Premium

Cabaretière Katinka Polderman (43): 'Ik word er schijtziek van dat ik het steeds over mijn k*t moet hebben'

Waarom zou het links zijn om te vinden dat iedereen een betaalbare woning moet kunnen krijgen? En waarom zou het rechts zijn om lekker 140 km/u over de snelweg te willen rijden in een diesel? Polderman vindt er wat van. 

Katinka Polderman wordt er schijtziek van

Nieuwe Revu ontmoet Katinka Polderman 
Waar? Op haar werkzolder in Den Bosch. Nog iets genuttigd? Thee. Verder nog iets? Later dit jaar verschijnt van de hand van Polderman De jongen, de walrus, het rendier en de poolvos, over het individu versus ergens bij willen horen, over vriendschap, dat soort dingen. Het is een winters vervolg op Het meisje, de walvis, de schildpad en de axolotl. Dit boekwerk is – de titel geeft het al een beetje weg – een liefdevolle parodie op de bestseller De jongen, de mol, de vos en het paard. De illustraties, zeer de moeite waard, zijn gemaakt door Merel Corduwener. 

Hoe kijk je naar de wereld om ons heen?
‘Haha. Nou ja, er zijn weken dat ik denk: ik ga maar een beslisboom over niks maken, want wat er nu allemaal gebeurt is zo zorgelijk dat ik niet eens weet waar ik moet beginnen. Dat gevoel heb ik nog nooit eerder zo sterk gehad. Ik hield mezelf altijd voor: in de geschiedenis hebben mensen vaak gedacht dat ze in de eindtijd leefden, dat zij de laatste generatie waren of dat het echt de verkeerde kant opging. En dat bleek dan achteraf mee te vallen. Die gedachte hielp me om de boel te relativeren. Maar op dit moment denk ik: we denderen echt wel richting een afgrond. De positie van Europa verschuift, Amerika verandert. Er is geen enkel gebied waar niet iets fundamenteels aan het kantelen is. Dat maakt het lastig om nog te denken: ach, het waait wel weer over.’

Op tv in Vrouwejaars voorspelde je dat 2025 een topjaar voor horken zou worden. Dat lijkt aardig uit te komen. 
‘Dat grapje had ik een dag voor de opname bedacht. Niet eens lang over nagedacht. Maar dat het zó snel zou uitkomen... In zijn tweede week als president was Trump al allerlei gegevens, zoals wij die in de systemen van het CBS hebben, aan het wissen en ontoegankelijk maken. Als die cijfers er niet meer zijn, dan kan hij alles beweren. En dat doet hij ook. Hij zegt gewoon dat iets zo is – en dan is het dat. Maar als feiten verdwijnen, waar baseer je dan nog iets op? Hoe bepaal je als bevolking wat waar is? Dat is natuurlijk wel heel eng.’

‘Maak even pas op de plaats, kijk wat er gebeurt, reflecteer, probeer er samen uit te komen in plaats van meteen naar een kanon of Twitter te grijpen’

Gebeurt dat in Nederland ook in het klein met onze eigen mini-Trump Geert Wilders?
‘Het CBS is hier nog niet verboden, dat scheelt. Maar er wordt natuurlijk wél onzin beweerd, ook door politici. En vaak wordt dat amper onderuitgehaald. Of journalisten trappen erin, nemen het over. In januari won Greenpeace een zaak over stikstof, waardoor de overheid zich aan haar eigen regels moet houden. Wat kopt de krant? “Flinke klap voor het kabinet”. Dat is zo’n raar frame. Hoezo is dat een klap? Je kunt ook schrijven: “Overheid moet eindelijk eigen regels naleven”. Maar nee, het wordt gebracht alsof Greenpeace de boel saboteert. Ik vind dat gevaarlijk. Het onderwijs is al jaren niet best en dat zie je terug in hoe mensen informatie verwerken. Meningen worden er ongefilterd uitgegooid, zonder argumenten. Kritisch nadenken is schaars geworden. Dat is zorgelijk, want de meesters en juffen van de toekomst zijn ook niet allemaal even goed opgeleid. Zo kom je in een glijdende schaal terecht.’ 

