Stripheld Gerrit de Jager (70): 'Ik ben 20 jaar lang chagrijnig geweest'

De zeer grappige Familie Doorzon-tekenaar Gerrit de Jager over zijn op de klippen gelopen huwelijk, slechte muziek, zijn ouders en het juk van succes.

Gerrit de Jager

Nieuwe Revu ontmoet Gerrit de Jager
Waar? Aan de keukentafel van zijn woning nabij het Leidseplein in Amsterdam. Iets genuttigd? Niets. Niet vanwege onaardigheid: zowel de journalist als Gerrit had vlak ervoor geluncht en er was veel te bespreken. Verder nog iets? Gerrit werd onlangs op straat voor het eerst uitgescholden voor ‘pannenkoek’ door een asociale scooterrijder. Hij was er een halve dag verdrietig van. Je mag hem alles noemen en hij zal je altijd van repliek dienen, maar van dat ‘pannenkoek’ was hij dusdanig onthutst dat er geen woorden kwamen.

Hij zou vanavond eigenlijk naar John Cale gaan. Niet dat Gerrit de Jager daar zin in had, want geen fan en John Cale is 83, met alle respect. Maar een vriend die wel fan is, had kaartjes geregeld en zou het op prijs stellen als hij meeging. Dan is Gerrit de lulligste niet. Maar toen het AD belde – de krant waaraan hij al jarenlang zes dagen per week een nieuwscartoon levert – met de vraag of hij op stel en sprong een illustratie voor morgen kon maken, was dat een prettig excuus. En dan had hij ook mooi tijd voor dit interview. Al met al geen slechte dag in het leven van de succesvolle striptekenaar. 

We zitten aan de kleine keukentafel in het souterrain van Gerrit de Jagers indrukwekkende huis nabij het Amsterdamse Leidseplein. Hij kocht het in de bange jaren tachtig, de periode dat hij grootse successen boekte met De Familie Doorzon, een strip die hij 25 jaar lang maakte. Ook toen was Amsterdam al duur, maar het kon allemaal net, de hypotheek was betaalbaar. Al was er ook veel om chagrijnig over te zijn, zal weldra blijken tijdens het gesprek dat over De Jagers binnenkort te verkrijgen nieuwste stripboek zou moeten gaan, maar al snel ontspoort.

Waardoor het nu toch vooral gaat over zijn verbroken huwelijk, sociëteit De Kring, de kutmuziek die jazz volgens hem is, het feit dat hij twintig jaar lang chagrijnig was, Henk Spaan, Harry Vermeegen, zijn ouders en – nog even – huizen. Want die kwamen tijdens een vorig interview al ter sprake en dat is Gerrit niet vergeten: ‘Dus voordat we het over mij gaan hebben: was jij ook niet bezig om een huis te kopen? Hoe is het daarmee? Is het gelukt?’ 

Dat is gelukt, Gerrit, bedankt voor het vragen. Een nieuwbouwhuis wordt het, en dus kregen we van zo’n makelaar Het Nieuwbouw Handboek van Marije Duijn. Met tekeningen van ene...
‘...Gerrit de Jager! Ja, dat klopt, Marije is mijn nichtje. Ze is interieurontwerper en dit boek was haar afstudeeropdracht. Daar zijn er inmiddels meer dan tienduizend van verkocht, wist je dat? Juist omdat makelaars het boek inkopen om aan hun klanten te geven. Leuk cadeautje, heel slim. Minder slim is dat ik het destijds voor niks heb gedaan...’

Dat is niks voor jou...
‘Nee, ik ben toch die door de wol geverfde ondernemer die al jaren volgens het tekeningetje-rekeningetje-principe werkt. Maar omdat ze familie is en ik niet had verwacht dat het zo’n bestseller zou worden, deed ik het voor niks. Het is een hard gelag, godverdomme. En toen ik laatst met haar uit eten was bij De Kring bleef de rekening best lang tussen ons in liggen...’

De Kring is een sociëteit op het Leidseplein waarvoor je gevraagd moet worden, toch?
‘Het is grappig bedoeld, hè, dat over Marije, zet je dat nog even neer? En inderdaad, die sociëteit is voor de elite, maar je kan er alleen komen via een trap tussen twee ontzettend sleazy bars in. Dat vind ik dan wel weer leuk. Ik werd ervoor uitgenodigd door een kennis, iemand die ik ken van mijn ochtendkoffie in de Utrechtsestraat. Die zei: “Leuk voor je, goede plek om mensen te ontmoeten.” En dat is waar, zeker nu ik hier alleen woon met mijn dochter.’

