/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F02%2FnA0VTwAVy5vdhK1739270256.png)
Nieuwe Revu ontmoet Martin Sommer
Martin Sommer studeerde geschiedenis en ging in 1987 aan de slag bij de Volkskrant, waarvoor hij tussen 1997 en 2002 correspondent in Frankrijk was. Na terugkomst stond hij aan het hoofd van de Haagse redactie en schreef hij jarenlang een wekelijkse politieke column. Daarvoor ontving hij in 2011 de Anne Vondelingprijs. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in de zomer van 2023 stapte Sommer over op EW, waar hij eens in de twee weken een politieke column levert. Ook neemt hij zo’n twee keer per maand een interview af voor YouTubekanaal De nieuwe wereld. Naast De nieuwe standenstaat – Hoe het gelukkigste land ter wereld zijn goede humeur verloor verschenen eerder onder meer ook van zijn hand De kleine Tocqueville, Heimwee naar Frankrijk en Wat een held! – Tien vaderlanders op een voetstuk.
Geen gevoel meer van gezamenlijke vooruitgang en een mentaliteit van jouw winst is mijn verlies en vice versa: dat tekent volgens Martin Sommer het Nederland van de nieuwe standenstaat. Zowel aan linker- als rechterzijde overheerst het chagrijn en is de blik verongelijkt op het verleden gericht. De politiek staat erbij en kijkt ernaar, want juist uit die arena vloeide de macht de afgelopen decennia weg.
Hoe zijn we in de nieuwe standenstaat terechtgekomen?
‘In de zestien jaar dat ik voor de Volkskrant als journalist in Den Haag werkte, veranderde de verhouding tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. De macht stroomde weg uit de gekozen politiek, met name de Tweede Kamer, richting wat de Vlamingen zo mooi ‘de gestelde lichamen’ noemen. Daar hoort de regering bij, allerlei adviesorganen als de Raad van State, de verschillende instituties aan het Lange Voorhout, de grote consultancybedrijven op de Zuidas, de universiteiten en niet te vergeten organisaties als Greenpeace en Artsen zonder Grenzen.
Tegelijkertijd borrelde er bij de burgers een enorm ongenoegen over de politiek op. Van alle kanten is er gegrom te horen. De vraag is steevast of er nog wat gaat veranderen – het liefst in de gewenste politieke richting, natuurlijk. Voor de rechtse kiezer kan dat betekenen: wanneer worden die asielzoekers nu eens tegengehouden aan de grens? Maar besluitvorming daarover wordt vaak tegengehouden door de gestelde lichamen. Dan ligt er een plan op tafel en zegt de Raad van State: dit mag helemaal niet. Voor de linkse kiezer kan de genoemde vraag betekenen: wanneer wordt er nu eens wat meer aan klimaat gedaan? Want ook in dat dossier stuiten we op grote hindermacht.’
In je boek spreek je van de opkomst van een nieuwe aristocratische klasse, waarvan D66 volgens jou de belangrijkste exponent is. Waarom?
‘De gestelde lichamen, waarvan sommige organisaties groter zijn dan menig ministerie, hebben een belangrijk deel van de politieke besluitvorming overgenomen. De suggestie is dat de problematiek die we in Nederland hebben in allerlei opzichten niet politiek is, en dat was ook de ratio achter de oprichting van D66: wij zijn niet politiek, wij lossen gewoon ‘dé problemen’ op. Het punt is natuurlijk dat ‘dé problemen’ wel degelijk politiek zijn en je erover met elkaar van mening kunt verschillen. Het idee van de nieuwe aristocratische klasse is dat we niet langer van mening hoeven te verschillen omdat de problemen voor iedereen hetzelfde zijn. Iedereen die er anders over denkt, wordt neergezet als dom.