Aan het begin van je carrière was je een cabaretier die vooral harde grappen maakte, maar je ontpopt je meer en meer als iemand die onderzoekt, denkfouten ontdekt en mogelijkheden in kaart brengt. Een soort filosoof, eigenlijk. Waar komt dat vandaan?
‘Toen ik net begon, dacht ik: nu ga ik zeggen hoe het zit. Dat is wat je doet als je op je 23ste een podium krijgt. Mijn idee was: als mensen dit horen, dan denken ze: inderdaad zeg, dat gaan we anders doen! Het was ook een makkelijker te bevatten tijd. De wereld voelde minder complex, waardoor je de nuance makkelijker kon negeren. Inmiddels weet ik: niks is zwart-wit. Alles is gelaagd.’

Zit het in jou om alles tot in de puntjes uit te pluizen?
‘Ja. Ik hou er niet van als mensen denken dat ze de wijsheid in pacht hebben en niet meer openstaan voor andere argumenten. Ik kan ook best redenen bedenken waarom mensen op Wilders stemmen. Niet vanuit een kwaadaardige intentie, maar omdat ze het gevoel hebben dat dingen niet werken, dat ze ergens buiten vallen. Ik snap ook echt wel dat mensen naar buiten kijken en denken: dat klimaat, het zal wel. In die zin heb ik een groot inlevingsvermogen, maar het is niet zo dat ik denk dat mensen die niet geloven in de opwarming van de aarde gelijk hebben. Ik baseer me op de juiste bronnen en informatie – het beeld dat je dan krijgt, is best schokkend.’ 

Is het tij nog te keren?
‘Als we het hebben over de afgrond waarop we afstevenen? Nee, daar zijn de meeste mensen echt te stom voor. Maar goed onderwijs en een maatschappij waarin je niet alles klakkeloos laat gebeuren – qua driften en gedrag – zou misschien een deel van die stomme mensen nog een beetje kunnen opvoeden. Maar ja, dat gebeurt ook niet echt.’

Geef jij je kinderen ondertussen thuisonderwijs?
‘Nee, dat niet. Ze leren heus wel wat op school. Een beetje burgerschap, een beetje basiskennis. Maar ik geloof wel dat taalonderwijs ongelooflijk belangrijk is. Als je je niet goed kunt uitdrukken – maakt niet uit in welke taal – dan word je ook een slordige denker. Goed leren spellen, schrijven, lezen, dat is essentieel. Anders blijf je iemand die van moment tot moment leeft: nu heb ik honger, dus ik ga eten. Reflectie is zo’n waardevolle vaardigheid. Als je dat nooit leert, blijft het allemaal heel primair.’

Veel BN’ers, zoals jij jezelf inmiddels ook mag noemen, lagen het afgelopen jaar op de A12. Jij ook?
‘Nee. Ik heb het wel overwogen, hoor. Maar ik ben er niet zo goed in, onderdeel zijn van een beweging. Er is altijd wel iets waar ik het niet helemaal mee eens ben – en dan hoor ik daarbij. Toen er in de tijd van dat hele Lentekriebels-gebeuren een advertentie in de krant kwam met ‘Pim Lammers wordt bedreigd, dit moet niet kunnen’, mocht mijn naam er natuurlijk onder. Geen twijfel. Maar me aansluiten bij een organisatie waar ik niet zoveel vat op heb, daar hou ik niet van.’

Waarom zijn eigenlijk alle cabaretiers links georiënteerd?  
‘Dat vind ik zo grappig, dat hele links-rechtsverschil. Wat is links en wat is rechts? Waarom zou het links zijn om te vinden dat iedereen een betaalbare woning moet kunnen krijgen? Ook mensen die niet zoveel geld hebben, moeten ergens wonen. En waarom zou het rechts zijn om lekker 140 km/u over de snelweg te willen rijden in een diesel? Ik wil beide dingen. Maar als je een beetje nadenkt, snap je ook waarom je niet 140 km/u moet wíllen rijden. Rechts voelt tegenwoordig als een soort egoïsme, een houding van: ik sluit mijn ogen voor alles wat ik niet wil zien. Maar we zijn hier grofweg tachtig jaar op aarde. Moet je dan niet gewoon proberen om een beetje leuk samen te leven?

