/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F05%2FjEpmRAjM5hOYom1746184715.png)
Christ Klep is militair historicus, defensiespecialist, publicist en gastdocent op verschillende universiteiten. Hij is columnist van het blad van Maarten van Rossem en schreef verschillende boeken, waaronder Van wereldmacht tot ‘braafste jongetje’, Onze militaire identiteit door de eeuwen heen (2019), De eerste TikTok-oorlog? Smartphone, drone, satelliet en de Oekraïne-oorlog (2023) en De lange bevrijding van Nederland (2025).
De meeste Nederlanders zullen een vrij clean beeld van de bevrijding hebben: de geallieerden kwamen ons bevrijden en in het zuiden was dat vrij snel gepiept, maar het noorden moest wachten en kreeg te maken met de Hongerwinter. De geallieerden werden feestelijk als helden binnengehaald en dat herdenken en vieren we op 4 en 5 mei. Wat is er mis met dat beeld?
‘In werkelijkheid was de bevrijding veel rommeliger en kun je ook allerlei kritische vragen stellen over het gedrag van de geallieerden. Nergens anders duurde de bevrijding langer dan in Nederland: van september 1944 in Zuid-Limburg tot juni 1945 op de Waddeneilanden. Toen in het bezette noorden de Hongerwinter nog bezig was, werd in het grotendeels bevrijde zuiden al aan de wederopbouw gedacht. Bovendien was de bevrijding lokaal gezien zeer versnipperd en divers.
We hebben dus ook niet één bevrijdingsmoment gehad, zoals veel mensen door 4 en 5 mei toch lijken te denken. Veel meer dan in de landen om ons heen zie je dat er om het ene dorpje keihard is gevochten omdat de Duitsers daar een loopgraaf besloten te verdedigen, maar een dorpje een stuk verderop volledig ongeschonden de oorlog uit kwam. In het ene dorp konden de geallieerden vrolijk binnenlopen en werden ze feestelijk ontvangen, elders konden er ook door de keuzes van de geallieerden zomaar tientallen burgerdoden zijn gevallen. Dan was de feeststemming ver te zoeken.

Door al die zaken heeft Nederland een veel complexer bevrijdingsverhaal dan landen als België, Frankrijk, Denemarken of Noorwegen. Daar was de bevrijding veel korter en veel meer één grote militaire operatie.’
Hoe is het bekende beeld van de bevrijding blijven hangen?
‘De Nederlandse regering in ballingschap begon al in 1944 na te denken over de framing van de naderende bevrijding en welke herdenkingsdagen eraan gewijd zouden worden. Dat leidde uiteindelijk tot het bekende verhaal: we zijn glorieus bevrijd door de geallieerden, dat ging in één keer en we zijn bovenal enorm dankbaar richting onze bevrijders.
De regering koos 5 mei als jaarlijkse bevrijdingsdag. Dat was de dag waarop de capitulatie van de Duitsers in Noordwest-Europa daadwerkelijk inging. De regering maakte die keuze mede om een discussie te vermijden over wie het meeste had geleden tijdens de bevrijding. Er moest een streep onder de oorlog, de focus ging op de wederopbouw. Vooral het verzet was boos over deze handelswijze en had graag een grotere rol gespeeld in het verhaal over de bevrijding.
Het bekende beeld is ons dus in zekere zin opgelegd door de politiek. Zelfs als je bijvoorbeeld zwaar had geleden tijdens de Hongerwinter of als je woonplaats was kapotgebombardeerd door de Duitsers of geallieerden, ging het verhaal vooral om dankbaarheid en doorgaan.

