Kor Hoebe (37): ‘Mijn moeder moest huilen toen ik vertelde dat ik comedian wilde worden'

Kor Hoebe ligt er niet wakker van dat hij nog nooit bij Eva Jinek aan tafel heeft gezeten, want hij staat in uitverkochte theaters met zijn show Kordaat.

Kor Hoebe

Nieuwe Revu ontmoet Kor Hoebe
Waar? Canvas, de rooftopbar van het Volkshotel in Amsterdam. Iets genuttigd? Twee flat white havers, spa rood en broodje zalm voor Kor, cappuccino en espresso voor de journalist. Verder nog iets? Kor speelt zijn voorstelling Kordaat nog tot medio 2027. Kaarten – als je geluk hebt – via korhoebe.nl.

Kor Hoebe neemt een pilletje. Medicatie voor zijn onlangs gediagnosticeerde ADHD. Maakt het gesprek wat coherenter, zegt hij, want zonder zo’n pil gaat hij alle kanten op. Handig als je je brood verdient met razendsnel improviseren, minder relaxed als je een journalist wil uitleggen hoe het nou precies zit met die onwaarschijnlijke carrière van je. 

Kor – vrolijke kop met pretogen onder een blondrossige bos haar – komt net van de sportschool tegenover Canvas, de rooftopbar in Amsterdam-Oost waar we zitten. Zijn huis is hier ook om de hoek. Nog wel, want binnenkort verhuist hij naar de andere kant van de stad. Zijn eerste verhuizing ooit, zegt Kor, want Oost is al zijn wijk sinds hij hier 37 jaar geleden werd geboren. ‘Klinkt vet, hè, dat ik altijd in mijn ouderlijk huis heb gewoond – in een eigen appartement hoor, dat wel. Maar dat is eigenlijk alleen maar zo omdat het om Amsterdam gaat. Als ik nog steeds in de boerderij van mijn ouders in Drenthe had gezeten, zou je het al minder vet vinden. Beetje sneu zelfs.’

Is dat waarom je gaat verhuizen, omdat het sneu wordt?
‘Nee. Mijn ouders zijn gescheiden en mijn moeder woont nu nog op de begane grond en de eerste verdieping, ik op de derde. De rest van het pand wilden we verhuren, maar met al die nieuwe regels is dat vreselijk veel gedoe. Ik snap de kant van de huurder wel, maar het is voor verhuurders eigenlijk ook niet meer te doen. De enige manier is de prins Bernhard-manier: die heeft helemaal niks met zijn huurders te maken.’

Was het fijn opgroeien in het appartement boven je ouderlijk huis?
‘Ja, want ik had een eigen opgang en mijn ouders kwamen nooit naar boven, dus had ik veel vrijheid. Er woonden daar eerst nog studenten, maar toen die vertrokken, besloten mijn ouders dat ik er mocht wonen – ik was pas veertien, maar ze hadden geen zin in nieuwe studenten. Zo woonde ik al heel jong op kamers en kwam iedereen altijd naar mij toe. Want bij mij was het feest.’ 

Zoals het ook feest is in de uitverkochte zalen waar jij je voorstelling Kordaat speelt. Terwijl er toch ook veel mensen zijn die nog nooit van jou gehoord hebben. Hoe kan dat?
‘Het heeft vooral te maken met de verschuiving van lineair tv-kijken naar de telefoonverslaving. Ergens in 2022 postte ik een eerste filmpje op TikTok en dat kreeg 400.000 views. Wow, dacht ik, nu ben ik beroemd, ik ga het maken. Ineens ging ik van driehonderd naar duizend volgers. Dat motiveerde me om te blijven posten, hoewel ik toen nog fulltime als leraar werkte. Maar wacht, dit is dus hoe ADHD werkt. Het wordt beter als die pil landt, maar laat me even bij het begin beginnen.’

