Jordan Peterson: Leon Verdonschot over de founding father van de manosphere

Vaak wordt Peterson in één adem genoemd met Andrew Tate. Ten onrechte. Maar wat vertegenwoordigt Jordan B. Peterson - die op 17 mei in de Ziggo Dome staat - wél?

Jordan Peterson

1.

Enkele weken geleden was psychiater Esther van Fenema te gast in het tv-programma WNL op zondag. De aanleiding was de alom geroemde Netflix-serie Adolescence. Van Fenema stelde dat de samenleving terecht veel aandacht heeft voor vrouwenrechten en de emancipatie van vrouwen. ‘Ik denk tegelijkertijd dat we jongens een beetje in de steek hebben gelaten als het gaat om de identiteit van mannen en typisch mannelijke kwaliteiten. Ik vond het heel zorgelijk dat als je het over ‘echte mannelijkheid’ hebt, je dan direct komt bij die ‘toxic masculinity’ die Andrew Tate en zijn broer vertegenwoordigen, die echt heel vrouwonvriendelijk is. Er zijn onderzoeken die laten zien dat online geweld en aanzetten tot haat zich ook vertalen naar de fysieke wereld, en dat vind ik echt een risico voor vrouwen.’

Er volgde een video van Andrew Tate, die met een zonnebril op en een dikke sigaar rokend (Tate kent immers zijn fallussymbolen) stelde dat vrouwen ‘nauwelijks bewust zijn’. ‘Ze komen niet met eigen ideeën, het zijn holle vaten. Wachtend tot iemand er een muntje ingooit.’

Van Fenema stelde na het fragment en de opmerking van presentator Rick Nieman dat veel jongetjes van dertien hiermee weglopen: ‘Ik vind dat heel erg, maar het is wel de realiteit. En daar moeten we wel iets mee. Ik denk dat een van de oorzaken is dat het gepolariseerde manbeeld maakt dat er niet veel keuze is voor mannen met wie ze zich willen identificeren. Het is, even heel gechargeerd, links woke zittend plassen, of het is Andrew Tate. De tussenvormen van mannelijke rolmodellen is voor jongeren moeilijk te vinden.’ Van Fenema deed een oproep voor positieve mannelijke rolmodellen.

Haar pleidooi deed me denken aan een interview met schrijver Chuck Palahniuk in podcast The Joe Rogan Experience. Na enige tijd kwam het gesprek op Palahniuks door David Fincher verfilmde klassieke debuutroman Fight Club (1996), waarin illegale en geheime gevechten in cafékelders een belangrijke rol spelen. 

Palahniuk legde in het interview uit wat voor hem de grootste aantrekkingskracht van vechtsport is. Niet zozeer de vaak opgevoerde louterende ervaring van beheerst en door regels afgebakend geweld, maar iets anders: de band tussen de vechter en zijn trainer. Je hebt als adolescente jongeman een biologische vader, stelde Palahniuk, die verzorgend en liefhebbend is, en die je tijdens een bepaalde periode in je leven zult afwijzen, misschien zelfs móét afwijzen. Maar die afwijzing gaat vaak gepaard met de keuze voor een tweede vader, een vrijwillige, wiens autoriteit je niet verwerpt, maar juist omhelst. Iemand die je blind vertrouwt, terwijl hij je door de gevaren heen loodst. 

Een docent, een hogere rang, en in de vechtsport: een trainer. Palahniuk noemde het voorbeeld van de film The Karate Kid (1984) met de legendarische Mr. Miyagi, maar hij had eigenlijk alle boks-, karate-, kickboks- of andere vechtsportfilms, -documentaires of -romans kunnen noemen. Centraal in iedere vechtsport staat immers de band tussen de vechter en de sensei, de leraar, de coach. 

