijn buurjongen gaat uit huis, zijn moeder staat huilend in de deuropening'

'De oude rugzak van mijn buurjongen hangt nog aan de vlaggenstok, maar hij vertrekt nu naar Utrecht om Journalistiek te studeren' 

James Worthy

De buurjongen staat met twee oude voetbaltassen op de stoep. Hij gaat in een andere stad studeren en alles wat hij nodig heeft past in twee tassen. ‘Wat ga je eigenlijk studeren?’ vraag ik.

‘Journalistiek in Utrecht.’

‘Dus je gaat studeren om werkloos te worden?’

‘Dat maakt niet uit, buurman. Ik wil gewoon verhalen vertellen.’

Zijn moeder staat in de deuropening te huilen. Alleen. Zijn vader is niet meer in beeld. Zelfs niet als ondertiteling. Hij was opeens weg. Met de noorderzon, maar zonder zoon. De buurjongen kijkt omhoog. Zijn oude rugzak hangt nog aan de vlaggenstok. ‘Wanneer ga je die weghalen, mam?’

‘Op de dag dat ik een rugzak nodig heb, jongen.’

In de trein naar Utrecht praten we over zijn vriendin. Ze gaat in Zwolle studeren. Hij zegt dat hij haar ongelofelijk gaat missen. Haar blauwe haar. Het is de kleur van zo’n ongezond sportdrankje, zegt hij. Haar verrukkelijke bulderlach. Dat ringetje door haar neus. Haar gesnurk als ze te veel witte wijn heeft gedronken. Hoe ze als een klein kind haar broodkorsten niet opeet. Hij gaat het allemaal missen. Hij kent haar nu twee jaar. Voordat hij haar tegenkwam, liep hij naast zijn schoenen, maar sinds zij in zijn leven is, loopt ie met gemak naast zijn stad en naast zijn land. 

De studentenkamer van de buurjongen zit precies boven een kroeg. Op de stoep staat een bord waarop staat dat de shotjes vandaag extra goedkoop zijn. Voor de deur rookt een man een sigaret. Op het terras eten twee Franse toeristen voor het eerst in hun leven een bitterbal. Het is niet de beste bitterbal ooit, maar naar alle waarschijnlijkheid is het de bitterbal die ze verdienen.

De buurjongen loopt zijn nieuwe kamer binnen. Het is geen grote kamer, maar het is groot genoeg voor een jongen van negentien. Er is ruimte voor een boekenkast, een spelcomputer en een matras. Ik slaap ook nog steeds het liefst op een los matras op de grond. Ik ben geen beddenman. Onder een bed kunnen de monsters zich verstoppen, onder een matras is geen ruimte voor monsters. 

De buurjongen kijkt uit het raam. Hij probeert van zijn nieuwe uitzicht te genieten, maar het lijkt hem niet te lukken. ‘Ik weet niet of ik dit wil, buurman.’

‘Maar je wilde toch verhalen leren vertellen?’

‘De verhalen van mijn moeder zijn veruit het mooist. Heb jij vroeger gestudeerd?’

‘Ik heb ook drie jaar in Utrecht gestudeerd.’

‘Heb je veel geleerd in die tijd?’

‘Wil je de waarheid horen die gunstig is voor je moeder of wil je de waarheid horen die gunstig is voor jezelf?’

‘Doe maar mijn waarheid.’

‘Laat je tassen maar dicht dan. Heb je zin in shotjes? Ik betaal.’

Drie uur later zitten we in de trein terug naar Amsterdam. De glimlach van de buurjongen is kolossaal. Hij is gelukkig. Hij is onderweg naar huis. De plek waar alle mooie verhalen beginnen.