Nederland werd na de oorlog ingebed bij het westerse bondgenootschap en daardoor was er geen ruimte om kritische vragen te stellen over de bevrijding. Door onder andere de Marshallhulp en allerlei Amerikaanse films zoals A Bridge Too Far werd het verhaal van de bevrijding bovendien nogal Amerikaans. Maar de Amerikanen hebben maar beperkt deelgenomen aan de bevrijding van Nederland: alleen in Zuid-Limburg, West-Brabant en in het najaar van 1944 in Operation Market Garden – met de bekende luchtlanding rond Eindhoven, Arnhem en Nijmegen – waren ze erbij. Voor de rest is de bevrijding van Nederland vooral een Canadees, Brits en Pools verhaal.’
'Het verzet was boos over de handelswijze van de regering en had graag een grotere rol gespeeld in het verhaal over de bevrijding'
Grote films en ander entertainment blinken vaak niet uit in gelaagdheid.
‘Om een groot publiek te bereiken, versimpelt een belangrijk deel van de kunst en cultuur het beeld van de oorlog. Musicals als Soldaat van Oranje en 40-45 presenteren een behoorlijk zwart-witbeeld. Enerzijds zijn er de foutloze, sympathieke verzetshelden, anderzijds de mensen die door en door slecht zijn en met de Duitsers heulen. Vaak komen die twee partijen ook nog lijnrecht tegenover elkaar te staan. Ik heb daar moeite mee omdat je van tevoren nooit kunt zeggen hoe mensen met bepaalde karaktereigenschappen zich precies zullen gedragen in een oorlog.
Een gebrek aan complexiteit zie je ook in hoe de bevrijding wordt getoond in de musical Soldaat van Oranje. Opeens landt er een vliegtuig en stapt Wilhelmina uit: Nederland is bevrijd! Er is geen oog voor lastige zaken als de verschillen van inzicht tussen generaal Kruls, de baas van het Militair Gezag, en het kabinet of het plan van de koningin om prins Bernhard een soort rol als popster in de bevrijding te geven. De mediaverslaggeving van 4 en 5 mei vind ik vrij zwart-wit, de dankbaarheid druipt ervan af. Dat is niet alleen een versimpeling, maar ook een onterecht beeld van onze bevrijding.’
Is het niet logisch om in ieder geval iets van dankbaarheid uit te spreken?
‘Zeker, de geallieerden waren onze bevrijders en daar past een mate van dankbaarheid bij. Er zijn ook nog wat veteranen in leven en die zijn als het even kan aanwezig bij de herdenkingen. Ga je hen in het gezicht wrijven dat de geallieerden ook allerlei onnodige slachtoffers maakten, bijvoorbeeld door vergissingsbombardementen? Dat lijkt me niet. Het heeft er ook mee te maken dat we in Nederland een moeilijke relatie met militair geweld hebben.

Alsof de oorlog en de bezetting eigenlijk helemaal niet bij ons land passen. We hebben uiteindelijk ook een vrij burgerlijke insteek: het is niet vanzelfsprekend om te vechten, laat staan om daar achteraf trots op te zijn. Die lastige verhouding zag je een aantal jaar terug ook in de discussie over het toekennen van de Militaire Willems-Orde aan Marco Kroon en een aantal andere militairen. O jee, militaire helden, wat moeten we daarmee? Eigenlijk hadden we in de jaren vijftig al besloten dat we die niet meer hadden.
Om allerlei vergelijkbaar lastige discussies over de bevrijding te voorkomen, houden we liever vast aan een gestandaardiseerd verhaal over de bevrijding waarin kritiekloze dankbaarheid centraal staat.’
Welke kritiek is er te geven op de geallieerden?
‘Eerst en vooral moeten we inzien dat de geallieerden niet speciaal naar Nederland kwamen om ons te bevrijden. Sterker nog, het oorspronkelijke plan was om ons helemaal niet militair te bevrijden. Het idee was om een jaar na de landing op de stranden van Normandië in België te staan en dat de Wehrmacht dan verslagen zou zijn. De Duitsers die dan nog in Nederland zouden zitten, zouden zich volgens deze denkwijze zonder slag of stoot overgeven.
In werkelijkheid liep het anders en was het militair toch noodzakelijk om Nederland te bevrijden. Bij dit soort grote militaire operaties nemen generaals het over van de politiek en is er maar één opdracht: de vijand verslaan. Dat heeft dus niet te maken met bevrijding, maar gewoon met het vinden van de snelste weg om dat voor elkaar te krijgen. Het is toeval dat de Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery Arnhem koos voor Operation Market Garden, als plek om de Rijn over te steken en naar Duitsland door te stoten.