De sleutelscène in elke boksfilm is het moment waarop de pupil het gezag van zijn coach aanvaardt en ontdekt dat diens lessen zich uitstrekken tot ver buiten de ring. In een van de mooiste scènes uit Creed (2015), de Rocky-film waarin Rocky Balboa (Sylvester Stallone) de jonge vechter Adonis Johnson (Michael B. Jordan) onder zijn hoede neemt, laat Rocky hem voor de spiegel staan om te schaduwboksen. Rocky tikt tegen het glas. Hij zegt: ‘Zie je de kerel die terug staart? Dat is je moeilijkste opponent. Elke keer als je de ring in gaat, is dat degene tegen wie je vecht. Dat is volgens mij zo in het boksen, dat is volgens mij zo in het leven zelf.’ 

Zo’n coach, trainer en/of vaderfiguur is in zekere zin de man die op 21 oktober 2008 nog te gast was tijdens Room For Discussion, een serie gratis toegankelijke debatten en interviews van de Universiteit van Amsterdam: Jordan B. Peterson.

Het inderhaast opgerichte ‘Netwerk Bezorgde Amsterdammers’ (lees: enkele studenten en docenten van de UvA) protesteerde en wilde niet dat Peterson werd geïnterviewd. Peterson zou er een ‘politiek incorrecte’ wereldbeschouwing op nahouden. Als hij al een platform zou mogen krijgen op de universiteit, dan alleen als er iemand naast hem zou zitten. Iemand die tegenwicht zou bieden aan zijn ‘conservatieve, patriarchale, antifeministische’ opvattingen. Inmiddels heeft Peterson niet meer de toestemming nodig van een actiegroep om te komen spreken op een universiteit: hij staat in de Ziggo Dome. 

Peterson heeft niet meer de toestemming nodig van een actiegroep om te komen spreken op een universiteit: hij staat in mei in de Ziggo Dome.

2.

Jordan Bernt Peterson werd geboren op 12 juni 1962 in het Canadese Edmonton. Hij groeide op in het kleine Fairview in Alberta, waar maar enkele duizenden mensen wonen. Peterson studeerde aan de Universiteit van Alberta en behaalde een bachelor in politieke wetenschappen en een graad in psychologie. In 1991 behaalde hij een Ph.D. in klinische psychologie aan de McGill-universiteit. Vervolgens werkte hij als assistent en docent aan Harvard. In 1998 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Toronto, waar hij drie jaar geleden ontslag nam. 

In 2013 begon hij met het opnemen van zijn colleges, die hij op YouTube plaatste. Enkele onderwerpen kwamen vaak terug: zijn kritiek op de ideologie en terminologie van woke, die veel aanhang had op universiteiten in de Verenigde Staten en Canada. Woke stokpaardjes als ‘wit privilege’ en ‘culturele toe-eigening’ werden de speerpunten van Peterson. Hij concludeerde ook dat links politiek correct met hun ‘grote gevoeligheid voor krenkingen’ in de praktijk van persoonlijkheidskenmerken eigenlijk opvallend veel gelijkenis vertoont met autoritair rechts. En hij verzette zich fel tegen het identiteitsdenken, waarbij individuen worden ingedeeld op basis van groepskenmerken, met een grote focus op gender, huidskleur en seksuele identiteit.

Hoewel hij zichzelf toen karakteriseerde als een ‘klassieke Britse liberaal’ werd hij door zijn opvattingen vooral populair in rechtse en conservatieve kringen. Het blijft fascinerend hoe je uitspreken tegen woke en identiteitsdenken meteen leidt tot de conclusie dat iemand rechts is. In Nederland zijn bijvoorbeeld de uitgesproken linkse publicist Ewald Engelen (schrijver van onder meer Het is klasse, suffie, niet identiteit!) en de al even uitgesproken linkse filosoof Floris van den Berg (schrijver van onder meer Het spook van woke) zeer welluidende illustraties van het tegendeel. 

