Luuk Koelman: 'De oorlog in Oekraïne lijkt op een vastgelopen vechtscheiding'
'Misschien is het tijd om toe te geven dat deze oorlog niet gewonnen wordt door vol te houden. Dat heldendom soms ook zit in weten wanneer je moet stoppen'
In de trein richting Tilburg, ergens tussen Venlo en Eindhoven, zit een man tegenover me met een button op zijn jas: ‘Stand with Ukraine’. Hij is in de zestig, draagt een ribfluwelen broek en heeft de Volkskrant op schoot. Hij leest niet, staart uit het raam. Af en toe zucht hij. Misschien denkt hij aan Kiev. Misschien ook niet. Steunt hij gewoon graag iets op afstand, zoals mensen met één muisklik bomen planten in Brazilië. Of protestbrieven schrijven namens Amnesty International.
De oorlog in Oekraïne woedt nu drie jaar. Het is dag 1135 om precies te zijn, terwijl we daar in die trein zitten. Aanvankelijk had de strijd nog iets overzichtelijks, bijna romantisch. De underdog tegen de agressor, David tegen Goliath. De blauwe en gele vlag wapperend in de westerse wind. Maar het verhaal wordt sleets. De randen rafelen. En intussen verandert er weinig, behalve het aantal doden.
Feiten, daar heb je op den duur ook niets meer aan. Toch even: Rusland bezet ongeveer een vijfde van Oekraïne. De laatste Oekraïense offensieven hebben weinig opgeleverd, behalve nog meer slachtoffers en teleurstelling. De bevolking krimpt, de munitie raakt op, de infrastructuur ligt aan flarden. Rusland, hoe vermoeid ook, lijkt niet te bezwijken. Het Kremlin telt zijn verliezen, haalt de schouders op en gaat door.
De oorlog lijkt op een vastgelopen vechtscheiding: geen liefde meer, geen hoop, maar ook geen uitweg. Toch blijft de EU herhalen dat Oekraïne geen grond mag opgeven. Geen centimeter. Het klinkt principieel, maar het is de vraag wie daar nu precies baat bij heeft. Zeker als je bedenkt dat landen in Europa al eeuwen schuiven met grenzen, als meubels in een te klein huis. Soms met overleg, meestal met geweld.
In talkshows en parlementen noemen politici elke vorm van toegeven appeasement. Een besmet woord, sinds München ’38, toen Chamberlain dacht vrede te kunnen sluiten met een dictator. Daar begon de ellende, roepen ze dan. Maar ook vóór 1938 werden conflicten opgelost door toe te geven, door water bij de wijn te doen. Soms uit angst, soms uit wijsheid. Soms omdat je wist dat de tegenpartij hoe dan ook de langste adem had.
De man met de button is inmiddels in slaap gesukkeld. Zijn hoofd beweegt zachtjes op de cadans van het spoor. Buiten trekken eindeloze landerijen aan ons voorbij, met daarachter de horizon. Een boerderij, knotwilgen langs de sloot, een groepje verveelde koeien.
Ik denk aan Oekraïne, aan al die mensen die geen button dragen, maar wel de prijs betalen. Niet in geld of idealen, maar in ledematen, in huizen, in een broer die nooit meer terugkomt. En ik denk: misschien is het tijd om toe te geven dat deze oorlog niet gewonnen wordt door vol te houden. Dat heldendom soms ook zit in weten wanneer je moet stoppen.
Misschien is dat het echte verschil tussen een button en een oorlog. De eerste draag je een tijdje op je jas. De tweede draag je de rest van je leven met je mee.
- Russian Defense Ministry Press Service