Dat is ook precies hoe het debat zich nu bij mijn oude krant voltrekt. Columnist Sander Schimmelpenninck hamert er voortdurend op dat er verstandige mensen zijn en dat er domme mensen zijn. De eerste groep gaat op de juiste manier om met ‘dé problemen’. Want ja, we weten toch dat het slecht gaat met het klimaat en dat daaruit volgt dat we het probleem moeten aanpakken? De tweede groep is volgens Schimmelpenninck egoïstisch bezig en denkt alleen maar aan de eigen barbecue en open haard. Het probleem hierachter wordt niet gezien en dat baart me zorgen. De wetenschap kan namelijk wel vaststellen dat we een probleem hebben met het klimaat, maar de wetenschap kan nooit voorschrijven wat je aan dat probleem moet doen. Daar is de politiek voor, dat speelt zich af op een heel ander niveau dan de wetenschap.’
Is het niet gevaarlijk om dit punt te brengen? Het kan ook leiden tot relativering van de wetenschap.
‘Ja, dat ben ik met je eens, maar wetenschappers werken dat zelf in de hand. Er gaat geen dag voorbij of er komen allerlei wetenschappers op radio en tv die door journalisten worden gevraagd hoe het zit en wat er moet gebeuren. Nou, het zit zo, zeggen ze dan, en dit en dat moet er gebeuren. De wetenschap raakt steeds meer op de praktijk gericht en dat leidt ertoe dat de wetenschappelijke consensus haast automatisch ook de normatieve consensus wordt.
Het probleem is ook dat veel wetenschap eigenlijk geen wetenschap is. Dat geldt zeker voor al die sociale disciplines, waarmee journalist Jan Blokker vroeger de kachel aanmaakte. De sociologie vertelt alleen maar wat we toch al wisten, zei hij. Of kijk bijvoorbeeld naar Jan Rotmans, onze klimaatkundige die eigenlijk helemaal niet gespecialiseerd is in het klimaat. Hij is meer een soort profeet die vertelt wat er moet gebeuren. Waar haalt die man het vandaan? Rotmans noemt zichzelf ook scientivist, een samentrekking van de woorden scientist en activist. Dat is vragen om moeilijkheden. Als deze man maar vrijuit mag orakelen, dan is het gevaar dat mensen vervolgens denken dat al die berichten over klimaatverandering ook wel niet zullen kloppen. Feiten doen niet uit zichzelf hun zegje, je moet er wat in stoppen om ze laten spreken. D66 zegt van zichzelf rationele politiek te bedrijven, maar in laatste instantie is politiek geen rationele, maar een morele kwestie.’
Hebben andere middenpartijen die rationalisering ook niet een beetje doorgemaakt?
‘Andere middenpartijen als het CDA en de VVD zijn in de loop der tijd ook steeds meer verstatelijkt geraakt, onder meer omdat ze zo’n grote rol zijn gaan spelen in de ministeries. In plaats van de kiezer te vertegenwoordigen in de staat, vertellen ze de kiezer vanuit de staat hoe het zit en wat er moet gebeuren. Het is een beetje vilein dat ik D66 heb genomen als samenvatting voor de nieuwe aristocratie, maar het is nu eenmaal het meest uitgesproken voorbeeld. Begonnen als de partij van de ontvoogding, heeft D66 zich ontpopt als de partij van de bevoogding. De zogenaamde kroonjuwelen – gekozen burgemeesters, het referendum, burgerinspraak, enzovoort – zijn bij de oprichting van de partij bedacht door een reclameman. Want ja, er moest natuurlijk wel een inhoudelijke invulling van die rationaliteit zijn. Maar toen Wilders op het podium verscheen, bleek D66 burgerinspraak ineens niet meer zo belangrijk te vinden.’
Van de andere kroonjuwelen is ook niet veel terechtgekomen, zo hebben we nog altijd ongekozen burgemeesters.
‘We doen altijd alsof burgemeesters totaal apolitiek zijn, alsof ze de hele dag alleen maar linten doorknippen. Dat is natuurlijk een sprookje. Kijk bijvoorbeeld naar de rellen in Amsterdam, begin november. Ongeacht of je vindt dat burgemeester Femke Halsema de situatie goed of slecht heeft aangepakt, kun je je afvragen of de handhaving van de openbare orde ook geen politieke aangelegenheid is. Waarom laat Halsema bijvoorbeeld de ene demonstratie wel toe en de andere niet? Dat zijn toch stevige politieke vragen. De Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber beschreef de verandering in de politiek treffend: democratisch bestuur werd: doen wat er domweg moest gebeuren, bestuurders moesten het riool repareren en ideologie zit daarbij alleen maar in de weg. Zo zijn er allerlei zaken buiten de politiek geplaatst, richting allerlei ongekozen ambten en organen.’