Zo is Zeeland ook alleen maar bevrijd omdat de geallieerden de nabijgelegen haven van Antwerpen nodig hadden om voldoende materieel aan te leveren voor de strijd. In Zuid-Limburg kwamen de Amerikanen puur en alleen omdat het op de snelste weg naar Aken lag. De Nederlandse regering heeft er bij de geallieerden wel op aangedrongen om in 1944 ook het westen en noorden van Nederland te bevrijden, maar daaraan wilden de geallieerden hun divisies niet wagen. Die waren hard nodig voor de toekomstige strijd richting Berlijn. Ook wilden de geallieerden lange tijd geen voedseldroppings voor Nederland organiseren, omdat ze dachten dat die vooral ten goede zouden komen aan de bezetter.’
Je schrijft ook dat de geallieerden er een handje van hadden om gevechten te beslissen door een overdosis aan bommen en granaten op de Duitsers te gooien. Daardoor hebben ze de Nederlanders misschien meer schade berokkend dan strikt noodzakelijk was.
‘Het klopt dat de geallieerden bij elkaar veel meer konden produceren dan de Duitsers en dat ze er soms voor kozen om de Duitsers te overweldigen met bommen en granaten. Voor elke granaat die de Duitsers afvuurden, kregen ze er tien terug, schreef een geallieerde soldaat die ik in mijn boek aanhaal. Tijdens de bevrijding van Nederland gold een beroemde oorlogswet: als je de beschikking hebt over bepaald wapentuig, gebruik het dan ook. Als een hamer op zoek naar een spijker.
Als de geallieerden het vermoeden hadden dat er ergens nog Duitsers zaten, lieten ze er een verkenningsvliegtuig overheen vliegen. Als er loopgraven of geschutsopstellingen te zien waren, nam de leiding vaak het zekere voor het onzekere en werd de plek aan gruzelementen geschoten. Satellieten waren er nog niet en nog een verkenningsvlucht kostte te veel middelen. De Duitsers hadden die tactiek op een gegeven moment door en pasten zich erop aan. Uit verslagen blijkt ook dat die eindeloze geallieerde bombardementen niet zoveel verschil maakten. Zeker in Zeeland, waar de bunkers in Walcheren heel zwaar zijn bestookt, bleek dat. De Duitse verdediging bleef goeddeels overeind. In hun opmars richting Walcheren moesten de Canadezen oprukken door open velden, alsof het de Eerste Wereldoorlog was.

Het zou trouwens te ver gaan om te zeggen dat de geallieerden uitsluitend leunden op hun overwicht in vuurkracht, zoals sommige historici beweren. In de bevrijding van Nederland pasten de geallieerden soms ook hun eigen versie van de blitzkrieg toe. Zeker de tankeenheden wisten hoe dat werkte, snel en gedurfd.’
Nederland was een buitengewoon dodelijk en onvoorspelbaar schaakbord, schrijf je.
‘Voor een aanvallende partij is waterrijk landschap heel lastig. Voor de verdediger is het makkelijk, want je kunt je steeds terugtrekken op de dijken. Van daaruit kun je een groot gebied overzien. Dat vlakke landschap leidde er bijvoorbeeld rond Overloon toe dat de geallieerden maar heel langzaam progressie boekten, van slootje naar slootje. De Veluwe en het noorden van het land leenden zich juist weer perfect om snel op te rukken met tanks. Voor militair deskundigen was de bevrijding echt smullen, want alles zat erin: lucht- en amfibische landingen, loopgravenoorlog, blitzkrieg, verzet, samenwerking tussen legers en lokale autoriteiten, enzovoorts.’
'Een groepje Amerikaanse soldaten dat met Operation Market Garden in Nederland was geland, kraakte binnen een uur na aankomst al een kluis'
De geallieerden maakten zich in Nederland ook schuldig aan plunderingen.
‘Als soldaten langere tijd op een plek blijven, beginnen ze te jatten en te plunderen. Dat is een wetmatigheid – het zou heel uitzonderlijk zijn als een legeronderdeel zich opeens als het braafste jongetje van de klas zou gedragen. De geallieerde soldaten die in 1944 in Nederland aankwamen, hadden al enkele maanden strijd achter de rug en waren volledig gewend geraakt aan de normen van de oorlog. Overleven heeft ook te maken met hardheid, wisten ze. Dus sloegen ze aan het plunderen.
Een deel daarvan zou je onder noodzaak kunnen scharen: een varken meenemen of de proviandkast leeghalen om het magere rantsoen aan te vullen, of de voordeur uit een huis halen om een bunker af te sluiten. Daarnaast was er ook structurele plundering die niet noodzakelijk was. Drank en juwelen waren een geliefd doelwit.
Met name rondom Nijmegen zijn allerlei kerken, gemeentehuizen en bedrijfsgebouwen leeggehaald. Een groepje Amerikaanse soldaten dat met Operation Market Garden in Nederland was geland, kraakte binnen een uur na aankomst al een kluis. Dan denk ik: hoe kom je erbij om zoiets in het midden van een oorlog te doen? De geallieerde legerleiding verbood het plunderen weliswaar, maar in de praktijk stond er vrijwel nooit straf op of waren de reprimandes mild.’