We hebben het hier nog steeds zo goed geregeld. Tot tien jaar geleden kon je dat van heel veel plekken op de wereld zeggen, maar nu flikkeren we dat allemaal weg, omdat we denken: ik wil meer, ik heb recht op dit, zij zijn eikels. Zonde. Ik denk vaak: maak even pas op de plaats, kijk wat er gebeurt, reflecteer, probeer er samen uit te komen in plaats van meteen naar een kanon of Twitter te grijpen. Als dat dan links is, dan ben ik links. Maar moet iemand ter wereld dan willen zeggen: ik ben rechts? Dan ben je toch een psychopaat? Ik snap heus waarom mensen op Caroline van der Plas stemmen. Ze appelleert aan het gevoel van: wij gaan de boel eens even aanpakken. Ze is de regeljuf op school die de chaos ordent. En als je hard op je knie bent gevallen, mag je bij haar op schoot en belt ze papa en mama om je op te halen. Ik snap de aantrekkingskracht, maar ondertussen verdraait ze met dat sympathieke voorkomen van d’r de hele boel.’

Moet je zelf niet de politiek in?
‘Nee joh. Ik heb weleens in een jury gezeten en als iemand per se een ander wil laten winnen dan mijn favoriet, dan kan het me ook niks meer schelen en haak ik af. Ik heb uitgelegd waarom het goed is, dat was het. Doei. Ik ben ook slecht in vergaderen en naar stomme mensen luisteren. Echt, ik ben zó blij dat ik dat in mijn carrière heb kunnen ontwijken.’

Dus je bent geen teamplayer?
‘Jawel, met een leuk team wel. Ik hou van samenwerken, zoals bij Vrouwejaars. Ik ben dolgraag onderdeel van een groepje, maar dan wel één zonder mensen van wie ik denk: gast, je gedraagt je alsof we nog in een basisschoolklas zitten.’

We hadden het net ook al even over Vrouwejaars, een alternatieve oudejaarsconference met louter vrouwen. Wat vind je van de titel?
‘Ik vind dat echt een goede titel. Lekker duidelijk. Hoe zou je het anders noemen? De wijven komen? Het wordt al gauw een knipoog naar alle vooroordelen en aannames die om vrouwelijke cabaretiers hangen. Bij Vrouwejaars is het gewoon meteen helder wat het is. Je ziet die titel en denkt: daar ga ik naar kijken. Dan bewijzen wij wel dat het supertof wordt.’

Komt er meer van jullie?
‘Ja, er komt in ieder geval een tour. In wisselende samenstellingen, met een harde kern die steeds terugkomt. Waarschijnlijk doe ik ook mee. Ik ben gevraagd, maar twijfel een beetje. November en december zijn eigenlijk maanden waarin ik denk: ik ga lekker met de kindjes bij de kachel zitten, gordijnen dicht, niks doen. Maar met Vrouwejaars is het juist keihard werken en even vol gas geven. Tegelijkertijd vind ik het heel fijn om met een groepje te werken en toch mijn eigen onderdeel te hebben. Volgens mij zijn ze ook bezig met televisieplannen, dus dat zal ook wel doorgaan.’

Wat deed het met je om weer voor een groot publiek op te treden?
‘Ik doe af en toe nog wel dingen. Gastoptredens, dat vind ik heel leuk. En het is ook gewoon goed voor me. Een hele tour gaat me makkelijk af, maar ik zie altijd enorm op tegen losse optredens. Dat is al zo sinds ik cabaret maak. Voorbereiden, gedoe, help! Maar als ik het doe, dan merk ik elke keer weer: o ja, dit is een van de leukste onderdelen van mijn vak.’

Moet je niet weer een keer een eigen tour doen?
‘Ja en nee. Ik heb een paar heel goede ideeën en heb er echt zin in om weer het podium op te gaan. Maar het is nu februari en alle tours zijn al geboekt voor de komende anderhalf jaar. Dat zou betekenen dat ik pas in september 2026 kan beginnen. En als ik nu iets bedenk, wil ik het morgen doen. Anders verlies ik mijn interesse of het idee is tegen die tijd niet meer relevant en dan moet ik weer iets nieuws verzinnen. Daarnaast is touren slopend als je kleine kinderen hebt. Je komt om één uur ’s nachts thuis – of later – en dan kruipt er een paar uur later alweer een kind bij je in bed. Overdag slapen kan ik niet en je kunt niet denken: ik ga vanavond een keer vroeg naar bed. Nee, je moet ’s avonds op je best zijn. Het is ook niet alsof je kunt zeggen: ik probeer het twee maanden en kijk hoe het gaat. Een tour is een commitment.’