Je vrouw woont hier niet meer?
‘Ik ga hier verder weinig over vertellen, maar twee jaar geleden zijn mijn echtgenote Marijke en ik inderdaad uit elkaar gegaan. Ik heb het daar een jaar heel moeilijk mee gehad – en het is nog steeds niet vrolijkmakend – maar ik moet zeggen dat zo’n avondje in De Kring wel wil helpen. Het is in ieder geval beter dan wandelen. Dat zou goed voor je zijn als je gedeprimeerd bent, dus dat deed ik dan maar, tegen beter weten in. Maar jezus, als ik ergens gedeprimeerd van raak, is het wandelen. Nooit meer.’ 

Kom je ook leuke vrouwen tegen in De Kring of staat je hoofd daar niet naar?
‘Ook hier ga ik niet te veel over zeggen, behalve dan dat ik nu inderdaad af en toe date, zoals dat heet.’ 

Hoe hield je jezelf overeind in het jaar dat je het zo moeilijk had met de scheiding?
‘Mijn dochter is wat dat betreft een geschenk. Zij was mijn redding, want je hebt toch die verantwoordelijkheid. Ik ga niet huilend op de bank liggen als zij er is. Zoals ook mijn cartoons voor het AD, zes dagen in de week, een zegen zijn. Daar moet ik toch echt mijn bed voor uit. En ik voel het meteen als ik ga zitten tekenen, dan komt de ontspanning in mijn lichaam. Tekenen is het lekkerste in de wereld. Ook omdat het enige is wat ik echt goed kan.’

Kom, kom, Gerrit. 
‘Nou ja, laat ik dan zeggen dat het ’t enige is waar ik honderd procent zelfvertrouwen over heb. Over de rest heb ik twijfels: opvoeding, relaties, die dingen. Dus ik ben daar heel dankbaar voor, dat ik die gave heb. En die dankbaarheid wordt met de dag groter. Ik ben nu zeventig, stel je voor dat ik een gewone baan had gehad en al drie jaar gepensioneerd was geweest.

Beetje klaverjassen, naar voetbal gaan kijken en met andere oude mannen in de kroeg afspreken. Dat dat dan je leven is. Dus ben ik dankbaar. Ook omdat er al veel vrienden uit het leven zijn verdwenen. Oudere, zoals Henny Vrienten, maar ook jongere vrienden. Dat relativeert de boel. Ik denk niet zover meer vooruit op mijn zeventigste. Ik heb het altijd gedaan, maar nu pluk ik toch vooral de dag. Misschien omdat ik amper nog rekening hoef te houden met anderen. Mijn vrouw is weg en mijn 22-jarige dochter gaat binnenkort ook het huis uit. Die redt zichzelf wel. En ik ook.’ 

Zelfs als je hier alleen woont?
‘Jawel, jawel. Zelfs de afgelopen maanden waren er periodes dat ik oprecht gelukkig was. Dus ik weet dat ik het ook alleen kan, ik voel me sterk genoeg. Ik heb tot voor kort niet geweten of ik dat kon, omdat ik vanaf mijn negentiende relaties had. Eerst een kort huwelijk, daarna een ellenlang huwelijk en tussendoor was ik hooguit een jaartje alleen. Het was niet de bedoeling, dat tweede huwelijk.

Ik was eind twintig, de toptijd van De Familie Doorzon, mijn huwelijk was gebarsten en ik was vooral bezig met werk en mijn 3-jarige dochtertje uit dat huwelijk. Ik had af en toe een afspraakje, want zo heette dat toen, maar ik vond het toch vooral heel erg veel gezeik. Ik herinner me dat ik ooit de Mazzo uitliep, een nachtclub aan de Rozengracht, en dacht: ik ben helemaal klaar met dat gezeik met die wijven. Maar het liep anders. Ik moest een paar dagen later naar een beurs in de RAI om mijn nieuwste Doorzon-album te promoten. Ik had er absoluut geen zin in, maar het moest, het was belangrijk. Dus ik liep met zo’n smoel die RAI in en daar was Marijke, een stagiaire van de uitgeverij. Die dacht natuurlijk: wie is deze spannende man?’

Deze spannende én bloedchagrijnige man.
‘Ja, dat ook, heel chagrijnig. Ik was dat in die tijd trouwens continu. Mijn oudste dochter noemde me ook altijd Sjaggie.’

Waarom was je zo chagrijnig?
‘Vanwege dat succes. Het nam me over, ik had er geen controle meer over. En ik moest personeel aannemen, dat was het ergste van het ergste. Daarom heb ik ook zo’n groot huis gekocht: de helft ervan was een kantoor.’ 