'Hoogopgeleiden slagen er goed in om hun eigen belang te verkopen als het algemene belang'
Welke voorbeelden zijn daar nog meer van?
'Thorbecke heeft er in de grondwet van 1848 voor gezorgd dat er binnen de uitvoerende macht overal een ongekozen iemand zit. Dat geldt dus ook voor de commissaris van de Koning, een andere functie die de laatste jaren steeds politieker is geworden. Een voorbeeld: in het Noord-Hollandse Castricum zit een vrij rechtse wethouder die voor statushouders een nogal spartaanse huisvesting heeft geregeld. Marjolein Faber en Mona Keijzer – allebei getrapt gekozen ministers, respectievelijk van Asiel en Migratie en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde – wilden op bezoek komen in Castricum. Maar de commissaris van de Koning stak daar een stokje voor, of althans, gaf te kennen het geen goed idee te vinden dat de ministers zo’n bezoek zouden afleggen.
Op het allerhoogste niveau heeft Nederland met de koning natuurlijk ook een ongekozen man. Hij wordt geacht de boel bij elkaar te houden, maar het is steeds lastiger om zijn functie apolitiek te houden. Een recent voorbeeld daarvan is prinses Laurentien, die met haar rol in het herstel van de toeslagenaffaire in lastig politiek vaarwater is terechtgekomen. Het is een grote fout van Rutte geweest om haar in deze functie in te schakelen. Nederland is bij uitstek een land waar wordt geprobeerd om de niet-politieke kant van de zaak sterk te maken en ik zou bijna zeggen sterk te houden. Daarom is het probleem dat we hier met de nieuwe aristocratie hebben behoorlijk serieus.’
Hoogopgeleiden zijn in die nieuwe aristocratie de dominante factor.
‘Ja, zij slagen er heel goed in om hun eigen belang te verkopen als het algemene belang. In zijn afscheidsrede gaf bestuurskundige Mark Bovens laatst een aantal voorbeelden van zaken die als het algemene belang worden voorgesteld, maar die eigenlijk het eigen belang van hoogopgeleiden zijn. De Universiteit Utrecht is er heel trots op dat ze tijdens de pandemie geen personeel had hoeven te ontslaan. Nou, hiephoi! Maar Bovens wees erop dat de universiteit wel al het kantinepersoneel eruit had gegooid, omdat er toch niemand meer naar het werk kwam. De kantinemedewerkers zijn later teruggekomen als externe partij. Dit voorbeeld was best vilein van Bovens, want al die chique types van de universiteit zaten bij zijn afscheidsrede natuurlijk op de eerste rij. Zij kregen flink de mantel uitgeveegd. En hoogopgeleiden hebben geen last van goedkope arbeidskrachten uit Polen, Oekraïne of Bulgarije, stelde Bovens, maar laagopgeleiden hebben dat wel en hebben dus vaak ook een andere mening over immigratie. Een heel geestige illustratie daarvan zagen we tijdens de coronapandemie. Alle hoogopgeleiden waren allemaal lekker thuis aan het werk achter de laptop, maar de pakjesbezorgers, stratenmakers en verplegers moesten gewoon de straten op.
Er is inmiddels veel geschreven over de kloof tussen de belangen van hoog- en laagopgeleiden, maar zelden wordt de essentie van deze zaak aangekaart. En die is: waarom zijn hoogopgeleiden nooit in staat om de hand in de eigen boezem te steken? Waarom altijd maar zeggen dat Faber en Trump verschrikkelijk zijn, zonder daarbij te bekijken welke rol hoogopgeleiden zelf spelen? Vroeger richtten politieke partijen zich op de verheffing van het volk, maar als laagopgeleiden nu problemen veroorzaken, zeggen hoogopgeleiden: tsja, dan moeten ze maar zoals wij worden. En als ze dat niet doen, zijn ze wel heel erg stom. Die hoogmoed moet er echt uit.’