Hoe dan ook, in het geval Peterson leidde het geregeld tot relletjes. Dat begon al toen hij zich in 2016 kritisch uitliet over het aannemen van de C-16-wet in zijn land, een wet die genderidentiteit en genderexpressie beschermt onder het Canadese strafrecht. Peterson was zeer kritisch over de consequenties van die wet voor de vrijheid van meningsuiting. Het zou volgens Peterson in het vervolg zelfs strafbaar kunnen zijn om een transgender persoon aan te duiden met een ander voornaampersoon dan door deze persoon zelf gewenst. Zelfs wanneer dat onbewust of per ongeluk gebeurt.

Jordan Peterson werd door zijn opvattingen vooral populair in rechtse en conservatieve kringen.

Hij was een van de getuigen die door een senaatscommissie werden uitgenodigd voor de wet in werking trad, en herhaalde daar zijn bezwaren. Volgens transgenderactivisten droeg Peterson met zijn bezwaren bij aan een klimaat van haat en transfobie. Hij maakte in zijn eigen land mee wat hij in Amsterdam twee jaar later opnieuw zou meemaken: oproepen hem te ontslaan, pogingen hem het spreken onmogelijk te maken en het inmiddels bekende palet van ‘safe spaces’, ‘no-platforming’ en ‘cancellen’ om maar te voorkomen dat Peterson zijn opvattingen kon uitdragen. 

Dat Peterson een punt had met zijn kritiek op de C-16-wet bleek ironisch genoeg in 2017, toen een Canadese promovenda aan de Wilfrid Laurier University tijdens een les aan studenten een fragment toonde uit een debat waar Peterson zijn mening gaf over genderneutrale voornaamwoorden. Ze moest op het matje komen bij enkele hoogleraren en een vertegenwoordigster van het universitaire diversiteits- en gelijkheidsbureau. Die vonden dat ze een ‘transfobisch’ fragment aan haar eerstejaarsstudenten had getoond, waarmee ze had bijgedragen aan een ‘giftig klimaat’. Dat was verboden onder de C-16-wet, en ze zou onder toezicht geplaatst worden. De promovenda had het volledige gesprek opgenomen en stapte ermee naar de media, wat opnieuw een rel opleverde, maar nu met de universiteit als partij die door het stof moest. 

Inmiddels heeft Peterson niet meer de toestemming nodig van een actiegroep om te komen spreken op een universiteit: hij staat in de Ziggo Dome

Een jaar na zijn bezoek aan Amsterdam was er opnieuw een rel met een universiteit, deze keer die van Cambridge, waar Peterson gastdocent was. Dat gastdocentschap werd opeens ingetrokken, zonder een verklaring. Die kwam pas enkele dagen later, na veel mediarumoer, door de rector, op de website van de universiteit. Die schreef: ‘Begin vorige week werd de faculteit op de hoogte gebracht van een foto van professor Peterson die poseerde met zijn arm om een man die een T-shirt droeg met daarop duidelijk de slogan “Ik ben een trotse islamofoob”. De nonchalante goedkeuring door associatie van deze boodschap werd gezien als in strijd met het werk van een faculteit die trots is op het bevorderen van interreligieus begrip. Als gevolg hiervan herzag de onderzoekscommissie van de faculteit haar oorspronkelijke besluit om een gastfellowship toe te kennen en concludeerde dat het aanbod moest worden ingetrokken.’

Peterson reageerde op het besluit om zijn uitnodiging van de universiteit in te trekken omdat hij met ‘nonchalante goedkeuring’ naast een man stond met een T-shirt dat de universiteit verkeerd vond, met de opmerking dat dit een ‘ernstige beoordelingsfout’ was. 

3. 

