Premium

Acteur Michiel Romeyn (70): 'De VPRO is een verschrikkelijk onfatsoenlijke club'

De voormalige Jitskefetter, Michiel Romeyn, wálgt van de VPRO en Amsterdam. Maar waarom? Hij vertelt het aan Nieuwe Revu. 

Acteur Michiel Romeyn (70): 'Aan Amsterdam is geen bal meer aan'

Nieuwe Revu ontmoet Michiel Romeyn
Waar? Bij Romeyn thuis in Amsterdam-Oost. Iets geconsumeerd? Michiel een koffie en een glas water, de journalist twee koffie. Verder nog iets? Romeyn speelt graag penoze-achtige types, maar is zelf van keurige komaf: zijn moeder was de dochter van de directeur van drop- en pepermuntfabriek De Faam in Breda, zijn vader architect. Thuis is het vrijheid, blijheid. ‘Jullie zijn niet opgevoed, jullie zijn begeleid,’ aldus een vriendin over Michiel en zijn oudere broer Joost in de biografie Bepaal jij dat?’ Iets vergeten? Kees Prins is in 2016 teruggetreden uit de Jiskefet BV, waarmee de nalatenschap van het programma wordt beheerd. Herman Koch en Michiel Romeyn zijn nu de enige bestuursleden. Zij kennen elkaar al sinds de vroege kindertijd, omdat hun moeders al vriendinnen waren. 

Zijn vrouw Lily doet open. ‘Hij is boven,’ zegt ze in het portaal van hun riante Amsterdamse herenhuis, om zich vervolgens uit de voeten te maken. Leenhond Ace trippelt met haar mee naar buiten. De interviewer was hier pre-pandemie ook al eens te gast en wordt nu kennelijk geacht de weg te weten. 

In de woonkamer lijkt sinds die vorige keer weinig tot niets veranderd: eigenhandig gecreëerde zitjes, veel rondslingerende snuisterijen, rekwisieten, boeken en aan de muren kunstwerken van onder anderen Warhol, Lichtenstein en Hockney. Plus een jaloersmakend uitzicht op de Amstel. 

Michiel Romeyn zit klaar aan dezelfde kant van dezelfde kleine tafel als destijds. Hij kampt nog enigszins met de naweeën van een gebroken rib, het gevolg van een onfortuinlijke fietsschuiver vlakbij de eigen voordeur. Door het raam wijst hij de stoeprand des onheils aan. ‘Nou ja, dan komt er eindelijk een arts langs, zo’n keurige jongen, het kan je kleinkind zijn, en die zegt: “Dit gaat zeker vijf weken duren, u kunt paracetamol slikken, maar ik moet toch ook zeggen dat u waarschijnlijk morfine moet hebben.” Toen heb ik dat spul gekregen waar die Prince aan kapot is gegaan, én Michael Jackson – oxycodon! Heel sterk! Van die kleine muggenpoepjes, drie per dag. Ik merkte er trouwens niet veel van, ik werd niet stoned of zo. Later sprak ik iemand die het ook had gehad en die zei: “De pijn is zo enorm dat het spul meteen naar de plek gaat die het nodig heeft.” Maar goed, je kan dus verder niets doen.’

Terwijl je net van alles op het programma had staan.
‘Ja man, mijn boek zou uitkomen en ik had de opening van een tentoonstelling in Rotterdam, in de galerie van Hugo Borst.’

Het is misdaad alom. Dat boek, Een klap in het donker, gaat over jouw fascinatie voor de Amsterdamse onderwereld. En je exposeert met kunst over liquidatieplekken van zware criminelen. 
‘Ik had die plekken natuurlijk eerder allemaal al gefotografeerd. Dat is ooit begonnen met Cor van Hout, daarna ging het maar door: Hingst, Klepper, Van Kleef, Endstra, Hillis. Wel allemaal om die scene heen. Rond de Holleeder-groep werd er op een gegeven moment elke week wel eentje neergeknald.’

En dan ging jij er meteen naartoe om foto’s te maken?
‘Niet meteen, hoor. Ik zie mezelf meer als een soort begrafenisondernemer: wanneer een laatste schepje zand op de kist wordt gegooid en dan iedereen weg is, ben ik degene die de bloemetjes gaat schikken en de kaartjes die erbij liggen bekijkt. Eigenlijk ben ik een laffe kraai die waarneemt wat er zoal is achtergebleven. Dat proces, hoe die plek eruitziet als daar uiteindelijk niemand meer is, vind ik razend interessant. Maar tegenwoordig doe ik dat niet meer, met die mocromaffia heb ik ook niet zoveel.’