Doe dat, Kor.
‘De eerste keer dat ik op een podium stond, was op de middelbare school. Ik zat op het Amsterdams Lyceum. In 6 vwo werd er een trip georganiseerd naar Wolkenland, het ‘schoolbuitenhuis’ van dat lyceum. Met een paar jongens uit de klas hadden we een krat bier naar binnen gesmokkeld. Daar werden we mee gesnapt door de conrector, meneer Van Veen.

Ik vroeg hem even rustig te gaan zitten, zodat ik het allemaal uit kon leggen. Ik verzon ter plekke een verhaal dat wij de tienduizendste klant waren van een of andere supermarkt daar in de buurt en dat wij dat krat hadden gewonnen. En hoe zielig het was als hij dat in zou nemen. Daar moest hij lang en hard om lachen, waarna hij besloot dat we het kratje mochten houden. Mits ik mee zou doen aan het onderdeel eloquentia tijdens een scholenstrijd. Je kreeg daar de opdracht om tien minuten lang over een bepaald onderwerp te praten – dit keer was dat: kippen verzorgen. Ik hield me totaal niet aan de regels, maar iedereen ging stuk. Waarna meneer Van Veen zei: “Kor, hier moet je iets mee doen.”’

‘Mijn vader stuurde me een sms met wat de gemiddelde acteur in Nederland verdient: 11.000 euro per jaar’

Dat deed je in eerste instantie niet.
‘Nee. Nadat ik mijn vwo-diploma had behaald, ging ik rechten studeren. Een jaartje, want ik ben uiteindelijk gesjeesd omdat ik het fucking saai vond – ik was meer aan het blowen. Ergens rond die tijd, ik was een jaar of achttien, liet ik de hond uit, hierachter bij de Amstel. Die dag besloot ik dat ik comedian wilde worden. Ik domineerde feestjes, was altijd aanwezig, maakte grappen, maar op die dag wist ik zeker dat dit de weg was, dat ik stappen moest gaan zetten. Dat voelde toch als een soort uit de kast komen – beetje pretentieus ook: je suis un artiste. Daarom ben ik er pas rond mijn 21ste echt iets mee gaan doen.’

Wat deed je in de tussentijd?
‘Een studie planologie. Ik voelde dat ik mijn droom moest najagen, maar vond het ook nog te eng om er vol voor te gaan. Vandaar die studie. Ik haalde mijn bachelor, op m’n tandvlees, maar toch. Daarna besloot ik mijn omgeving te vertellen wat het echte plan was. Wat daarbij ook hielp, was dat mijn ouders destijds net gescheiden waren: het machtsblok was weg. Zij waren de EU, ik was Poetin.’

Hoe reageerden ze?
‘Als ik van tevoren had geweten hoe mijn omgeving erop zou reageren, had ik het nooit verteld: mijn vrienden hebben een half jaar lang om geen enkel grapje van me gelachen, mijn moeder moest huilen en mijn vader stuurde me een sms met wat de gemiddelde acteur in Nederland verdient: 11.000 euro per jaar. Niet leuk, maar ik snapte het ergens wel, want je omgeving wil gewoon graag dat het goed met je gaat. En als ik achteromkijk, zie ik hoe ontzettend groot de groep mensen is die het niet hebben gehaald.’

In de jaren die volgden, maakte Kor meters op het podium. Hij trad niet alleen op in Comedy Cafe – waar hij als master of ceremony vooral bezig was met improviseren voor een volle zaal – maar ook in Mezrab, waar de nadruk vooral lag op storytelling. Daarnaast deed hij cursussen kleinkunst en gaf hij rondleidingen: free tours, waarbij toeristen uiteindelijk zelf bepalen hoeveel ze de gids betalen. ‘Hoe grappiger de tour, hoe meer geld je kreeg. Een van de beste manieren om het vak te leren, want probeer een groep Duitsers maar eens bij de les te houden als het min twee is en hagelt. Dan heb je skills nodig, dat is pure comedy. Ik heb het acht jaar lang, tien keer per week gedaan, voor mensen van over de hele wereld.’