Zijn doorbraak kwam met zijn tweede boek 12 regels voor het leven, dat in veel landen een bestseller werd en in 2018 in Nederland verscheen, vertaald door maar liefst vijf personen. Het werd uitgegeven door Mai Spijkers, de uitgever die er prat op gaat zijn grootste bestsellers zelf niet eens te lezen, en die enkele jaren geleden zelf in opspraak kwam met een groot Volkskrant-verhaal waarin hij werd beschuldigd van macho- en vrouwonvriendelijk gedrag. De ondertitel van het boek luidt enigszins apocalyptisch: ‘Een remedie tegen chaos’, de aanbevelingsquote komt van Leon de Winter.

Het boek heeft de directieve en absolutistische toon waar, met name Amerikaanse, zelfhulpboeken in uitblinken. Zinnen als ronkende geboden, van het type: ‘Als we allemaal correct leven, zullen we gezamenlijk floreren.’

Het boek begint met een pleidooi voor een trotse, zelfverzekerde levenshouding. Een verantwoordelijke levenshouding ook, waarin een mens verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, en waardevolle vriendschappen aangaat. Peterson trekt graag lijnen van verleden naar heden, wat soms leidt tot zinnen die in de huidige tijd wat grotesk aandoen. ‘Rechtop staan met je schouders naar achteren betekent de ark bouwen die de wereld beschermt tegen de zondvloed,’ bijvoorbeeld. In een wereld waarin de meeste mannen het boek zullen lezen in een koffietentje terwijl ze op hun iPhone hun Spotify-playlist afluisteren, zullen zij niet snel een ark in elkaar zetten.

In zijn boek legt Peterson ook uit waarom ouders hun kinderen dienen op te voeden in plaats van hun beste vriend te zijn. Je hoeft maar een kwartier in een willekeurige luchthaven, treincoupé of eetgelegenheid met jonge gezinnen te verblijven om te beseffen hoe zinnig dit pleidooi is. Typisch voor de conservatief en retoricus Peterson is dat hij dat pleidooi vermengt met het principe dat er twéé ouders moeten zijn. 

Zijn pleidooi om je eigen huis eerst eens op te ruimen voor je de wereld de maat neemt, is uiteraard een metafoor, maar iedereen die weleens bij een vrijgezelle man over de vloer komt, weet dat het ook letterlijk genomen een uitstekend advies is. 

In zijn boek legt Jordan Peterson ook uit waarom ouders hun kinderen dienen op te voeden in plaats van hun beste vriend te zijn

Dat is dan ook de grote waarde van zijn boek: het is een overtuigend pleidooi voor mannen om verantwoordelijkheid te nemen. Dat hij zijn medemannen duidelijk tot meer in staat acht dan vrouwen, die hij geregeld samenvat tot emotie en chaos, daar valt nogal wat op af te dingen, maar er zijn gelukkig vele andere boeken waarin dat gebeurt. 

Schrijver Joost de Vries schreef na het verschijnen van 12 regels voor het leven in De Groene Amsterdammer: ‘Zou iemand (...) hem duidelijk kunnen maken dat fysieke kracht niet meer relevant is in de 21ste eeuw?’

Toen ik dat las, moest ik denken aan de beroemde briefwisseling tussen de Franse schrijver Michel Houellebecq en zijn linkse landgenoot Bernard-Henri Lévy. Daarin schrijft Houellebecq: ‘Ik ben er gaandeweg aan gewend de openbare ruimte te zien als een vijandelijk territorium.’ 

Zo ver zou ik niet willen gaan, maar er gaat nauwelijks een dag voorbij zonder dat ik de mogelijkheid ervaar dat die fysieke kracht opeens wel degelijk relevant, zelfs noodzakelijk kan zijn. Hoeveel vormen en varianten van agressie bestaan er wel niet in elke publieke ruimte? Meestal kan een mens ze mijden, maar soms ligt fysieke confrontatie op de loer, en daarmee de relevantie van kracht. En van Petersons visie hierop.

Peterson is de licht autoritaire, vaak wat ouderwetse, maar altijd betrokken vaderfiguur, die grossiert in krachtige oneliners als ‘Streef na wat betekenisvol is (niet wat opportuun is)’.

