Cabaretier Paul Groot (57): 'Ik raakte mijn moeder en mijn baan bij Koefnoen in dezelfde periode kwijt'

Jarenlang fileerde hij in Koefnoen de groten der aarde. Van Geert Wilders en Jan Wolkers tot Matthijs van Nieuwkerk – hij wás ze gewoon. Maar wie is Paul Groot zelf, zonder pruik, satire en opgezet stemmetje?

Paul Groot

Nieuwe Revu ontmoet Paul Groot
Waar? Dauphine in Amsterdam. Nog iets genuttigd? Koffie voor Paul en een rooibosthee voor uw journalist. Verder nog iets? Paul is op dit moment dus te zien in Ja, ik wil!, een luchtige musicalcomedy waarin Paul verschillende rollen voor zijn rekening neemt: de weddingplanner Koos, een ober en nog zo wat. De stijl van de voorstelling is simpel en sober, maar dat maakt het volgens Paul juist zo leuk. Hij is zelf overigens nooit getrouwd geweest, volgens hem omdat hij sowieso heel laat was met het hele liefdespad opgaan. De massaliteit van een huwelijk spreekt hem ook niet erg aan, al die gasten... ‘Ik vind een verjaardagsfeestje al ingewikkeld.’

Wie is Paul Groot als hij gewoon Paul Groot is? 
‘Nou, ik heb altijd iets hardnekkigs gehad in het volhouden van een rol. Als kind kon ik gerust een uur met mijn voeten op een kruk en mijn kont op een keukentrapje de pipowagen van Pipo de Clown naspelen. Ik vind het heerlijk om ergens in op te gaan, zoals momenteel in Ja, ik wil! De voorstelling is een vervolg op de musicalcomedy Blind Date, die ging over twee mensen die elkaar via een blind date leerden kennen. In deze voorstelling besluiten ze te gaan trouwen, wat natuurlijk leidt tot allerlei conflicten over hoe ze dat moeten aanpakken. En dan is daar de reddende engel.’

Jij?
‘Ja, weddingplanner Koos. Hij neemt zijn werk extreem serieus en wil alles perfect regelen, maar hij doet dat zo voortvarend dat hij het stel eigenlijk helemaal gek maakt.’ 

Hoeveel van jezelf zit er in Koos?
‘Doordat ik hem speel, trek ik het automatisch naar me toe. Koos is heel gedreven. Daar herken ik mezelf wel in. Maar ik heb in de loop der jaren ook geleerd dat dat niet zo’n heilzame weg is. Je kunt niet alles sturen, hoe graag je dat ook wilt. Maar die neiging herken ik wel, ja.’

Je bent van jezelf nogal melancholisch. Moet je de lichte kant van het leven bewust opzoeken om niet te veel te gaan zwelgen?
‘Ja, dat is denk ik een soort mechanisme. Je zoekt het tegengif op. Als ik voel dat ik te melancholisch word, dan probeer ik daar bewust iets tegenover te zetten. Anders zak je erin weg.’

'Ik vind eenmalige optredens echt verschrikkelijk. Een gala, een tv-optreden: afschuwelijk’

Is het glas bij jou halfvol of halfleeg?
‘Het glas is halfvol. Maar... het kan omvallen. Dat ben ik meer. Ik ben geen chagrijn, hoor. Maar wel zorgelijk.’

Stemt de huidige staat van de wereld je weemoedig?
‘We’re fucked. Ja, dat denk ik wel. Ik merk dat ik het nieuws een beetje van me afhoud, zeker als ik druk ben met het instuderen van teksten. Jarenlang heb ik het nieuws op de voet gevolgd, ik las vijf kranten per dag. Maar ik merk dat ik het een beetje ontmoedigend vind om dat te blijven doen. Het drukt enorm op mijn gemoed.’ 

Wat dan precies?
‘Trump. En de totale ontkenning die op zoveel vlakken gaande is. Over klimaatverandering, over ongelijkheid. Het neemt alleen maar toe en overal wordt het ontkend. Egoïsme viert de boventoon. Dat vind ik zorgelijk.’ 

Ben jij iemand die denkt: ik moet de barricades op, mijn bekendheid gebruiken voor het grotere goed?
‘Dat is nou precies het lastige. Je ziet dat het vaak geen ene moer uitmaakt. Je belandt in een maalstroom van tegenreacties. Het wordt een soort gekift over en weer. En daar heb ik weinig zin in. Ik probeer in het tussenliggende gebied gewoon zo goed mogelijk te leven. Leuke voorstellingen maken, mensen een beetje laten lachen en relativeren. Dat is misschien mijn bijdrage. Ik probeer me goed te gedragen, zeg maar.’