‘Ik voel het meteen als ik ga zitten tekenen, dan komt de ontspanning in mijn lichaam’

Dat grote huis heb je ook gekocht omdat je onwaarschijnlijk veel geld verdiende met De Familie Doorzon.
‘Ook, maar ik moest toch vooral een groot huis hebben omdat ik er ook wilde kunnen werken. Dit was de praktijk- en woonruimte van een gynaecoloog, dus het was daarop ingericht. En het is niet zo dat ik geld had liggen, hè, ik moest ook gewoon een hypotheek nemen. Maar inderdaad: die hypotheek kon ik betalen. Maar dat we hier op een gegeven moment met vier werknemers zaten... Daar ben ik dus twintig jaar lang chagrijnig over geweest.’ 

Je kon die mensen toch ontslaan? 
‘Ik weet het niet... Ik heb het er destijds wel met Marijke over gehad – zij deed altijd mijn zaken. Het was gewoon zoveel. Ik had niet alleen Doorzon, maar je had destijds ook Bob de Beer. Die was ontwikkeld door De Bijenkorf en ik had er een serie boekjes over getekend. Van Londen naar Frankrijk en door naar New York: overal lagen producten met mijn tekeningen erop. Dat was heel groot en dat moest allemaal in de gaten worden gehouden, daar zat heel veel werk in.

Het was totaal niet wat ik voor ogen had, ik wilde gewoon tekenen. Op de middelbare school raffelde ik mijn huiswerk af om maar te kunnen tekenen. En als ik dan interviews met echte striptekenaars las, dacht ik: hoe mooi zou het zijn als je dat de hele dag kan doen. Maar toen het uiteindelijk zover was, duurde het maar vier jaar. Daarna kwam dat succes. Zat ik godverdomme overdag te managen en kon ik ’s avonds nog een beetje tekenen. Daar werd ik chagrijnig van. Maar toen onze dochter werd geboren, mijn jongste, was het klaar. Het personeel werd gek van dat gejank en wij werden gek van dat personeel. Iedereen eruit. Sindsdien heb ik weer tijd om te tekenen.’ 

Toch blijft het bijzonder dat een mens twintig jaar van zijn leven chagrijnig is.
‘Ik mag wel zeggen dat ik beschik over een enorme dosis wilskracht en energie. Dat is fijn, maar ook een valkuil, omdat je daardoor continu door blijft gaan. Ik werd midden jaren tachtig bijvoorbeeld door Henk Spaan en Harry Vermeegen gevraagd om de leader van Verona te maken, hun nieuwe programma. Het bleek ontzettend te klikken tussen ons en uiteindelijk vroegen ze of ik met hen mee wilde denken en schrijven.

Dat heb ik vervolgens zes jaar gedaan – totdat zij uit elkaar gingen. En ook dat liep weer genadeloos uit de hand: zat ik drie dagen per week in Hilversum en de rest van de week was ik hier bezig. Het is te idioot voor woorden. Je hebt van die types die hun eenmanszaak Jan de Boer Productions noemen – waar ik altijd om moet grinniken – maar bij mij was het echt zo. Ik was Gerrit de Jager Productions.’ 

Over chagrijnen gesproken: Spaan en Vermeegen zijn ook niet de vrolijkste mannen van het land.
‘Klopt, we waren drie behoorlijke chagrijnen bij elkaar.’

Toch werkte het.
‘Omdat ik hun liaison d’amour werd. Zij konden het absoluut niet met elkaar vinden, dus probeerde ik de boel te sussen – zoals ik dat vroeger had gedaan bij mijn ouders thuis. Als iets energie slurpt, is het dat. Ik heb meegemaakt dat zij met z’n tweeën in Italië waren voor het WK en Harry mij opbelde om iets aan Henk te vragen. Terwijl Henk in de kamer naast hem zat en ik hier, in Amsterdam. Ik heb zelfs een keer op het punt gestaan om vanuit LA terug naar huis te vliegen, terwijl ik er net een uur was. Omdat ik doodmoe was en de sfeer tussen die twee zo verschrikkelijk was. Snap je het nou, dat ik twintig jaar lang ongelukkig was?’

En wat doe je dan om de pijn te verzachten? Drank, drugs, vrouwen?
‘Nee, maar ik heb ze gezien hoor, collega’s die totaal de put in zijn gegaan, de afgrond in, zichzelf helemaal kapotmaakten. Ik was niet zo, want ik had een dochter en een vrouw en ik ben blijkbaar iemand die dan toch zijn verantwoordelijkheid neemt. Ook toen mijn vrouw en ik uit elkaar gingen, ik Marijke ontmoette, opnieuw trouwde en een tweede kind kreeg.