Hoe kunnen we het beste met een gepolariseerde kwestie als migratie omgaan? Door zich vast te klampen aan de mensenrechten staan partijen van hoogopgeleiden als D66 voor een ruimhartiger beleid, terwijl veel laagopgeleiden vanuit hun eigen belang voor het beperken van de immigratie zijn.
‘Mensenrechten zijn in de Franse Revolutie voor het eerst gepraktiseerd en zijn in wezen een religie. Ze zijn namelijk universeel en geldig voor iedereen, net als het evangelie eigenlijk. Maar mijn favoriete filosoof Alexis de Tocqueville zei ook: alles goed en wel met mensenrechten, maar je moet de staatstheorie niet vergeten. Daarbij gaat het om de verhoudingen tussen de verschillende belangen en wie er allemaal iets te vertellen heeft in een land. Het komt erop neer dat je ook de mensenrechten moet durven te bevragen en dat je moet inzien dat mensenrechten niet alleen maar zaligmakend zijn.
Tegenover een normaal recht staat altijd een wet, die gemaakt is door volksvertegenwoordigers en vervolgens wordt toegepast door de rechter. Het probleem met mensenrechten is dat er geen wetten tegenover staan, vandaar ook dat het debat over mensenrechten altijd over grondrechten gaat. En dat zijn haast religieuze afspraken over waarop ieder mens waar ook ter wereld recht heeft. Zoiets is natuurlijk per definitie een sprookje. In Europa en Noord-Amerika doen we er ons best voor, maar daarbuiten werken die grondrechten maar heel slecht. Dat maakt het ook zo lastig om erover te discussiëren, al zal dat toch moeten. We moeten ons niet gedragen als mensen die in een kerk zitten en niet te veel mogen bevragen. Er zal debat moeten komen over de begrenzing van de mensenrechten, alleen daarin zie ik de oplossing.’
Je pleit in je boek voor een terugkeer van de politiek. Wat betekent dat? Wat bedoel je daarmee?
‘Gewoon, ouderwets: een echte botsing van meningen in de Tweede Kamer, met respect voor elkaar. Het gebrek daaraan begon onder de kabinetten-Rutte. De hele discussie over klimaat werd geparkeerd bij ongekozen klimaattafels waarin allerlei belanghebbenden onder leiding van Ed Nijpels de boel bekokstoofden. Daaruit rolde een plan en dat zat formeel allemaal keurig in elkaar, want de Tweede Kamer moest er ook mee instemmen. Maar je begrijpt: als de meeste mensen dezelfde richting uit denken, was dat niet meer dan er een klap op geven, zoals dat dan heet. De terugkeer van de politiek betekent ook minder van dit soort tafels en minder advies vragen aan de gestelde lichamen. En dan zijn we nu net begonnen met de burgerberaden over klimaat. Tsja, alleen al het feit dat Extinction Rebellion geweldig voorstander is van burgerberaden geeft te denken over het democratische karakter ervan. De gewenste uitkomst staat al vast. Wie de procedure beheerst, pakt de macht.’
Vertegenwoordigt het huidige kabinet niet al een terugkeer van de politiek?
‘Ja, eigenlijk wel. Ondanks het amateurisme en dat ze het ook ambachtelijk gezien niet zo goed doen, ben ik daarom toch voorstander van dit kabinet. Afwisseling van de macht is een van de kernpunten van de democratie, of je dat nu leuk vindt of niet. De afgelopen decennia losten partijen elkaar soms wel af als machtigste factor, maar in de stootrichting van het beleid was geen enkele afwisseling te bespeuren. Ik ben ook wel fan van Dick Schoof, want hij zegt waar het op staat: de inzet van dit kabinet is om het anders te doen.
En als er na een tijd nog niets voor elkaar is gekregen, vind ik dat niet per se een reden om nog feller te zijn over het kabinet. Voorgaande regeringen kregen ook maar weinig van de grond en het kabinet-Schoof heeft met ontzettend veel maatschappelijke weerstand te maken. Vind je het gek dat ze niets voor elkaar krijgen?’