'In Amstelveen speelde ik een scène als crimineel die iemand liquideert met een riotgun. Ik zat er helemaal in. Drie, vier weken later werd Cor van Hout er omgelegd'

In oktober 2000 werd Sam Klepper geliquideerd voor zijn penthouse aan het Gelderlandplein in Amsterdam-Buitenveldert. Op klaarlichte dag, bij een Multivlaai-filiaal. De zeer gewelddadige topcrimineel – hij en jeugdvriend John Mieremet stonden vanwege hun rigoureuze aanpak bekend als Spic & Span – was op dat moment ook ‘prospect’ (aspirant-lid) van de Hells Angels. Een week later lag Klepper opgebaard in het Amsterdamse clubhuis van de motorbende. Onder het toeziend oog van talloze onderwereldkopstukken kwam daar een geruchtmakende rouwstoet in beweging. Motoragenten zetten de A10 af om ervoor te zorgen dat de door honderden Angels op Harleys geëscorteerde lijkwagen snel begraafplaats Sint Barbara in de Spaarndammerbuurt zou bereiken. De stoet boog echter onverwacht richting Jordaan. Uit de Westertoren klonk klokgelui, tijdens het passeren van het hoofdbureau van politie werd knalvuurwerk afgestoken. Het was een dikke middelvinger naar de bovenwereld.

Romeyn kon het op die dag niet laten om even langs het beruchte honk aan de H.J.E. Wenckebachweg te rijden, geïntrigeerd door al het geboefte dat zich daar had verzameld. Met die fixatie is hij sindsdien op twee manieren aan de slag gegaan. Als acteur – hij glorieerde samen met Herman Koch en Kees Prins nog volop in de dolkomische tv-serie Jiskefet – was het een extra uitdaging om dergelijke personages geloofwaardig neer te zetten. En daarnaast ging hij plaatsen delict fotograferen, te beginnen na de moord op Heineken-ontvoerder Cor van Hout in 2003.

‘In Amstelveen was dat. Ik speelde daar met Jiskefet een scène als crimineel die iemand liquideert met een riotgun. Ik zat er helemaal in. Natuurlijk had ik altijd al veel van die penozetypes gedaan, maar dat was toch veilig: cameraman, geluid, lampen, het is altijd een cocon waarin je dat staat te doen. Maar deze scène ging echt heel lekker, het was behoorlijk eng om te zien. Het idiote is dat Cor van Hout er drie, vier weken later werd omgelegd, een paar honderd meter verwijderd van onze opnameplek. Dat was voor mij een trigger. Je denkt: dit kan bijna geen toeval meer zijn. Het kwam echt dichtbij. Dan wil je toch even kijken waar dat precies was. En alles doet dan mee: een soort Swiebertje-achtig straatje met oude bebouwing, die Chinees waar hij met een paar andere gasten had gegeten, je ziet hem lopen naar z’n Mercedes en dan komen de schutters aan op een motor – ja, het Kuifje-gevoel. Met dit verschil dat het écht is. Ik heb daar toen een paar foto’s gemaakt en van het een kwam het ander.’

Je vertelt verhalen over liquidatieplekken en maakt kunst van wat je daar aantrof. Maar je hebt ook iets gedaan met Utah Beach, waar in 1944 de landing in Normandië begon.
‘Ja, ik heb het eigenlijk breder getrokken. Dat strand vind ik een van de meest fascinerende plekken ter wereld, ik ben daar een paar keer geweest. Ik wist eerst niet dat het zo lang was: 10 kilometer. In een paar seconden sneuvelden daar ik-weet-niet-hoeveel van die jonge jongens. Om de honderdvijftig meter heb ik daar een foto genomen, ook vanaf zee en het achterland. En dat heb ik uiteindelijk in drie lange stroken van 5,60 meter aan elkaar geplakt en van een heel mooie roestvrijstalen lijst voorzien.’

En je hebt daarvandaan ook zand meegenomen.
‘Dat heb ik met een speciale boor omhooggehaald, ja. Ik ben dus iemand die zakjes zand in zijn koffer stopt en daarmee terug naar Amsterdam rijdt. Dat zand heb ik in mooie doorzichtige kokers gedaan, die staan dan bij het werk, inclusief de boor waarmee ik het gedaan heb.’ Op snobistische toon: ‘Jaja, conceptual art... Er schijnt ook nog enorm veel menselijk DNA in te zitten. Stel je voor: die jongens staan daar met hun helm al op nog een sigaretje te roken, een jaar of zeventien, achttien, komend uit Iowa of Milwaukee. En dan gaat de klep van dat landingsvaartuig open en binnen een paar seconden zijn ze bijna allemaal dood. Krankzinnig. Net zoiets als nu in Oekraïne gebeurt.’