En wat is dan ‘goed gedragen’? 
‘Nou, ik eet geen vlees, bijvoorbeeld. En ik probeer een beetje met het openbaar vervoer te reizen, als dat lukt. Maar ja, dan wordt er weer bezuinigd op het openbaar vervoer in grote steden en denk ik: jongens, wat zijn we nou aan het doen? Dat soort dingen. Het voelt soms zo contraproductief.’

Is humor voor jou een manier om je staande te houden?
‘Ja, absoluut. Het helpt om de scherpe kantjes er een beetje af te halen. Dingen worden er draaglijker van.’

Hoe grappig ben jij eigenlijk in het dagelijks leven?
Lachend: ‘Hi-la-risch. Het gaat maar door. Ik doe mijn ogen open en ik begin. Nee, ja, het hangt ervan af wie mijn gezelschap is. Met sommige mensen heb je een klik en komt het vanzelf. Als je op dezelfde golflengte zit en ruikt dat het aanslaat, dan gaat er een motortje lopen. Maar als die klik er niet is, ben ik gewoon gemiddeld, denk ik. Ik loop wel de hele dag met een soort vlindernet door de wereld: dit is grappig om te gebruiken, dat zou weleens kunnen aanslaan. Goede situaties, goede uitspraken. Dat schrijf ik allemaal op in mijn telefoon.’

Je komt uit een slagersgezin. Zag je vader jou als zijn gedroomde opvolger?
‘Mijn vader was eigenlijk alleen de eerste jaren van zijn carrière slager. Daarna is hij bij de keuringsdienst gegaan en toen naar de dienst die de keuringsdienst controleerde, maar daar raakte hij nogal gefrustreerd. Hij zag allerlei misstanden, maar de economie moest voorrang krijgen. Daar zien we nu de resultaten van. Mijn vader is uiteindelijk vervroegd met pensioen gestuurd, omdat hij te lastig werd. Hij zag de gekkekoeienziekte aankomen, de salmonellacrisis aankomen. Hij zag dingen die niet klopten en trok aan de bel, maar hij werd niet gesteund door het ministerie van Landbouw. Ik weet nog dat hij emotioneel naar Nova met Paul Witteman zat te kijken: “Dit heb ik jarenlang gezegd!” Dat soort taferelen speelden bij ons.”

Aten jullie thuis wel vlees?
‘Ja, tot op de dag van vandaag eet mijn vader vlees. Dat is het rare, eigenlijk.’

Op wie lijk je meer: je vader of je moeder?
‘Ik denk dat het een mengeling is van allebei. Mijn moeder was wat schuchterder, wat introverter. Dat heb ik ook in me. Soms zie ik bij mezelf het temperament van mijn vader, in de zin van: het nerveuzige, het beweeglijke. Altijd willen weten hoe dingen in elkaar steken. En het onvermogen om dingen zomaar los te laten. Mijn vader is 85 jaar en zit nog steeds de hele dag gekluisterd aan BNR Nieuwsradio. Hij volgt alles en maakt zich bij vlagen nog steeds druk. Hij heeft een vriendin die af en toe tegen hem zegt: “Leg weg die iPad, laat het los.” Maar dat kan hij niet. Ik haalde hem een paar jaar geleden uit het ziekenhuis en toen we bij hem thuiskwamen, stond BNR Nieuwsradio nog luid aan. Anders vond hij het zielig voor de kanarie, haha.’

Op je vierde speelde je met een servet onder je kin Sinterklaas en bleef dagenlang in die rol. Zouden we kunnen stellen dat je een geboren acteur bent?
‘Dat denk ik niet, maar ik vond het gewoon ontzettend leuk om iemand anders te spelen. Ik was er heilig van overtuigd dat als ik in een personage zat, mensen me niet zouden herkennen. Dat geloof hield ik aardig vol.’

In interviews komt vaak naar voren dat je schuw en verlegen bent, terwijl je op het podium juist overkomt als iemand die alles kan en durft. Botst dat weleens?
‘Ik denk dat dat iets is wat veel acteurs hebben: privé ben je misschien wat schuchter, maar zodra je een script hebt en een afgebakende setting, ga je los. Op het podium weet je precies wat er gaat gebeuren. Ik weet dat als ik hem een klap geef, hij één stap naar achteren zet. Ik weet hoe het conflict zich ontwikkelt, hoe de scène verloopt. Dat maakt het veilig. Zolang je je tekst onthoudt en gewoon doet wat er van je wordt gevraagd, zit je goed.’