4. 

Aan de universiteit van Cambridge, die zijn uitnodiging introk, zou Peterson zich verdiepen in de Bijbel, en dan vooral in Exodus. Dat heeft hij alsnog gedaan. In zijn nieuwe boek Wij die worstelen met God onderzoekt Peterson het verband tussen onze huidige samenleving en de klassieke verhalen uit de Bijbel. Van Adam en Eva tot Kaïn en Abel, van Mozes tot Jezus; Peterson tilt hun verhalen naar het heden, en legt uit dat de farizeeërs nog steeds onder ons zijn, en de reactie op de Exodus nog steeds voortleeft.

Het boek is aanmerkelijk taaiere kost dan zijn 12 regels voor het leven. Verdwenen is de toegankelijke, soms ronduit populaire toon van het zelfhulpboek, in zijn nieuwe werk toont Peterson zich eerst en vooral de cultuurcriticus die de critici van de Bijbel terechtwijst. 

Wie bezwaar heeft tegen het gebod om de aarde te bevolken (‘Weest vruchtbaar en wordt talrijk’) mist volgens Peterson de context van deze richtlijn. Wie kritiek heeft op het ‘onderwerpen’ van de aarde dat de mens volgens God te doen staat, snapt niet dat onderwerpen niet hetzelfde is als domineren – ‘en de pot op met alle beweringen van het tegendeel’.

Uiteraard komen enkele vaste onderwerpen van Peterson weer terug, maar dan nu ingekleed in een Bijbelse context. Zo maakt hij een vergelijking tussen het Bijbelverhaal van de vijandige broers Kaïn en Abel, en identiteitspolitiek en slachtofferdenken. ‘Het verhaal van Kaïn en Abel vormt het patroon voor het slachtoffer-/agressorverhaal dat zo’n sleutelrol speelt in de ideologieën van rancune die onze tijd zo wezenlijk kenmerken, zij het niet uniek, aangezien het drama dat zo wordt geportretteerd eeuwig is. (...) Wat is het spel? Mensen die geloven in zulke verhalen (...) signaleren eerst, en met vrolijke ontzetting, de voor de hand liggende ongelijkheden die in de wereld bestaan (...). Dan gaan mensen verontwaardigd stilstaan bij het feit van dergelijke verschillen (van sekse, ras, klasse, etniciteit, ‘gender’, aantrekkelijkheid – zelfs leeftijd, gewicht, lengte) en met een beschuldigende vinger wijzen naar die onevenredig profiteren van hun positie aan het wenselijke einde van de resulterende verdeling. Ten slotte veronderstellen ze – op de meest egoïstische manier die je je kunt voorstellen – dat al deze ongelijkheid, die een onvermijdelijk gevolg is van het verschil zelf, juist iets is wat te wijten is aan dwang, geweld en onderdrukking.’

Breeduit lachend met Nigel Farange, parlementslid van het VK.

Ook vintage Peterson: het verband leggen tussen de hedendaagse inzichten over het belang van consent (in de woorden van Peterson: ‘het gedoe rond toestemming; de verontwaardiging van vrouwen tegen de mannen door wie ze zich uitgebuit voelen’) en volgens hem ‘dwaze combinatie’ van twee eisen die we stellen: volledig seksuele ‘vrijheid’ en ‘totale voorspelbaarheid en veiligheid in de loop van kortetermijn-seksuele activiteiten’. Dat kan niet tegelijkertijd, betoogt Peterson, om de reden dat vrouwen die ‘zich gemakkelijk beschikbaar stellen’ voor onenightstands ‘ten prooi zullen vallen aan het ergste soort mannen’. Want: ‘Er is geen ontkomen aan dit probleem: de ‘betere mannen’ die zich zouden gedragen op enige wijze die in zulke situaties als gepast zou kunnen gelden, zullen niet de mannen zijn die zich aangetrokken voelen tot sequentiële opportunistische onenightstands’. 