Het zat er altijd al in, maar je bent nu een echte kunstenaar.
‘Als je vroeger zei dat je kunstenaar was, vond je jezelf wel heel bijzonder. Toen ik op de Rietveld Academie zat, had ik juist een bloedhekel aan zo’n imago. Maar ik was wel al vroeg bezig met dingen maken. Ik kon ook goed tekenen en ben eerst ook nog naar de grafische school gegaan en daarna naar de Rietveld. Niet dat ik er veel geleerd heb overigens.’

Als dit interview uitkomt, ben je intussen zeventig geworden, wat doet dat met je?
‘Verschrikkelijk. Het is inderdaad een glijdende schaal, beter wordt het niet. Maar aan de andere kant: ik heb wel zeventig jaar zonder oorlog mogen beleven. Wij hadden destijds als kind nog een uitzicht naar de toekomst. Voor dat uitzicht zit nu wel een grote schuif: jezus christus, wat gaat er gebeuren? Ik heb ook het idee dat je dat al merkt aan mensen, ze zijn vaak korzelig of depressief. Er zit toch iets aan te komen. Je zult maar kleinkinderen hebben. Gelukkig heb ik geen kinderen, maar jezus, jongen. Ik sprak gisteren iemand die bevriend is met een hooggeplaatste marechaussee, die zei: “Natuurlijk komt er oorlog, dat is niet meer terug te draaien.”’

Mwah, denk je dat echt?
‘Nou, laten we zeggen: een flinke dreiging. Als die Trump zich terugtrekt, sta je oog in oog met Poetin. En die wil wel.’

In 2019 had hij net een wat mindere periode achter de rug. Daarvoor leek Romeyn vrij langdurig gebukt te gaan onder het stoppen van Jiskefet en de financiële strop die door een zwendelende medewerkster was veroorzaakt. Aan de miljoenenomzet van twee reüniereeksen in de toenmalige Heineken Music Hall – Heb je nog geneukt Tour 2010 en Goeiesmorgens, de musical in 2011 – werd zodoende amper iets overgehouden. Op een zeker moment meldde hij zelfs blut te zijn. 

Maar inmiddels had de acteur annex bedenker van absurdistische grappen en personages zijn weg omhoog weer gevonden. Met Yep! lanceerde hij een veelgeprezen proefprogramma bij Comedy Central, en bij Amazon Prime de serie Trecx gemaakt samen met Max Porcelijn. Op de website van het AD zagen we hem wekelijks in Huize Vleeshamer. En ook de leukere filmrollen – Ron Goossens, Low Budget Stuntman, De grote zwaen en Wat is dan liefde – leken steeds vaker zijn kant op te komen. Maar ja, dat was de stand van zaken in het jaar voor de corona-uitbraak. Het verklaart wellicht deels waarom zijn in 2021 verschenen biografie Michiel Romeyn – Bepaal jij dat?, geschreven door Robert Lagendijk, grotendeels onopgemerkt bleef.

Wat is er sindsdien zoal gebeurd?
‘Niet zoveel. Ja, mijn boek, die tentoonstelling en verder een paar weinig opzienbarende dingen. Huize Vleeshamer maakte ik voor die site van het AD – daar keek ook geen hond naar. Dat hele AD heeft er ook nooit iets aan gedaan. Ik zei: “Moeten jullie niet eens een advertentie plaatsen, een beetje promo ervoor doen?” Interesseerde ze geen reet. Ik doe verder wel nog wat loslopende projectjes.’

Maar geen films meer, begreep ik.
‘Daar voel ik me onderhand – hoe zeg je dat? – te goed voor. Ik ga niet meer meedoen in die kauwgomballenfilms. Je hebt ook allemaal van die nieuwe sterren, het meisje van Van Dam en zo, die ik nauwelijks ken. Het is een heel andere generatie. Het is een industrie geworden, net als Bollywood heb je hier Hollandwood. Van die verschrikkelijke Johan Nijenhuis-producties. Hij is een soort directeur van Burger King die er constant van die dingen uit staat te flappen.’