Je ligt wakker van liveoptredens. Hoe hou je jezelf op de been als je elke avond in een ander theater staat?
‘Dat gaat me wel goed af, maar ik vind eenmalige optredens echt verschrikkelijk. Een gala, een tv-optreden – afschuwelijk. Als het voor televisie is, dan durf ik het ook niet terug te kijken. Dan ben ik veel te streng voor mezelf.’ 

Waarom doe je het dan?
‘Omdat je soms promotie moet maken. Het hoort erbij.’

Wat is je worst nightmare? 
‘Optreden op de Musical Awards. Op je vingers gekeken worden door vakgenoten met iets wat je voor het eerst doet, dat is doodeng. Je hebt het uit je hoofd geleerd voor dat gala, maar het is nog niet ingedaald. Dan sta je daar en denk je: dit wil ik nog niet aan een publiek laten zien. En ondertussen denken al die collega’s in de zaal: waarom heeft hij die rol en ik niet? Zo goed is hij niet. Dat is natuurlijk niet echt zo, maar dat speelt zich allemaal af in mijn hoofd.’ 

Ben jij van de oppeppende middelen: drank, drugs?
‘Vooraf een baco. Haha, nee hoor, dat valt mee. Maar het is natuurlijk wel een sport, dit werk. Het is een gevecht met je faalangst en je zelfvertrouwen. Ik vind dat een interessante strijd, eentje die ik ook steeds beter leer winnen. Maar af en toe heb je zo’n moment dat je denkt: wat is dit toch eigenlijk verschrikkelijk, waarom doe ik dit? Dat is meestal als er te weinig tijd is geweest om iets echt goed in te studeren. Als er genoeg voorbereidingstijd is, als je liedjes kunt oefenen, scènes kunt doorvoelen, dan komt het wel goed. Dan kun je ontspannen. Wat dat betreft heb ik veel geleerd van Simone Kleinsma, met wie ik afgelopen seizoen heb gewerkt. Zij schiet niet in een kramp als ze een klein foutje maakt, ze denkt gewoon: ik gooi het over mijn schouder en ga door. Ze maakt zich daar totaal niet druk om, voor zover ik dat kan beoordelen. Dat is een wat minder neurotische manier van werken.’

Ben jij een neuroot?
‘Ja, een beetje wel.’

Hoe uit zich dat?
‘Zorgelijk zijn. En dat proberen te relativeren door structuur aan te brengen, denk ik. Maar het blijft binnen de perken.’

We hoeven geen hulp voor je te zoeken?
‘Nee, niet nu. In het verleden wel. Toen ging het mis. Ik dacht dat ik controle had over processen waar je eigenlijk helemaal geen controle over kunt hebben. Dat je voor iedereen het allerbeste wilt, maar dat dat niet altijd kan. Je moet jezelf op een gegeven moment ontslaan van die te grote verantwoordelijkheid. Paal en perk stellen: wat ligt binnen mijn macht en wat niet? Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.’

Het grote publiek kent je vooral van je persiflages in Kopspijkers en later Koefnoen. Wat was terugkijkend je meest geslaagde imitatie?
‘Dan neig ik naar Jan Wolkers. Ik was een liefhebber van zijn literatuur, vond het fascinerend hoe productief hij was als kunstenaar en hoe hij als levenskunstenaar in elkaar zat. Een boeiend figuur, maar ik heb lang moeten zoeken naar hoe ik hem moest neerzetten. Op een gegeven moment ontdekte ik dat het een plekje was in zijn verhemelte waar je naartoe moest praten. Ik zette hem neer als een soort half dementerende man: “Ga maar in het water, ga maar in het water.”

Maar toen ik hem een keer tegenkwam bij de opnames van Kopspijkers, waar hij te gast was met zijn vrouw, zei hij: “Je had me nog wel erger in de maling mogen nemen.” Hij had natuurlijk een heel uitgesproken taalgebruik. Alles hing van lijfelijkheid aan elkaar, wat hij schreef. Bleke dijen, gutsend zweet, snottend kwijl. Dat is natuurlijk een idioom dat je als acteur mee kunt nemen in een typetje. Een taal waar het water van in je mond loopt, om in zijn termen te blijven. Je neemt in zo’n geval niet alleen een persoon over, maar ook een hele wereld. Dat is het leuke eraan.’