Daarnaast gaf je dramales in een jeugdgevangenis.
‘Doe ik nog steeds. Moeilijk opvoedbare kinderen, dat is mijn specialisatie. Ik doe het inmiddels al tien jaar, momenteel bij School2Care, een school in Nieuw-West. Ze noemen het daar zelf de Champions League van de pedagogiek en ik geef ze gelijk. Het zijn klasjes van zes, zeven leerlingen, maar er zijn altijd twee begeleiders bij. Niet de makkelijkste jongens inderdaad – enkelbandjes en zo – maar wel de leukste. Ik hoop het de rest van mijn leven te kunnen blijven doen.’

Een moeilijker publiek kun je als comedian niet krijgen, lijkt me.
‘Het is inderdaad een soort hoogtestage in connecten met mensen.’

Durf je daarom ook zo hard te zijn tegen je publiek? Ik hoorde je bijvoorbeeld tegen een Marokkaanse jongen zeggen dat hij zich liet ‘waxen als een bitch’. 
‘Even voor de duidelijkheid: ik gaf die jongen ook respect, hè. Jij ziet een paar minuten van de show en het is ook nog eens geknipt, dus het komt veel harder over dan in het echt. Maar het publiek krijgt alles mee, de hele discussie die aan deze opmerking voorafging. Dat maakt een verschil. Sterker: die jongen liep lachend de zaal uit. Zoals iedereen die ik heb beledigd lachend de zaal uitloopt. Al noem ik het liever niet beledigen: het is worstelen, playful jabs uitdelen.

Juist de gasten die ik heb beledigd, willen na de show op de foto, komen vertellen hoe te gek ze het vonden. Ik weet niet, het is een soort wederzijdse liefde met een beetje branie. En het gaat ook niet zozeer om wát je zegt, maar de manier waaróp je iets zegt. Als ik jou met een lach uitscheld voor vieze vuile teringlijer voelt dat anders dan wanneer ik er kwaad bij kijk. Sowieso ben ik in de show veel liever dan in de filmpjes. Ik heb een vibe met zo’n zaal. Maar nog even terug naar de tijdlijn, want op het moment dat alles lekker begon te lopen, kregen we die pandemie – zie je, het pilletje gaat werken, ik word steeds coherenter.’

Alle theaters gingen dicht, je had geen werk meer.
‘Ja, boem, corona. Eerst dacht ik: shit, en nu? Maar eigenlijk was het heel goed voor mijn geest: ik kon niks meer, en dat is goed voor iemand die altijd hard doorgaat. Dat is ook mijn grootste valkuil: doorwerken tot aan de burn-out. Gelukkig is het nog nooit zover gekomen, omdat ik precies weet wanneer ik moet stoppen. Als het in mijn hoofd begint te tollen, kap ik – dat is al een paar keer gebeurt.’

Hoe verdiende je je geld tijdens de pandemie?
‘Die studie planologie heeft mijn ass gesaved. Voor jonge mensen die twijfelen of ze hun studie moeten afmaken: doe het, want je weet nooit wanneer je dat papiertje nodig hebt. Ik had ook nooit verwacht dat ik het zou gaan gebruiken, maar tijdens corona heb ik mijn tweedegraads bevoegdheid gehaald, waardoor ik les kon gaan geven aan de onderbouw van een middelbare school. Aardrijkskunde. Dat heb ik drie jaar lang gedaan. Het waren klassen van zestig leerlingen. De filosofie was dat er twee leraren voor de klas stonden: de ene geeft les, de andere houdt orde. Leuk idee, maar een utopie. Toch handelde ik het, omdat ik wist hoe ik zo’n klas moest managen. Net zoals je op het podium je shit moet ownen, moet je zo’n klas ook ownen. Je moet autoriteit uitstralen, maar tegelijkertijd liefdevol en kwetsbaar zijn.’ 