In Het Parool werd Vrouwejaars omschreven als een conference met nogal wisselend niveau: ‘Als man zal ik nooit durven beweren dat vrouwen geen humor hebben – maar sommige vrouwen hebben nu eenmaal meer humor dan anderen, net als mannen,’ aldus de recensent van dienst. Hoe lees jij zoiets? 
‘Als een recensie al zo begint, dan weet je het wel. Dan hoef je eigenlijk niet verder te lezen. Is ook helemaal langs me heengegaan, trouwens.’

Stoort het je, dat eeuwige gedoe over vrouwen en humor?
‘Ik word er gek van. Echt. Ik moet me al twintig jaar verdedigen omdat ik een vrouw ben. En zodra je het erover gaat hebben, onderken je automatisch dat er iets aan de hand is. Laatst had ik er helemaal genoeg van. Ik was gevraagd voor een panelgesprek op een festival en ik dacht: leuk, een gesprek over ons vak, over dingen waar je normaal niet over praat. Toen kreeg ik die enquête die voorafging aan het panel en ik geloof dat de eerste vraag al was: je bent vrouw in het cabaret, merk je verschil? Nee. Nee! En bovendien: er is toch ook nooit een panelgesprek over roodharigen in het cabaret? Waarom zijn er zo weinig roodharigen en hebben die wel humor?

Als je zo’n panel organiseert, ga je vanzelf denken: inderdaad, er zijn weinig roodharigen in het cabaret. Hoe zou dat komen? Voor je het weet, heb je er een probleem van gemaakt. Er is ook altijd wel weer een oelewapper die met een biologisch verhaal komt: “In de oertijd moesten mannen grappen maken om te overleven.” O ja, joh? En vrouwen moesten voor de kinderen zorgen? Terwijl uit opgravingen blijkt dat vrouwen in de oertijd een veel actievere rol speelden dan dat eeuwige besjesplukkenplaatje. Maar het komt sommige mannetjes wel handig uit om dat soort dingen te blijven beweren. Ik word er schijtziek van dat ik het steeds over mijn kut moet hebben. Mannen hoeven het daar nóóit over te hebben. Ik ben man, maar ik kan ook wel wat! Dat hoor je nooit.’

'Ik word er schijtziek van dat ik het steeds over mijn kut moet hebben. Mannen hoeven het daar nóóit over te hebben. Ik ben man, maar ik kan ook wel wat! Dat hoor je nooit’

Laten we er dan ook gauw over ophouden.
‘Ja, graag, maar het is wel goed dat het een keer woedend wordt gezegd. Dat gebeurt te weinig. Altijd moet er weer een vrouw opdraven om zichzelf te verdedigen. Ik ben toch ook gewoon gelijk? Hoezo zouden we dat niet zijn? Mijn man werkt twee dagen per week en ik zit hele dagen op zolder beslisbomen te maken. Dat is hoe het bij ons thuis gaat. En dat zou dan bijzonder zijn?’

Arme Peter, hij moest stoppen met werken.
‘Ja, omdat hij meer tijd aan zijn gezin wilde besteden. En dan zegt iedereen: wat fantastisch dat Peter dat doet! Maar ik zou niet weten hoe het bij Pieter Derks of André Manuel thuis geregeld is. Daar hoor je niks over, want die hebben een vrouw, blijkbaar. Dan is het geregeld.’

Volg jij überhaupt wat andere cabaretiers doen? 
‘Veel te weinig. Maar dat heeft ook met mijn levensfase te maken. Als je kleine kinderen hebt, ben je ’s avonds twee uur bezig om iemand naar bed te brengen en daarna ben je kapot. Dus ik zie veel te weinig, maar laatst heb ik een paar avonden Cabarestafette gepresenteerd en David Linszen gezien. Die vond ik echt goed. Bij Vrouwejaars heb ik ook weer nieuwe mensen ontdekt. Vera van Zelm kende ik al, ik kom haar regelmatig tegen bij werkdingen en we hebben een keer samen in een kerstquiz gezeten. Zij is erg goed. Ik volg het allemaal wel, maar vanaf de zijlijn.’