‘Ik ben niet iemand voor Grindr-achtige apps. Daar moet ik echt niets van hebben’

Waren alle mensen altijd even positief over jullie persiflages?
‘Nee, zeker niet. Maar soms hadden ze ook gewoon gelijk. We moesten af en toe iemand spelen die we aan tafel nodig hadden, maar als iemand te normaal praatte, dan zat er geen haakje aan. Dan wist ik zelf ook: dit was niet zo goed. Dat kan. Wij hielden wel onze eigen grenzen in de gaten. Vonden we het zelf nog leuk? We hebben geen mensen kapotgemaakt of zo. Het moest wel ergens over gaan.’

Heb je nooit iemand echt genadeloos aangepakt?
‘Nou ja, als ik erover nadenk... Filemon Wesselink hebben we best hard aangepakt. Ik vond de manier waarop hij politieke programma’s maakte nogal... kinderlijk. Op de grens van kindertelevisie, zeg maar. Het was te verleidelijk om daar níét een typetje van te maken.’

Viel je in een gat toen Koefnoen na dertien jaar stopte?
‘Nou, ehm... een beetje wel. Het was sowieso... mijn moeder kreeg in de zomer van 2016 te horen wat er nou écht aan de hand was met die buikpijn die ze al een tijd had. Alvleesklierkanker. Ze heeft nog zeven weken geleefd. In die weken moesten wij Koefnoen maken. Ik zat bij de redactievergaderingen, verzon dingen, ging naar mijn moeder, schreef teksten, leerde ze uit mijn hoofd. Ik was zoveel mogelijk bij haar, omdat ik wist: dit is een aflopende zaak. Hoe ik die weken heb doorstaan... Haar crematie viel samen met de vierde aflevering van het seizoen. Maar ik werkte door tot het einde. Kort daarna, terwijl de omroepbazen wisten wat er aan de hand was met mij en in mijn familie, werden we op kantoor geroepen en kregen we te horen: “De kijkcijfers zakken onder het miljoen. Misschien is het beter om er nu mee te stoppen voordat het echt instort. We laten jullie de mogelijkheid om het zelf af te ronden.”’ 

Heel netjes, heel sympathiek.
‘Ja. Echt geweldig. We werden gewoon de deur gewezen. Dus ik was mijn moeder én mijn baan kwijt in dezelfde periode. Dat hakt er wel in, ja. Ik ben professioneel gewoon weer in het theater doorgegaan, maar Koefnoen was jarenlang een manier van leven geweest. Het bepaalde mijn blik op de wereld. Ik heb nog heel lang gedacht: dit zou een goede insteek zijn. Dat is wel veranderd, hoor. Ik heb daar een andere modus voor gevonden.’

Doet het nog steeds een beetje pijn?
‘Ja, maar het was ook een enorme krachttoer om wekelijks te doen. Ik zou sowieso een andere manier hebben moeten vinden om het vol te houden. Kijk, iemand als Arjen Lubach werkt ook keihard, maar dat is een vorm die te behappen is. Die zit achter zijn bureau en maakt een programma. Wij moesten draaien op locatie. Drie locaties op één dag, drie keer omkleden, pruiken op, kostuums wisselen, locaties checken. Alles in zes dagen. En ondertussen nog het nieuws bijhouden, teksten schrijven en redigeren, alles in je hoofd stampen. Dat is heel wat anders dan van een autocue lezen. Dat hou je acht weken per jaar vol, maar daarna moet je echt een pauze hebben.’

Hoe heb je dat dan zo lang volgehouden?
‘Ik had een tijdlang een schema van een half jaar tv en een half jaar theater. Dat vond ik ideaal. Maar er werd steeds meer van ons verwacht. Eigenlijk moet je dat tegenwoordig wekenlang achter elkaar doen. En dat is slopend. Je hebt gewoon geen privéleven, jarenlang. Ik had ook partners die totaal niet begrepen dat ik zo rücksichtslos keuzes maakte. “Je kunt toch dit weekend bij mij thuis komen schrijven?” Nee. Daar heb ik een andere concentratie. “Kun je niet even mee naar dat huwelijk?” Nee. Dat stond op een draaidag. Dat soort conflicten had ik.’

Heeft dat relaties gekost?
‘Nou, in elk geval eentje, ja.’

Was dat het waard, achteraf?
‘Nee. Achteraf denk ik: ik ging toen voor het verkeerde type man. Die had ik sowieso nooit tevreden kunnen stellen.’

