Journalist Tijs van den Brink (54): 'Ik ben geen schoothondje van de macht'

Vragen stellen is zijn hobby, maar Tijs - die al bijna 30 jaar bij de EO te zien is - heeft geleerd niet altijd als eerste zijn mond open te trekken...

Tijs van den Brink

Nieuwe Revu ontmoet Tijs van den Brink 
Waar? EO-hoofdkantoor in Hilversum. Een statig oud pand, ooit een internaat. Binnen is het stil en netjes, de gangen breed en hoog. Nog iets genuttigd? Twee thee voor de interviewer, twee koffie voor Tijs – allemaal uit dezelfde automaat. Verder nog iets? Tijs haalt me keurig op tijd op bij de receptie – glimlach, handdruk, energiek. Nog voordat ik mijn spullen goed en wel heb neergelegd in de gereserveerde vergaderruimte begint het vragenvuur. Niet ik stel de eerste vraag, maar hij: ‘Waar woon je? Voor wie werk je nog meer? Hoelang zit je al in de journalistiek?’ Hij tikt ze af met het gemak van iemand die er dagelijks zijn werk van maakt om mensen door te zagen, en vergeet daarbij één ding: ik kwam hém interviewen. 

‘Wat is goed voor Nederland?’ Dat is de kernvraag van je talkshow Dit is Tijs. Maar wie bepaalt dat eigenlijk?
‘Ja, wij. Of nou ja, we willen als publieke omroep bijdragen aan dat gesprek. Wij zijn een club christenen, dat mag je merken, en we kiezen onderwerpen die wij belangrijk vinden. Maar we bepalen niets – uiteindelijk maakt iedereen z’n eigen keuzes. Voordat het interview begon, hadden wij het over hardlopen. Als je gelukkig wilt zijn, kun je beter wél sporten dan niet. Als je niet depressief wilt worden, idem. Dat zijn deels objectieve waarheden, en die bespreken we in Dit is Tijs. We hebben 45 minuten zendtijd, iets minder dan bij Op1, waar ik vandaan kom. Daar deden we vier onderwerpen per uitzending, nu doen we er twee: een debat en een verdiepend interview. Dat geeft de ruimte om ergens echt in te duiken, we hoeven niet alles af te raffelen. Dat bevalt me zeer.’ 

Je show begon op zondagmorgen, nu zit je op zaterdagavond, primetime. Dat vraagt om een andere toon. Wat moest er veranderen?
‘Niet zoveel, gek genoeg. We nemen op zaterdagmiddag op. Daardoor is de kans dat je wordt ingehaald door de actualiteit kleiner. We laten wel de optie open om live te gaan als er iets groots gebeurt. Zo zaten we laatst te tobben over de paus, die misschien zou overlijden.’

Waarom is het überhaupt niet live?
‘Ons doel is niet om boven op het laatste nieuws te zitten, maar om te reflecteren wat er in de afgelopen week is gebeurd. Als er toch iets actueels aan de hand is, dan kunnen we altijd live schakelen. Maar ik denk eerlijk gezegd dat het lastig is om op zaterdagavond gasten te krijgen. Ik vind het zelf ook fijn om op zaterdagavond thuis te zijn. Lekker voetbal kijken.’

Eerder presenteerde je vaak in duoverband. Was het een bewuste keuze om dit solo te doen? 
‘Dat was niet op eigen verzoek. Mij is gevraagd om dit programma te maken en daar heb ik ja op gezegd. Met Andries Knevel maakte ik een dagelijks programma, dan vond ik het prettig om met z’n tweeën te zijn. Bij Op1 ook, met Giovanca Ostiana en Margje Fikse omdat dat zo’n brede insteek had. Ik hou van het nieuws, maar we voerden daar ook gesprekken over muziek en ander luchtiger entertainment. Dat is niet mijn eerste gave, daar heb ik wat minder mee. Bij Dit is Tijs kan ik volop meepraten over de inhoud. Ik ben niet de eindbeslisser, maar ik heb wel veel zeggenschap over de onderwerpen. Daardoor kan ik het zo sturen dat het bij mij past.’