Zou de politiek voldoende opgeschud zijn als dit kabinet over een paar maanden zou vallen?
‘Nee, al voert bijvoorbeeld Dilan Yesilgöz de druk enorm op. Er moet nu geleverd worden, roept ze. Alles goed en wel, maar dat moet natuurlijk maar net lukken. Het is belangrijk dat dit kabinet er is en op het gebied van migratie moet er daadwerkelijk iets veranderen: het zal strenger moeten. Ik kan me vinden in het standpunt van de SP dat de immigratie van zeer goedkope arbeidskrachten een tandje minder zou kunnen. Dat betekent ook dat de mensen die bijvoorbeeld in de landbouw of in slachterijen werken beter betaald moeten worden.
En ik denk ook dat alle radicale voornemens op het gebied van klimaat wat minder kunnen, al ben ik ervan overtuigd dat we wel degelijk een klimaatprobleem hebben. Kijk naar hoe duur de energie in Nederland en Duitsland is geworden, dat is voor particulieren en bedrijven niet houdbaar. Een bedrijf als Tata Steel is vanwege de energieprijs en de klimaatmaatregelen niet meer in staat te concurreren. Ik hoop ook dat er in de maatschappelijke sfeer iets verandert, zodat er meer ruimte komt voor de industrie en de modale burgerij. Bedrijven als Tata Steel en Shell zijn in enkele jaren van trots naar daderbedrijf gegaan. Althans: in de ogen van de gestelde lichamen, niet in de ogen van de meerderheid van de bevolking. Die bedrijven veroorzaken natuurlijk ook milieuproblemen, maar dat moet je afwegen tegen alle andere belangen. Dat ontbreekt nu.’
'Ik ben ook wel fan van Dick Schoof, want hij zegt waar het op staat: de inzet van dit kabinet is om het anders te doen'
In EW stelde je enige tijd terug dat je jezelf als conservatieve liberaal ziet en dat je er dan in Nederland niet bij hoort. Toch heb je in de Volkskrant lange tijd de ruimte gehad om je geluid te laten horen.
‘Zeker, daar was ik heel blij mee en daar is weinig op af te dingen. Af en toe waren er wel aanvaringen, maar dat is niet zo gek en hoort erbij. Toch vind ik de Volkskrant na mijn vertrek nog meer koekoek één zang geworden dan de krant al was. Dat heeft denk ik te maken met de toegenomen politisering. En dat is politisering in de slechte zin van het woord – dus het uitdragen van het gietijzeren gelijk, zonder belangstelling voor de standpunten van de andere partij.’
Waar blijkt die koekoek één zang uit?
‘Kijk naar de berichtgeving over het conflict tussen Israël en Hamas, daarin is bij de Volkskrant weinig consideratie voor het standpunt van Israël. En dan stond er enige tijd geleden ook een groot stuk in de zaterdagkrant waarvan de strekking was dat er in de media en politiek geen oog is voor het lot van de Palestijnen. Ik schoot spontaan in de lach. Ten eerste: zou je je zonnebril niet een keer afzetten? En ten tweede: kennelijk publiceert de krant dit gewoon. Dat vind ik buitengewoon curieus.’
Zou je nu nog voor de Volkskrant kunnen schrijven?
‘Het werk werd naar het einde toe wel moeilijker, moet ik bekennen. De laatste vijftien jaar heb ik altijd in Den Haag gewerkt, dat is binnen de krant een soort eilandje. Het interessante is dat de Haagse redactie vroeger altijd linkser was dan de Amsterdamse redactie. Dat is helemaal omgedraaid. In Den Haag is de opwinding over Wilders en zo relatief beperkt en beziet men alles met een afstandelijkheid die in Amsterdam gek genoeg niet te bespeuren is. Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd was voor mijzelf en de Volkskrant denk ik een uitstekend moment om afscheid van elkaar te nemen. Een paar maanden later belde Arendo Joustra, de voormalige hoofdredacteur van EW, of ik bij het blad wilde komen werken. Ik was vereerd en moet zeggen dat ik de omgeving van EW als prettig ervaar. Haast conservatief liberaal, zou je zeggen.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Elisa Maenhout