Verliefd op Ibiza, Verliefd op Cuba, Verliefd op Bali...
‘Man, ik heb een tijd geleden nog met zo’n film meegedaan. Ik dacht: ik zal jullie krijgen, en deed een improvisatie die behoorlijk geestig was, al zeg ik het zelf. Werd het er gewoon uitgeknipt. Voor de rest zie je me alleen als barkeeper over een terrasje hollen. Ik heb best veel films gedaan, maar ja, die armoede van die sets ook: dat je daar onder een Gammatent met van dit kouwe kloteweer een hele dag bij een straalkacheltje moet zitten wachten. Ik heb wel altijd, hoe zeg je dat, de elasticiteit in mijn ziel nodig om iets te kunnen maken. Als ik gedwongen word, als ik een lijmklem op mijn kop heb, raak ik in paniek en kan ik niets meer. Daarom ben ik ook geen goeie acteur: ik kan zo’n take niet weer precies zo overdoen. Daarbij, er wordt toch maar één take genomen, dus waarom zou je het weer precies hetzelfde doen? Maar dat moet dan van die heren/dames regisseurs. Het is ook allemaal zo vercommercialiseerd. Dus nee, dat doe ik niet meer.’

Terwijl je voor je eerste rol, in Van geluk gesproken uit 1988, meteen een Gouden Kalf kreeg. Klopt het trouwens dat je nooit iets van jezelf terugkijkt? 
‘Nee, alleen als het echt moet, bij een première of zo. En Jiskefet monteerden we zelf, dan keken we natuurlijk wel even.’

Wat is dat? Gêne?
‘Denk het wel. En ik vind ook: als mensen er lol aan beleven, dan heb ik mijn taak vervuld.’ 

Komen we toch weer uit bij Jiskefet, al ligt het inmiddels ver achter je.
‘Ja, hoelang is dat niet geleden? Twintig jaar. De ene journalist na de andere stond aan de deur of ze een documentaire mochten maken over Jiskefet. Het is ook heel wonderlijk, als je met me over straat loopt, heb je binnen het uur vijf mensen die met me op de foto willen, nog steeds naar aanleiding van dat programma.’

En zo stuiten we vanzelf op een van zijn meest recente ergernissen: het enorme gelazer met de uitgever van een ongeautoriseerde Jiskefet Encyclopedie. Samen met Herman Koch stapte hij naar de rechter om het boek uit de handel te laten nemen. Volgens het tweetal, al een leven lang met elkaar bevriend en aandeelhouders van Jiskefet BV, is het een commercieel product waarmee ten onrechte de indruk wordt gewekt dat het onder de vlag van de makers wordt uitgebracht. ‘Dat heeft ons een ton gekost aan proceskosten, de klootzakken. Pak het eens, het ligt daar achter je: je denkt toch dat het van Jiskefet is, als je het zo ziet? Daarvan liggen dan stapels met sinterklaas en kerst in de winkels.’

De rechtbank Noord-Nederland oordeelde eerst dat er (met een sticker) moest worden vermeld dat zij er niets mee te maken hadden. Het Amsterdamse gerechtshof vernietigde dat vonnis toen de uitgever in hoger beroep was gegaan, waarop Koch en Romeyn naar de Hoge Raad stapten. Tot hun verbijstering kregen ze daar ook nul op het rekest. ‘Kijk: de VPRO, die daar toch ook van geweten moet hebben, maakte er vervolgens een advertentie van. Ze boden het met korting aan voor leden.’ 

Lekker, nog even een trap na.
‘Jezus ja, iemand ligt al op de grond en dan begin je nog eens te kopschoppen. Wat een klootzakken. Ik heb nog naar de VPRO gebeld, maar dan is er opeens niemand verantwoordelijk voor.’

En je had met de VPRO, die Jiskefet van 1990 tot 2005 uitzond, al een akkefietje achter de rug.
‘Het is een verschrikkelijk onfatsoenlijke club. Toen ze weer wat dingen van ons wilden heruitzenden op NPO Start had ik met iemand daar contact over de rechten. Ik zei: “Zijn jullie niet geïnteresseerd in een nieuwe reeks? Misschien is dat wel leuker dan al die ouwe lulkoek weer uitzenden.” Eerst hoor je natuurlijk helemaal niks, dus belde ik zelf nog maar eens. Zei hij: “Ja, ik heb het hier rondgevraagd. Maar nee, we zijn absoluut niet geïnteresseerd!” Gewoon stank voor dank. Dat kan je toch ook wel wat keuriger doen? Waar ik nu dan vreselijk om moet lachen, is dat die Lubach naar de commerciëlen gaat. Het paradepaardje, het vlaggenschip van de VPRO! Dat zullen ze niet leuk vinden. Wij hebben dat nooit gedaan, uit een soort clubtrouw: dat hoort niet. Zo zie je maar.’ 