In je programma discussieerde je onlangs over de weerbaarheid van Gen Z. Je bent zelf een stuk ouder. Snap jij die generatie een beetje?
‘Ik probeer het wel. Ik heb kinderen in die leeftijd, dus ik krijg er iets meer van mee dan gemiddeld. Maar het is soms echt een andere wereld, met een eigen taal. Heb je Adolescence gezien? Een rechercheur van mijn leeftijd wil achterhalen waarom een jonge dader een moord heeft gepleegd, maar hij komt geen steek verder. Totdat zijn zoon tegen hem zegt: “Pap, je moet op Instagram kijken, al die symbooltjes hebben een bepaalde betekenis.” Dat vond ik heel confronterend. En herkenbaar.’

Kost het moeite om bij te blijven?
‘Nou, ik ben geen digibeet. Je hoeft niet met elke trend mee te hiphoppen, maar de hoofdlijnen wil ik wel snappen. Ik weet behoorlijk goed wat er op sociale media gebeurt, maar ik vind wat die telefoon met ons doet een veel belangrijkere vraag dan wat er allemaal op die telefoon zelf gebeurt. Hij is overal. Altijd. En dat is niet goed.’ 

Betrap jij jezelf daar ook op?
‘Ik probeer streng te zijn voor mezelf. Geen telefoon op de slaapkamer, niet tijdens het eten. Als ik met iemand praat en diegene pakt z’n telefoon, stop ik meteen met praten. Vergaderen probeer ik ook zonder telefoon te doen, al is dat lastig in ons vak. We moeten vaak dingen opzoeken en dan zit je zo weer in je socials. Het is voor veel mensen, ik merk dat zelf ook, lastiger geworden om een boek te lezen, omdat we dat niet meer zijn gewend. Ik dwing mezelf om dat toch te doen.

In de vakantie probeer ik mijn telefoon ook weg te leggen. Ik ben er bewust mee bezig en ik zou het goed vinden als veel meer mensen dat zouden doen. Niet omdat het moet, maar omdat het helpt om zelfstandig te blijven nadenken. Ook omdat over algoritmes wordt gezegd dat ze ons sturen en zelfs verkiezingsuitslagen zouden beïnvloeden. Dat is nogal wat. Ik probeer zelf de suggesties te ontwijken, te kiezen wat ik wil zien in plaats van wat mij wordt aangeboden. Veel scholen verbieden mobiele telefoons inmiddels. Dat heeft ook weer met goed leven te maken. Is het goed dat de telefoon zo’n dominante plek in ons leven heeft gekregen? Ik denk van niet.’ 

Hoe kijkt de Tijs van vroeger naar jouw huidige rol als talkshowhost op primetime?
‘Haha, die zou daar waarschijnlijk op neerkijken. Toen ik twintig was, zat ik op de School voor Journalistiek en wilde ik absoluut niet voor tv en radio werken. Ik ben opgegroeid zonder tv en vond al die programma’s maar gebabbel. De krant, dát was het echte werk. Met het clubje vrienden dat ik tijdens mijn studie had, zat ik de hele dag de krant te lezen.’

Was dat iets dat door de kerk werd afgeraden, een tv?
‘Nee. Toen de kinderen uit huis waren, hebben mijn ouders alsnog een tv genomen. Misschien heeft meegespeeld dat ik er toen zelf op te zien was. Voor die tijd hebben ze ook nooit gezegd: dat mag niet van God. Ze wilden dat we ons concentreerden op onze studie en school. Als kind vond ik dat natuurlijk jammer. Ik wilde graag voetballen kijken. Dat deed ik bij vriendjes of de buren. Daar keken we ook naar de verkiezingsuitslagen. Mijn oma had ook een tv, daar keken we naar Ren je rot. Ik had wel met mijn vader afgesproken dat ik op mijn achttiende een tv op mijn eigen kamer mocht.’ 

‘Het geloof was in huize Van den Brink altijd dominant aanwezig. Niet beklemmend, wel ernstig en zeer integer,’ zei je ooit. Hoe heeft dat je gevormd?
‘Behoorlijk. Die opvoeding is een groot deel van wie ik ben. Tussen mijn 18de en 23ste heb ik daar wel mijn eigen keuzes in gemaakt. Dat waren beslissende jaren, waarin ik mijn eigen normen en waarden heb onderzocht. Past dit bij mij? Geloof ik dit zelf ook? En ja, ik geloof dat God bestaat en dat ik daar iets mee wil in mijn leven. Niet op precies dezelfde manier als mijn ouders, maar ik heb een flink deel wel overgenomen.’ 