Het is helder waar Peterson niet in gelooft. Het is even helder waar hij wél in gelooft. ‘Wat is het echt functionele alternatief? Het volgen, bevorderen en vieren van de monogame langetermijnparings-‘strategieën’ die in het ware belang zijn van kinderen, vrouwen, mannen en de sociale orde; je verzetten tegen het ophemelen en verspreiden van het ethos van de hedonisten, vooral van de seksuele variant; naar boven richten, de waarheid spreken en zo het verlossende romantische avontuur van je leven vinden – kortom, het rechte en smalle pad bewandelen en aanwijzen.’

Je kunt met recht betogen dat Peterson op dit vlak een conservatief is, het tegenovergestelde ook van een vrijdenker. Maar hij is wél consequent. Hij misgunt vrouwen niet wat hij mannen wél gunt. Dat hij geen vrijdenker is, komt voort uit zijn focus op wat hij als het belangrijkste ervaart: verantwoordelijkheid. Ik weet niet of het een bestaande term is, maar hij is in die zin een verantwoordelijkheidsdenker, die ook in dit boek hamert op een term die voor hem cruciaal is: volwassenheid. Bij volwassen worden hoort verantwoordelijkheid nemen, dat is een centrale gedachte in het werk van Peterson. ‘Dit betekent dat je je partner in verbeelding en daad moet bijstaan. Dit betekent (...) een genereuze en eerlijke opofferende wederkerigheid vervolgens tot de ware basis van je meest fundamentele relatie maken.’

5. 

Mannen in Nederland, vooral jonge, zijn pessimistisch over hun plek in de samenleving. Dat was onlangs nog de conclusie uit een grote steekproef onder mannen door EenVandaag. Ze hebben massaal het gevoel dat de positie van de man onder druk staat, net als de definitie van mannelijkheid. 

De reacties waren voorspelbaar. Uit rechtse hoek: terecht pessimisme, ze krijgen immers overal de schuld van, zeker als ze ook nog wit, heteroseksueel en/of van middelbare leeftijd zijn – dan hebben ze te veel ‘vinkjes’ en zijn ze dus vooral dáder. Uit linkse hoek: daar heb je ze weer, de huilstruiken: wordt de vanzelfsprekendheid van hun privileges eens ter discussie gesteld, voelen ze zich meteen achtergesteld – weten ze ook eens hoe dat is.

Het maatschappelijk debat in Nederland is nou eenmaal een vermoeiend slagveld vol loopgraven. Zou het namelijk ook allebéí kunnen? Zou het kunnen dat de samenleving in hoog tempo verandert? Dat groepen die altijd werden achtergesteld terecht hun plek opeisen? Dat onze gedachten over bijvoorbeeld gelijkheid, seksisme en gender allemaal veranderen? Maar dat dat ook betekent dat sommige mensen hun houvast kwijtraken? En dat dat vooral mannen zijn? 

Daar kun je je uit rancuneus revanchisme vrolijk over maken, maar waarom zou je? Alsof het goed nieuws is voor een land als een grote groep mannen zich verloren voelt. Hét uitingsmiddel van mannen die niet de woorden hebben om hun frustratie te uiten, of niet het gevoel hebben dat die woorden serieus worden genomen, is namelijk agressie. 

Meer mannen dan vrouwen kampen met verslavingen, van alcohol tot drugs, tot gokken. Twee keer zoveel mannen als vrouwen plegen zelfmoord. Van de gedetineerden in Nederland is 95 procent man. Meer mannen dan vrouwen worden gediagnosticeerd met ADHD en autisme. Meer mannen dan vrouwen stoppen met school. Hét klassieke schrikbeeld van iedere hulpverlener is een man boven de 45 alleen in een huis, zonder partner of kinderen. Je ziet de flessen al liggen, je ruikt de verwaarlozing al. 