Hoe gingen de geallieerden verder om met de Nederlanders?
‘Vaak wordt vooral gedacht aan de juichende Nederlanders die de soldaten binnenhaalden, maar dat is een klein deel van het verhaal. Je moet het zo zien: vanaf het najaar van 1944 was er in Noord-Brabant, het Rijk van Nijmegen en Limburg een aantal maanden bijna een half miljoen geallieerde soldaten gestationeerd. Dat waren viriele, jonge mannen die zin hadden in een verzetje en recht meenden te hebben op dankbaarheid van de Nederlanders.
Nijmegen werd feesthoofdstad en daar kon het soms gewoon lijken op een willekeurige uitgaansavond in Amsterdam anno nu: een hele grote groep jonge mannen die in aanraking komt met een hele grote groep jonge vrouwen. En die soldaten waren ook nog eens heel aantrekkelijk, want ze waren goed getraind en hadden hun leven voor Nederland gewaagd. Dronkenschap en vechtpartijen, maar ook intieme contacten tussen geallieerde soldaten en Nederlandse vrouwen waren aan de orde van de dag. Lokale autoriteiten waarschuwden ervoor: wees dankbaar tegenover de geallieerden, maar ook voorzichtig. Ouders waarschuwden hun dochters ervoor om nooit alleen in een ruimte met een geallieerde soldaat te zijn.’
Tegelijkertijd bleven de Duitsers na de capitulatie her en der in Nederland weerstand bieden of zelfs de lakens uitdelen.
‘Ja, dat maakt het beeld van de bevrijding nog rommeliger. Er was ook niet één moment van afrekening met de Duitsers. De Binnenlandse Strijdkrachten wilden de Duitsers zo snel mogelijk ontwapenen, maar de geallieerden stonden dat niet toe. Na 4 en 5 mei hielden de geallieerden maar enkele tienduizenden soldaten in Nederland om de aftocht van de nog zo’n honderdtwintigduizend Duitse soldaten in goede banen te leiden. De Duitsers mochten dat allemaal zelf regelen en dat ging op zijn dooie akkertje. Het is na de capitulatie zelfs voorgekomen dat de geallieerden wapens teruggaven aan de Duitsers, die er dan vervolgens deserteurs mee executeerden.’

In je boek stel je ook vast de Nederlandse bijdrage aan de eigen bevrijding vrij klein was.
‘Ook dat is een minder mooie bladzijde van de bevrijding die we het liefst vergeten. Er waren pogingen om een legermacht op te bouwen van expats die vooral in de Verenigde Staten, Canada, Zuid-Afrika en Australië zaten, maar dat leverde maar een paar duizend man op. Nederlanders in het buitenland hadden weinig zin om te helpen hun vaderland te bevrijden. Als reden gaven ze op dat ze een zieke broer hadden of dat ze niet weg konden van hun boerderij. En wie zich wel meldde, was vaak niet geschikt als frontsoldaat.
Andere landen hadden vaak een groter aandeel in hun eigen bevrijding. Bijvoorbeeld de Fransen droegen met enkele divisies, squadrons en marinierseenheden substantieel bij, het verzet was ook behoorlijk sterk en had met Charles de Gaulle een topfiguur in de gelederen. Daardoor zie je dat de Fransen zelf een behoorlijke rol spelen in het verhaal dat over de Franse bevrijding de ronde doet. Van alle West-Europese landen heeft Nederland wellicht het meest op zijn bevrijding afgewacht. Dat viel zelfs de bezetter op. “Als de bevrijding komt, gaan de Nederlanders langs de kant van de weg staan om te kijken wie er wint,” schreef een Duitse officier. Nederlandse koopvaardijschepen leverden overigens wél een flinke bijdrage aan de geallieerde oorlogsinspanning. Dat mag ook meer in het daglicht komen te staan.’
Wat hoop je dat je boek teweegbrengt?
‘We moeten richting een realistischer beeld van de bevrijding en mijn boek is daar een aanzet toe. Ik merk zelf ook dat het not done is om bij herdenkingen afbreuk te doen aan de dankbaarheid voor de geallieerden. Het was bijvoorbeeld uit den boze om de vraag op te werpen of die soldaten überhaupt wel wisten waar ze waren. Bij sommige veteranen leidt de enorme dankbaarheid tot ongemak. Zo van: ja, oké, we zijn de bevrijders, maar dat was gewoon onze opdracht. Ik hoop en denk dat we nu langzaam maar zeker een tijd bereiken waarin er daarnaast meer ruimte is om kritische vragen te stellen.