Je wilde eigenlijk sportleraar worden en anders politieagent. Waarom is dat niet gelukt?
‘Ik werd afgewezen. Bij de politieacademie volgens mij vanwege mijn IQ. Dat werd getest en ik scoorde te laag. Ik was niet slim genoeg om politieagent te worden. Bij de sportopleiding weet ik het nog precies: je moest zes onderdelen doen, waaronder atletiek, balsporten, zwemmen en schermen. Je kon maximaal twee punten per onderdeel halen en je had er zeven nodig. Ik haalde drie keer twee punten en drie keer nul punten. Dat was niet genoeg.’ 

Journalistiek was dus plan C. Hoe snel voelde dat als een juiste keuze?
‘Vanaf dag één. Serieus. Ik had altijd al interesse in nieuws. We luisterden thuis veel naar het nieuws, ik groeide ermee op. Toen we op de middelbare school ergens een dag mochten meelopen, koos ik ook al voor een krant. Het zat er dus wel in, alleen besefte ik dat nog niet zo.’

‘Is het goed dat de telefoon zo’n dominante plek in ons leven heeft gekregen? Ik denk van niet’

Je zei eens: ‘Mijn scherpe nieuwsgierigheid was niet altijd sociaal wenselijk.’ Hoe vaak krijg je te horen dat je te veel vragen stelt?
‘Nog steeds regelmatig. Mijn kinderen zeggen het ook. Ze komen nu bij andere gezinnen over de vloer en dan denken ze: wow, bij ons thuis gaat het er wel intens aan toe. Als mijn vrouw en ik iemand interessant vinden, dan stellen we honderduit vragen. Als mensen daar niet zichtbaar van in de war raken, dan denken wij: die ander vindt het ook een leuk gesprek. Achteraf horen we dan soms dat ze het toch wat veel vonden. Ik had lang geleden op een feestje van een vriend een gesprek met een vriendin van hem. Ik dacht: geanimeerd gesprek, goeie vibe, maar een dag later had zij die vriend vol verbazing opgebeld: wat is dat voor gast, waar slaat dit op?’ 

Denk je dan niet: oeps, volgende keer even anders aanpakken?
‘Tuurlijk wel. In het ideale geval worden er ook vragen aan mij gesteld, maar gek genoeg zitten de meeste mensen zo niet in elkaar. Als ze dat niet doen, dan wordt het snel onevenwichtig. Die ander voelt zich overdonderd door mijn enthousiasme, wat niet altijd fijn voelt. Dat heb ik moeten leren. Ik vind het een beetje raar als mensen uit zichzelf over hun eigen ervaringen gaan praten, maar dat doe ik nu toch af en toe, om het evenwicht in een gesprek te herstellen. Maar soms gaat het nog steeds mis.’ 

Hoe is dat bij de EO? Vinden ze het prettig als je veel vragen stelt?
‘Ik werk hier al dertig jaar, dus ze zijn aan mij gewend. Maar zeker bij jongere collega’s let ik op, want zij zijn niet met mij opgegroeid bij de EO. Zeker na alles wat er de laatste jaren rondom grensoverschrijdend gedrag is gebeurd, is dat iets waar je rekening mee moet houden. Ik wil niet dat ze zich door mij geïntimideerd voelen. Niet eens zozeer omdat ik ze overdonder, maar omdat veel mensen toch opkijken tegen presentatoren.

Ik was me daar zelf niet van bewust, totdat een collega tegen mij zei: “Als jij iets zegt Tijs, dan nemen zij dat heel serieus.” Dat is mijn positie geworden, dus daar moet ik ook naar handelen. Tijdens vergaderingen voor het radioprogramma Dit is de dag heb ik tegenwoordig vaak expres de neiging om niet meteen te zeggen wat ik vind. Als ik als eerste iets roep, is de kans groot dat anderen denken: oké, dan gaan we dat doen. Ik stel liever vragen: hoe zie jij het? Wat lijkt jou interessant? Bij Dit is Tijs wil ik wel graag dat de onderwerpen dicht bij mij liggen. Daar moet ik echt in kunnen duiken.’