Het moet toch flink schakelen zijn geweest, van volle theaters naar een volle klas. 
‘Het was goed, maar inderdaad ook kut. Wat hielp was dat de Comedy Club af en toe open mocht. Dertig man in de zaal, monddoekjes, anderhalve meter afstand van elkaar, geen drank. Heel lastig, want je kunt niks verbloemen. Je móét. Dus als je dát publiek aan het lachen kunt krijgen... Dat gaf me veel zelfvertrouwen, ook omdat ik tussen de grote namen stond en zag dat sommige van die gasten er meer moeite mee hadden dan ik. Dus zo slecht was ik niet.’ 

Improviseren is ook heel kwetsbaar. Het kan snel misgaan. 
‘Ja, natuurlijk, dat hoort erbij. Gebeurde ook bij mijn eerste betaalde gig, in een hotel in Driebergen. Ik had een stukje waarin ik een gesprek in de jeugdgevangenis nadeed en een van die personages gebruikte het woord kanker. Op het moment dat ik dat woord zei, voelde ik dat het fout ging. Het hele publiek had zoiets van: oké, jij bent af. En toen moest ik nog twaalf minuten. Het was ook net voor de kerstvakantie, een periode waarin ik een week lang niet hoefde te spelen. Dan heb je dus heel veel tijd om na te denken. Ik drink eigenlijk nooit in mijn eentje, maar ik heb die avond vier, vijf whisky’s genomen om in slaap te kunnen vallen. Omdat je denkt: dit komt nooit meer goed. Die momenten heb ik vaak gehad in mijn leven. Helemaal tijdens corona. Het is gedaan, dacht ik. Want dit kon wel vijf, zes jaar duren, ik zou al mijn momentum verliezen, te oud zijn.’

Dat viel mee, mede doordat je op een gegeven moment heel zichtbaar werd op sociale media. Wanneer besloot je: dit is de manier?
‘In Comedy Cafe was ik dus master of ceremony, de man die de vijf, zes comedians van die avond aan elkaar praat, de man die improviseert met het publiek. In het begin haatte ik het dat ik alleen dat mocht doen, want ik wilde comedian worden, maar degene die daar de line-up maakte, zei dat hij mij écht nodig had. En dat het een skill is, dat niet iedereen dat kan. Anuar, een bevriende comedian, zei dat ik die impro-dingen online moest gaan gooien. Hij deed het ook al en had er veel succes mee.

Ik had in eerste instantie niet het idee dat het mij ook zo zou lukken, maar hij bleef pushen en pushen. Hij geloofde meer in mij dan ik in mezelf geloofde. Uiteindelijk zette ik toen dat eerste filmpje online en ik voelde meteen dat ik wat te pakken had, dat ik de juiste snaar raakte. Ik denk dat mijn articulatie daar ook bij hielp. Mijn vader is een gepensioneerd logopedist, dus daar werd thuis echt wel op getraind. Daardoor was het zelfs in het begin, toen ik alles nog met een telefoon opnam, goed verstaanbaar.’

‘Op het moment dat ik het woord kanker zei, voelde ik dat het fout ging. Het hele publiek had zoiets van: oké, jij bent af’

Dat het werkt is duidelijk: je staat avond aan avond voor uitverkochte zalen. Terwijl de meeste landelijke kranten nog nooit over je hebben geschreven en je amper op tv te zien bent.
‘Anuar zegt altijd dat ik de scene vinger. Hij belde me laatst nog, omdat hij naar mijn speellijst had gekeken. “Dude,” zei hij, “jij vingert die scene nu met drie vingers erin.” Dat is wel een beetje zo. Ik sta in zalen waar duizend man in passen... Het is bizar, mijn leven is helemaal veranderd.’ 

Je brengt ook een ander publiek naar het theater.
‘Ja, ik was laatst in de Leidse Schouwburg en daar ging mijn publiek zelf haar jas ophangen. Ze hadden niet door dat daar mensen voor zijn, omdat de helft nooit in het theater is geweest. Daar zijn theaterdirecteuren heel blij mee.’

We moeten het nog even over recensies hebben...
‘Wacht, wacht, wacht, laat mij ze opnoemen en dan reageer ik er meteen op. Tenzij je nieuwe recensies hebt, want die hoef ik niet te lezen.’