Het stomme toeval wil dat Donald Trump net weer aan de macht is gekomen en de wereldorde op zijn kop lijkt te zetten. De discussie komt op gang over de vraag wat we nu echt aan de VS hebben, daardoor denk ik dat de kritische kanttekeningen bij de bevrijding wat meer in vruchtbare aarde zullen vallen.
In sommige musea is er sinds een aantal jaar ook al wat aandacht voor de mindere kant van de bevrijding. In het Vrijheidsmuseum in Groesbeek was er een tentoonstelling die ook de geallieerde plunderingen aan de kaak stelde. Met het verdwijnen van de laatste veteranen gaan musea en politiek het bevrijdingsverhaal verbreden. Dan gaat het in musea en tijdens 4 en 5 mei niet meer alleen om de bevrijding, maar ook om vrijheid, democratie, tolerantie, mensenrechten, de multiculturele samenleving en ook om latere vredesoperaties en de oorlog in Oekraïne.’
'Van alle West-Europese landen heeft Nederland wellicht het meest op zijn bevrijding afgewacht. Dat viel zelfs de bezetter op'
Wat is daarmee het probleem?
‘Je moet ervoor waken dat 4 en 5 mei een herdenking en viering voor alles wordt. Maar als je de historische ankers loslaat, dreigt dat gevaar wel. In mijn boek haal ik een discussie aan die een aantal jaar geleden in de Tweede Kamer woedde. Marokkaanse soldaten zouden volgens Denk meegevochten hebben in de bevrijding van Nederland en daarom ook hun plekje hebben verdiend in de herdenking. In werkelijkheid hebben er geen Marokkanen meegevochten in de bevrijding van Nederland, maar hebben ze wel elders hun steentje bijgedragen aan de strijd tegen de Duitsers. NRC checkte deze bewering en de compromisconclusie was veelzeggend: de Marokkaanse soldaten hadden inderdaad niet in Nederland gevochten, maar hebben wel meegeholpen aan onze vrijheid in het algemeen.’

Hoe moeten we 4 en 5 mei invullen?
‘Op dit moment vullen we beide dagen erg breed in. Op 4 mei herdenken we alle burgers en militairen die waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord, zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië, als in oorlogssituaties en bij vredesoperaties daarna, zoals in Afghanistan.
Op 5 mei vieren we niet alleen de bevrijding, maar intussen ook vrijheid en democratie in het algemeen. Dit brede vangnet valt ergens wel te rechtvaardigen, maar het herdenken en vieren wordt er wel erg uitgesmeerd door en vatbaar voor allerlei actuele, politieke en maatschappelijke input. Zo wordt de laatste jaren 5 mei op veel plaatsen gekoppeld aan de oorlog in Oekraïne, onder het motto: wat toen gebeurde, kan weer gebeuren.
Het Vrijheidsmuseum in Groesbeek haalde een vernielde Russische tank en met kogels doorzeefde Oekraïense ambulance naar Nederland. Of de voorzitter van het Amsterdamse Comité 4 en 5 mei maakt de vergelijking tussen de verschrikkingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de oorlog tussen Israël en Hamas. Ik snap die keuze tot verbreding en de bijbehorende discussies, die vaak erg gevoelig liggen, maar ik vraag me ook weleens af of we de essentie van 4 en 5 mei niet een beetje aan het kwijtraken zijn.’
- ANP, NIOD, Verzetsmuseum Zuid-Holland