Peterson is de licht autoritaire, vaak wat ouderwetse, maar altijd betrokken vaderfiguur, die grossiert in krachtige oneliners.

Interessanter dan de vraag of mannen het sterke of zwakke geslacht zijn, is de constatering dat ze momenteel het verwárde geslacht zijn. En de verwarde man is dus ook pessimistisch. Ook voor wie vindt dat ze best een stapje opzij mogen doen, moet dat een zorgwekkende combinatie zijn.

Het lijkt me dan ook een teken aan de wand dat iemand als Andrew Tate zo populair is onder jonge mannen – het is een voorbeeld dat ze voorhoudt dat hun mannelijkheid geen probleem is, maar juist hun kracht. Tate is helaas een parodie op een domme macho – iedere jongeman die door hem wordt beïnvloed, is een gevaar voor elke vrouw die hij vervolgens tegenkomt. Hij is het slechtste wat mannen de laatste jaren is overkomen, het slechtst denkbare rolmodel voor iedere jonge man. Je kunt de oorzaken van zijn populariteit weglachen, beter lijkt me ze serieus te nemen. 

De vaak gemaakte vergelijking tussen Peterson en Tate is dom en lui, dat maken alle boeken, artikelen en publieke optredens van Peterson keer op keer glashelder. Peterson is eloquent, Tate een neanderthaler. Peterson heeft aandacht voor mentale en spirituele groei, voor Tate zijn alleen geld en status graadmeters. Tate heeft ook geen oog voor werkelijke discipline, hij ontleent zijn ideeën over mannelijkheid vooral aan het onderdrukken van vrouwen. 

Peterson is eloquent, Tate een neanderthaler. Peterson heeft aandacht voor mentale en spirituele groei, voor Tate zijn alleen geld en status graadmeters

In Nederland zijn inmiddels ook al enkele kopieën opgestaan van Andrew Tate. ‘Finfluencer’ (een influencer in de waan dat hij econoom is) Mees Wijnants bijvoorbeeld, die in een talkshow met weinig succes Tate probeerde te verdedigen, en een week later zijn net gekochte BMW 440 in een sloot reed – toeval was zelden treffender. Machoreservaat ‘Mancademy.nl’ deed ook een manmoedige poging, als het ‘broederschap van mannen’. Wie een avond wil twijfelen aan de evolutie binget een avond de filmpjes van deze broeders. En dan is er nog Nick Alper, ‘Holistic Health Practitioner’ en lispelend Instagramfenomeen, met oneliners als ‘een loosjer zal nooit haten op een loosjer. Een loosjer haat alleen op een winnaar.’ En: ‘Een vrouw decoreert, een man creëert’. 

In zijn nieuwe boek schrijft Peterson: ‘Vrouwen kiezen mannen die avontuurlijk en begaafd zijn.’ Dat gaat dus niet over Wijnants of Alper of de mannen van de Mancademy. Hij zet zich fel af tegen mannen met ‘manipulatieve, roofzuchtige of parasitaire’ benaderingen en tegen ‘regelrechte monsters die enkel en alleen malen om de bevrediging van hun eigen grillen (hoe ze die ook binnenhalen)’. Dat gaat dus wél over de Andrew Tates van deze wereld. 

De man die Wij die worstelen met God schreef, lijkt met zijn pleidooi voor verantwoordelijkheid en volwassenenheid bij vlagen op de Rocky Balboa die in Creed de jonge vechter Adonis Johnson toespreekt. Voor de jonge mannen waar psychiater Van Fenema zich terecht zorgen over maakt, zij die worstelen met hun mannelijkheid, is hij daarom in meerdere opzichten wel degelijk een zegen. 

Dr. Jordan B. Peterson: An Evening to Transform Your Life – 17 mei, Ziggo Dome Amsterdam

Mens & Maatschappij
  • ANP, NL Beeld