Hoe noem je jezelf nu het zwaartepunt van je carrière niet meer op cabaret ligt?
‘Dat weet ik nog steeds niet zo goed. Ik heb de beslisbomen, de boeken, ik zit helemaal in de jeugdliteratuurwereld, ik maak nog liedjes in opdracht... Ik vind ‘maker’ zo’n slap woord, maar ben eigenlijk gewoon leukedingenmaker. Al is ‘leuk’ ook weer zo’n makkelijk woord. Je hoeft dan niet meer na te denken of iets mooi, gezellig, prachtig of ontroerend is. Je zegt gewoon ‘leuk’ en je bent klaar. Maar goed, het dekt de lading wel. Alles wat ik maak, heeft een humorcomponent.’ 

In je vrije tijd mag je graag Lego-blokjes op elkaar stapelen. Wat is je favoriete thema?
‘De Icons-serie, specifiek de huisjes. Sinds we hier wonen, nu twee jaar, zijn de beslisbomen geëxplodeerd. Overal liggen stapels werk, mijn boekenkasten heb ik nog steeds niet goed ingedeeld. Maar ooit, op een dag, krijgen de Lego-huisjes hier, op mijn zolder, een mooie plek. Ik krijg er een soort poppenhuisgevoel van. Al die miniwereldjes, de overzichtelijkheid. Het is veilig, gestructureerd. Je tilt het dak op en ziet: hier woont een student. Dat geeft me rust.’ 

In je recent verschenen boek Het meisje, de walvis, de schildpad en de axolotl schrijf je: ‘Door te haasten breng je je lichaam ergens anders. Door stil te staan je gedachten.’ Is dat wat die huisjes met je doen?
‘Ja, misschien wel. Ik sta sowieso altijd stil en ben heel erg in gedachten bezig. Er zijn mensen die hun leven zo inrichten dat ze ’s ochtends hun kinderen naar school brengen, dan naar de sportschool gaan, daarna 35 meetings hebben, boodschappen doen, de kinderen weer ophalen, naar hockey brengen, snel eten, zwemles... Als je zo leeft – en dat geldt voor heel veel mensen – dan heb je gewoon geen tijd om na te denken. Ik kan dat niet. Anders zou ik het ook wel zo doen. Ik ben vooral in mijn gedachten actief. Vanmorgen ben ik om negen uur hier aan mijn bureau gaan zitten. Uitzicht op de bomen. Vogels vliegen heen en weer. En ondertussen ben ik aan het rondreizen en dwalen in mijn hoofd. Dat vind ik fijn.’ 

Heb je nog grote wensen en dromen, behalve dan wereldvrede?
‘Nou, misschien een gek antwoord, maar ik ken inmiddels zoveel mensen in zoveel verschillende vakgebieden dat ik eigenlijk alles kan doen wat ik wil doen. Als ik een voorstelling wil maken of een tv-programma wil presenteren of in een film wil spelen, dan ken ik altijd wel iemand die me op weg kan helpen. Dat is een fantastisch uitgangspunt, een enorme luxe. Maar als ik écht moet zeggen wat mijn werkambitie is, dan is dat: weer urenlang geconcentreerd aan iets kunnen werken, zoals ik dat deed voordat ik een mobiele telefoon had. Ik mis die diepe focus van vroeger.

Het beste zou zijn om te zeggen: ik ga van sociale media af, maar dan snij ik mezelf in de vingers, want ik heb mijn werk van de afgelopen jaren – die beslisbomen, alle opdrachten die daaruit voortvloeien – allemaal te danken aan Twitter. Sociale media zijn een makkelijke manier om werkcontacten te onderhouden en m’n publiek te bereiken. Het levert me ook veel plezier op, maar ik kan niet doseren. Vaak ga ik even iets opzoeken, een synoniem of een feitje, en voor ik het weet, ben ik alweer op Bluesky beland. Het klinkt misschien heel kneuterig, maar ik wil gewoon weer geconcentreerd kunnen werken, zonder steeds op mijn telefoon te zitten kutten. Dat zou een zegen zijn. Alle tips zijn welkom.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Interview
  • Krijn van Noordwijk