Je noemt jezelf onafhankelijk, maar je zit al bijna dertig jaar bij de EO. Kan dat überhaupt, journalistieke onafhankelijkheid binnen een omroep met zo’n uitgesproken identiteit?
‘Dat hangt ervan af hoe je onafhankelijkheid definieert. Ik heb in al die jaren misschien één of twee keer meegemaakt dat er van bovenaf werd geprobeerd om ergens invloed op uit te oefenen. Dat ging dan over omroeppolitiek, om belangen. Maar met de dagelijkse praktijk bemoeien de directeuren zich niet. Soms wil ik juist wel iets meer horen, maar als je daar gericht naar gaat vragen, dan gaan ze zich er misschien weer te veel mee bemoeien. Wij varen nu echt onze eigen koers. Ik ben christen, dus in die zin pas ik gewoon bij deze club. Als ik er op dat punt anders in zou staan, dan was het waarschijnlijk lastiger geweest.’

Mogen er wel mensen in beeld komen die niet christelijk zijn?
‘Natuurlijk. Gasten sowieso, presentatoren ook. Presentatoren die in vaste dienst zijn, onderschrijven de missie van de EO. Voor projectpresentatoren is dit niet verplicht. Tygo Gernandt heeft programma’s gemaakt voor de EO, volgens mij is hij geen christen. Dennis van der Geest ook. En vele anderen. Kijk, bij identiteitsgerelateerde programma’s is het wel handig als de presentator daar iets mee heeft. Maar in z’n algemeenheid is het geen keiharde voorwaarde.’

Tim Hofman noemde jou ‘een journalist die de macht dient’. Je was daar zichtbaar pissig over. Waarom raakte dat je zo?
‘Omdat ik absoluut geen ‘lakeitje van de macht’ ben, zoals hij mij noemde. En dat volgens mij al dertig jaar bewijs. Ik ben journalist, ik wil agenderen, ik wil debat voeren. Ik ben geen schoothondje van de macht. Dat staat zo ver van hoe ik mijn werk zie. Als iemand dat zomaar roept, zonder goede argumenten, dan ga ik daartegenin. Ik ben bij hem geweest, in zijn uitzending. Daar hebben we een uur gepraat over hoe het nu eigenlijk zit.’ 

Zijn jullie er uitgekomen?
‘Nou, niet echt. Aan het eind van het gesprek vroeg ik: “Vind je me nog steeds een lakeitje van de macht?” Toen zei hij iets als: “Ja, maar iets minder.” Dus ja, dat schoot niet heel erg op. Hij is een collega, dus ik wil hem respecteren, maar dit vond ik gewoon niet fair. NRC had laatst ook iets heel lelijks over mij geschreven, namelijk dat ik ‘een cultuur aanwakker die de rechtsstaat kapotmaakt’.

Naar aanleiding van de EO-podcast De koningswens, over het maakbaarheidsideaal rond kinderen, had ik een column geschreven over geslachtsselectie, wat soms door abortus gebeurt. Alleen al het stellen van vragen over dat onderwerp was volgens de recensent van NRC ‘een aantasting van de rechtsstaat’. Daar word ik zo boos van, als collega’s niet de moeite nemen om uit te zoeken wat ik bedoel.’

Kun je dat thuis, kijkend naar een voetbalwedstrijd op tv, wel weer loslaten?
‘Nee, nee. Mijn favoriete manier van ontspanning is wielrennen, maar ook tijdens het fietsen zit ik vaak ingezonden brieven te bedenken in mijn hoofd. Soms reageer ik, zoals bij Tim. Ik dacht: ik ga hem gewoon appen. Naar NRC heb ik een ingezonden brief gestuurd, die is geplaatst. In dat opzicht ben ik bevoorrecht, omdat ik de gelegenheid krijg om te reageren. Dat geldt niet voor iedereen. Binnenkort heb ik een gesprek met de hoofdredactie van NRC over deze kwestie.’ 

Je komt over als een nette, bedachtzame interviewer. Zou je niet liever eens het fileermes trekken, zoals Sven Kockelmann dat doet?
‘Grappig dat je dat zegt, want mijn imago was in mijn beginjaren juist dat ik er te hard in ging. Dat is de laatste jaren minder geworden, ook bewust. Ik wil niet iemand zijn die er altijd met gestrekt been in gaat, ongeacht de situatie. Ik wil de juiste toon kiezen bij de juiste gast. Als iemand echt iets uit te leggen heeft, dan ben ik scherp. Maar als ik bij Adieu God meteen op mijn gasten ga inhakken, dan krijg ik nooit hun hart te zien. Wat ik wil is op het juiste moment het juiste gereedschap gebruiken.