Wat was het verkeerde type man?
‘Ik heb altijd een zwak gehad voor mannen die superoutgoing, zelfverzekerd en energiek zijn. Als compensatie voor mijn eigen wat voorzichtige, twijfelende aard. Iemand die je meesleept in de vaart der volkeren. Dat lijkt een heel goede combinatie, maar bij mij leverde het een permanent gevoel op van ‘niet voldoen’. Het is een tijdje leuk, maar op een gegeven moment krijg ik het gevoel: ik schiet tekort, ik schiet tekort. Dat is niet zo gezond.’ 

Ben je altijd in de liefde blijven geloven?
‘Ik heb heel lang niet zo’n geloof in de liefde gehad, maar dat begint te komen. Ik heb weer een partner. Een heel leuke, evenwichtige. Het gaat allemaal zo vanzelfsprekend en leuk en goed. Dat is een eyeopener.’

Hoe is dat gegaan? Had je een blind date? 
‘Via Parship.’

Is het niet raar om daar als bekende Nederlander op te staan?
‘Nee, vond ik niet. Ik ben niet iemand voor Grindr-achtige apps. Daar moet ik echt niets van hebben. Ik dacht: ik wil gewoon iemand die serieus een relatie zoekt, net als ik. Je doet een psychologisch testje, dan gaan ze zoeken. Het gaat niet over één nacht ijs, dat is best goed. Dit is trouwens de tweede partner die ik via Parship heb ontmoet. De eerste was na twee maanden uit, maar we zijn nog steeds goede vrienden. Dus ook een goede match. Maar deze partner – dit zit gewoon heel goed. We zijn nu twee jaar samen. Hij zit in de luchtvaart, dus we moeten wel echt plannen om elkaar te zien. Hij is senior purser bij KLM.’

Je kunt wel lekker goedkoop met elkaar op vakantie. 
‘Ja, dat zou kunnen. Als we überhaupt tijd hadden! Ik kreeg net weer het schema voor de producties die eraan zitten te komen. Als we ergens in de komende maanden een week samen weg kunnen, is dat echt een luxe.’

Waarom werk je nog steeds zoveel?
‘Dat vraag ik me ook weleens af. Als ik kijk naar mijn vriend – hij heeft zulke strak geregelde rusttijden. Vier dagen vliegen, vijf dagen vrij. Wij spelen op zaterdagavond een voorstelling, zijn om elf uur klaar, om half twee thuis, om twee uur slapen en de volgende ochtend mag je weer om elf uur in de bus voor de matinee. Dat vinden we allemaal normaal. Maar het is ook gewoon ontzettend leuk. Al kan ik me ook voorstellen dat er een moment komt waarop ik denk: ik heb het er niet meer voor over. Daarom is het voor musicalproducenten lastig om oudere actrices acht keer per week op het podium te krijgen. Ik heb geen kinderen, maar als je die wel hebt, wil je die natuurlijk ook gewoon zien.’

Hoe ontspan je? 
‘Sporten. Fitness, een beetje hardlopen en zo. Vooral ook om fit te blijven en mijn hoofd leeg te maken. Maar het lukt me niet altijd om het drie of vier keer per week te doen. Dat vind ik dan lastig. Sporten geeft structuur. Ik ben ooit door sporten uit een depressie gekomen, dus het is echt een houvast voor me.’

Hoop je stiekem op nog een volgend televisiesucces?
‘Daar ben ik eigenlijk niet zo mee bezig. Ik heb in het verleden wel meegeschreven aan dramaseries, maar dat vond ik zo’n moeizaam proces, met zoveel mensen die zich ermee bemoeiden. Ik dacht: ik doe het niet meer. Ik heb zoveel werk verloren zien gaan in de maalstroom van meningen. Theater is wat dat betreft leuker. Daar zijn de lijnen korter, heb ik meer plezier. Als iets niet werkt, dan sleutelen we eraan, proberen we het nog een keer en zien we hoe het publiek reageert. Bij tv is het: “De kijker wil dit, die doelgroep wil dat.” Hou toch op. Ik ga niet cateren naar een demografie. Dat past niet bij me.’

Wat zie je als jouw nalatenschap?
‘Ik ben bezig met het maken van een musical. Er is losjes een datum aan gehangen, maar ik bereid me ook voor op: “Toch maar niet.” Niets is zo veranderlijk als de theaterwereld. Het ene moment heb je drie rollen tegelijk, het volgende moment zit je met lege handen. Ik reken me niet rijk. Maar als deze producent toch niet geïnteresseerd is, dan ga ik gewoon naar een ander. Ik geloof in het idee. Ik ben daar bevlogen over en heb er ontzettend veel zin in om daar een succes van te maken.’