Ik heb er eentje uit Het Parool en een uit het Fries Dagblad.
‘Oké, ja, die zijn bekend. Wat stond er ook alweer in het Fries Dagblad? Dat mijn broek een maatje te groot was, zoiets. Ik zag die kop en vond het verder niet de moeite om te betalen voor dat stukje, dus ik heb het niet gelezen.’

En Het Parool schreef dat theater geen TikTok is. 
‘Ja, snapte ik ook niet helemaal. Er moet altijd iets te klagen zijn, denk ik. Sowieso vind ik recensies totaal irrelevant. Het is één mening van één iemand. Waarschijnlijk zit er gewoon een of andere boomer achter in de zaal die gewend is aan een verhaal, aan structuur. Die vraagt zich natuurlijk de hele avond af waar de fuck hij naar aan het kijken is.’ 

Krijg je reacties van andere comedians, de oudere garde? 
‘Ja, zeker. Ik heb lang met Theo Maassen gebeld, anderen komen kijken, maar er zijn ook mensen die het helemaal niks vinden wat ik doe. Het grappige is dat het van boven naar beneden vaak positief is, maar van onder naar boven wat minder. Maar over het algemeen hebben ze wel respect voor het feit dat ik het allemaal alleen heb gedaan – of ze me nou goed vinden of niet. Vroeger was de weg: een keer op tv komen met een leuk liedje, een cabaretfestival winnen of bij Toomler horen. Dat waren de enige manieren om door te breken.’

Is tv evengoed toch nog iets wat jij ambieert?
‘Ik schoof ooit een keer aan bij Humberto, met hem vibe ik heel goed. Wat je ook doet, zet dit erin: Humberto is cool, echt fucking aardig. Daarnaast ben ik regelmatig gevraagd door verschillende productiemaatschappijen om een tv-programma te maken, maar tot nu toe heb ik op alles nee gezegd. Het ding is: ik vind spelen gewoon het allerleukst. En ik sta voor uitverkochte zalen: die kunnen niet uitverkochter. Ik kan niet meer spelen dan ik nu doe: vier, vijf keer per week. De agenda zit vol. Dus televisie... Weet je, de view counts die ik pak, zijn gewoon veel hoger dan lineaire tv. Maar ik zeg nooit nooit, want misschien kom ik over een paar jaar met hangende pootjes terug.’

 Ik begreep dat je vriendin ook je manager is. 
‘Ja, ze is lerares. We gaven les op dezelfde school, daar ken ik haar van, maar daarnaast doet ze ook een deel van het management. En bij optredens op donderdag, vrijdag en zaterdag gaat ze mee. Ik vind dat heel tof, we zijn een soort Bonnie en Clyde. Ze weet natuurlijk niet precies hoe het voelt om op het podium te staan, maar ze ziet wel wanneer het goed met me gaat en wanneer niet. Dat is fijn, want zeker in het begin moest ik wennen aan de intensiteit van al die optredens. En aan het verlies van mijn anonimiteit. Inmiddels gaat dat beter, ook omdat het best geleidelijk ging. Ik weet nu dat ik in ieder geval mijn handen moet wassen als ik naar een openbare wc ben geweest. Want dat deed ik daarvoor natuurlijk niet. Fuck dat, niemand kende me.’ 

Komen er veel mensen op je af? 
‘Jawel, ik ben benaderbaar. Ik oog ook minder gevaarlijk dan iemand als Theo Maassen, daar stapt niemand op af. Op mij wel. Dat is weleens wennen op feestjes, zeker als mensen wat gedronken hebben. Maar over het algemeen vind ik het grappig. Laatst stak ik hier de straat over en stopte er zo’n lijpe, zwarte politieauto met zo’n blauw zwaailichtje. Raampje naar beneden, allebei die gasten zwaaien, ik zwaai terug, daarna reden ze keihard door. Toen dacht ik wel even: oké, I made it.’

Showbizz
  • David Meulenbeld