Bij Dit is Tijs heb ik soms wel een minuut of achttien voor een interview. Binnen zo’n gesprek is het van belang dat je verschillende tempo’s hanteert. Soms stevig, dan weer ruimte geven. Als het golft, dan golft het goed. Dat staat voor mij symbool voor hoe het moet verlopen.’ 

‘Bij de politieacademie werd ik afgewezen vanwege een te laag IQ. Ik was niet slim genoeg om politieagent te worden’

Hoe belangrijk is werk voor je?
‘Behoorlijk. Ik heb geen privémailadres, geen privételefoon. Dat zegt denk ik genoeg. Alles loopt via m’n werk. Maar qua uren valt het mee, hoor. Veel van het werk dat ik doe, is zichtbaar. Toen de kinderen klein waren, had ik een vaste dag waarop ik thuis was. Daar was ruimte voor, ook 25 jaar geleden al. Ik heb ook altijd geprobeerd genoeg aandacht te hebben voor mijn vrouw.

Sinds Dit is Tijs is de woensdag mijn vrije dag – en ook die van mijn vrouw. Op die dag doen we standaard iets samen. Een wandeling maken, lunchen in de stad, soms een serie kijken. Niks bijzonders, maar wel samen. Ze heeft een drukke baan, ik ook. Als je dat laat verslonzen, groei je makkelijk uit elkaar. Ik vind het belangrijk dat we contact houden.’ 

Leg je de lat voor jezelf hoog?
‘Zeker. Wat ik doe, moet goed zijn. Ik kan slecht tegen mensen die de kantjes ervan aflopen. Ik heb een mooie plek, dan moet ik er ook goed voor zorgen. Als christen wil ik meedoen aan het maatschappelijk debat. Dat vind ik nog steeds het mooie van de NPO. Ondanks alle kritiek kun je hier, als je met een club mensen iets wil maken, gewoon het gesprek voeren. Dan moet je er geen puinhoop van maken. Dan moet het goed zijn.’

Het ís wel een puinhoop bij de NPO de laatste tijd.
‘Ja, en dat is echt zonde. We hebben een prachtig bestel, met ruimte voor heel veel verschillende stemmen. Maar bestuurlijk lukt het ons niet om het zo te organiseren dat er niet telkens ongelukken gebeuren. Het is ook een battle, hè. Je moet knokken om een plek te krijgen in de uitzendschema’s en er zijn maar een paar mensen die daarover beslissen. De belangen zijn groot, daardoor de druk ook, dus ik snap dat het allemaal ingewikkeld is. Maar het moet echt anders, wat voor een groot deel te maken heeft met omgangsvormen.

Als EO kwamen we echt goed uit het rapport van de commissie-Van Rijn, zowel bestuurlijk als qua presentatoren. Ik denk dat dat komt omdat we hier doorgaans gewoon normaal proberen te doen. Dat is blijkbaar al best heel bijzonder, tegenwoordig. Maar ik zou persoonlijk niet goed weten hoe het anders moet dan gewoon met elkaar blijven praten en elkaar aanspreken. Als mensen zich misdragen, moet je ze corrigeren. Punt.’

Hoe gaat het nu, in jouw directe omgeving?
‘Het bestuurlijke deel, daar zit ik veel minder in. Maar ik denk dat het in presentatorenland wel beter gaat. Over Matthijs van Nieuwkerk gingen al jaren verhalen rond, over Studio Sport ook. Nu hoor ik dat soort verhalen niet. Ik kan geen omroep noemen waarvan ik denk: daar moet je eens gaan kijken. Dus ik denk dat er progressie is, maar misschien vergis ik me. Ik hoop dat ze een beter model gaan bedenken, waardoor er weer echt pluriformiteit kan ontstaan. Zonder allerlei ruzies en excessen.’ 

Heb je zelf nog ambities op tv-gebied? Of heb je alles al waargemaakt?
‘Mijn huidige portfolio zit dicht tegen ideaal aan, als ik eerlijk ben. Ik heb een column in het blad van de EO, een podcast, een radioprogramma en een tv-programma. Dan zou het nogal ondankbaar zijn om nog meer te wensen. Ik klaag niet. Tegelijkertijd: als Dit is Tijs stopt, wil ik wel knokken voor een opvolger. Of ik dat dan ga presenteren of iemand anders, dat maakt me niet uit. Maar ik vind het belangrijk dat we als EO blijven meedoen aan het maatschappelijke debat.’ 

Showbizz
  • Rogier Veldman