'Als je met me over straat loopt, heb je binnen het uur vijf mensen die met me op de foto willen, nog steeds naar aanleiding van Jiskefet'

Je had nog de ijdele hoop dat een vervolg mogelijk was? 
‘Tja, je ziet zo weinig wat leuk is. En niet alleen ik, een heleboel mensen vragen: “Komt het nog eens terug?” In een andere samenstelling weliswaar, maar toch. Ik ben toen ook nog eens benaderd door die Peter van der Vorst van RTL, want ik had een keer geroepen dat ik wel wat wilde doen met de formule van Jiskefet. Toen kwam ik bij hem binnen en was het meteen: “O, ik dacht dat je het weer wilde heroprichten.” Ik zei: “Ja, dat wil ik, eenzelfde soort formule, maar met een andere club, meer van deze tijd.” Nou nee, dan toch maar niet.’ 

Het was een zestien jaar lang durend hoogtepunt, dat lijkt me moeilijk loslaten.
‘Och hoogtepunt... Wat ik mis, is de speelsheid waarmee je dingen kon maken. Niet alleen bij Jiskefet, ook in een film als Alles is liefde, dat was een van de leukste producties.’

Online worden sketches van De Lullo’s, Debiteuren Crediteuren of De Heeren van ‘de Bruyne Ster’ nog steeds enthousiast bekeken. Zoals gebruikelijk heeft Romeyn ook dit gesprek weer herhaaldelijk opgeluisterd met vrolijke afdwalingen, hilarische persiflages en mini-voorstellingen die herinneren aan dat ongeëvenaarde verleden. ‘Het is een tijdje een soort hobby van me geweest om langs die studentenhuizen op de gracht te rijden, ook in de wetenschap dat die jongetjes van achttien uit Naarden wel zouden reageren.’ Met ballerige stem: ‘Hé, te gek, Van Binsbergen, kom effe binnen, kaerel.’ En dan tegen zo’n jongen beginnen: “Wie ben jij eigenlijk?”

“Jeroen, meneer.”

“En waarom zie je er zo uit, Jeroen?”’

Of die keer dat er ’s avonds een ontgroening gaande was in en rond de fontein op het Frederiksplein waar meisjes in het water geduwd werden. Toevallig had hij een scheidsrechtersfluitje bij zich. Met korte knerpende salvo’s blies hij erop. ‘“Waar zijn we mee bezig, heren?”

“We zijn bezig met een ontgroening, meneer.”

En na wat heen en weer gebrul: “ERUIT! Meisjes afdrogen, pyjama’s aan, nog even tv-kijken en morgen op tijd naar college. IS DAT DUIDELIJK?!”

En verdomd, ze deden het. De jongen stamelde: “Maar wie bent u dan?”

Na een korte pauze, met luide stem: “Wie ik ben, WIE IK BEN? Dekker van fonteinbeheer Amsterdam!”’

Je zit hier wel eerste rang, met al die studentenroeiwedstrijden op de Amstel.
‘Ja, en waar ik gek van word zijn die vaders en moeders die dan over het voetpad gaan meefietsen. Daar heb ik zo’n ontzettende tyfushekel aan. Met een noodgang rijden, en maar blèren. Toen ze hier nog zo’n heg hadden, kwam er een keer zo’n klootzak aan racen.’ Doet een bekakte schreeuwlelijk na: ‘“Gahh voorthh kahloh allezh allezh wah!” Ik loop daar met mijn hond en ik draai me alleen maar een halve meter zijn kant op, tik met mijn schouder de zijne aan en zie hem zo heel langzaam over die heg verdwijnen. Haha. Daar kan ik dan heel veel lol van hebben. Mensen die zich zo gedragen van: de wereld is van mij, die houding. Het zijn ook gewoon proleten, alleen met een andere stem.’

Heb je het eigenlijk nog een beetje naar je zin in je geboortestad?
‘Ik moet je eerlijk zeggen, ook na de roerige jaren die ik heb meegemaakt: ik vind aan Amsterdam geen bal meer aan. Het is een en al expats. Als je hier over de Weesperzijde wandelt, hoor je geen bijna geen woord Nederlands meer. En de prikkels zijn weg. Zo’n Halsema moet als burgmeester toch ook iets doen aan het feit dat die hele stad naar de kloten is geholpen qua cultuur? Het is alleen maar ik-ik-ik. Ze heeft totaal geen contact met niemand, nooit. Wat ik haar zeer kwalijk neem, omdat ik het ook anders ken. Ik ga niet zeggen dat vroeger alles beter was, maar nu is het één groot yuppendorp geworden. De sjeu is eraf.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Showbizz
  • ANP, NL Beeld