Ik werd alleen dus wel steeds chagrijniger vanwege het werk. Het moet af en toe niet te doen zijn geweest voor Marijke, helemaal omdat ik buitenhuis met een wijntje op wel gezellige Gerrit was, de man met wie je kon lachen. En thuis was ik dan weer chagrijnig. Maar dat veranderde dus toen ik uiteindelijk het personeel ontsloeg en ik gewoon weer kon tekenen. Marijke zette de administratie voor me op, catalogiseerde alles en ik bleek in mijn eentje ook gewoon veel werk te kunnen verzetten.’ 

Je had het net over de relatie met je ouders, dat jij als een liaison d’amour voor ze was. Speelt zoiets mee in de rest van je leven? Heeft het je gevormd?
‘Natuurlijk, zo’n jeugd is een enorme valkuil. Daar kun je honderd keer voor in therapie, maar dat zet je niet zomaar van je af. Het blijft in me zitten, dat middelen, er altijd willen zijn voor iedereen, zorgen dat iedereen het goed heeft. Als ik op een verjaardag ben en zie dat een stel aan de andere kant van de kamer niet lekker gaat, moet ik daar iets mee. Ik wil iedereen verschrikkelijk helpen, tot vervelens toe.’ 

Hoe was dat huwelijk van je ouders?
‘Mijn vader heeft drie jaar in een werkkamp in Duitsland gezeten en kwam beschadigd terug naar Nederland. Hij werd een man met verschillende gezichten. Ik voelde me onveilig, omdat ik nooit wist welke vader er ’s ochtends uit bed kwam. De vader met wie ik het verschrikkelijk goed kon vinden, met wie ik naar Monty Python keek en heel hard kon lachen. Of de vader die op een winterse dag mijn schaatsen aan een nichtje uitleende, terwijl ik zelf wilde schaatsen. En als ik daar dan iets van zei, kreeg ik een knal voor mijn harses.

En daar stond een moeder tegenover die geen tegenwicht kon bieden. Als verder complicerende factor was er nog Wim Stevenhagen, de overbuurjongen die ik vanaf mijn derde ken en met wie ik tot mijn 28ste heb samengewerkt aan onder meer De Familie Doorzon. Ik vond Wim niet leuk, maar ik had Wim nodig. En hij mij.’ 

Jij hebt je hele leven moeilijke mensen om je heen verzameld.
‘Je hebt gelijk, je kunt wel degelijk van een patroon spreken. Maar tegelijkertijd is de grote vraag hoe groot de invloed van die jeugd is geweest op mijn creativiteit. Ik zeg je: dat zal niet misselijk zijn geweest. Want ik had blijkbaar de gave om de onprettige dingen die in mijn leven gebeurden om te zetten in humor. En hoewel Wim echt een lastige man is, stuwde hij mij op naar grote hoogten, en ik hem. Daar ben ik hem tot de dag van vandaag dankbaar voor, voor zijn scherpe geest. Tering, wat was die man ad rem, daar ben ik wel jaloers op geweest. We waren eigenlijk gewoon een soort Lennon en McCartney. Maar jezus, wat kon die man moeilijk zijn. Hij liep vaak rond met zó’n smoel, had soms vijf dagen geen beeld en geluid, was dan volkomen onredelijk.’ 

Ook met hem heb je het heel lang volgehouden.
‘Ja, ik ben heel trouw.’

Eigenlijk ben je een heel aardige man, Gerrit, ondanks je chagrijnige periode.
‘Ja, maak daar de kop maar van: ik ben een heel aardige man. Bij mijn eerste interview met Nieuwe Revu, ergens in de jaren tachtig, stond een foto van mij met zo’n hangsmoel en dan de kop ernaast: “Ik ben de leukste thuis.” Geniaal. Maar goed, nu ben ik gewoon een heel aardige man, daar komt het wel op neer.’ 

Ben je al in staat je verbroken huwelijk om te zetten in humor?
‘Nou... Ik heb voor Marijke afgelopen jaar een stripboekje gemaakt, voor haar verjaardag. Want ik heb haar destijds voor mij gewonnen door een strip voor haar te tekenen – ik viel namelijk als een blok voor haar, maar zij niet voor mij, met mijn chagrijnige smoel. Dus het leek me wel mooi het eind van onze relatie ook te ‘vieren’ met een strip: Liefde en Geluk, The End. Nee, dat ga ik je niet laten zien, maar het maakte de cirkel wel mooi rond. Ik verbond het begin met het einde en dat ontroerde haar diep. Mij ook. Nu weer trouwens, ik voel mijn ogen een beetje prikken.’  

En nu is je dochter straks ook uit huis. Wil je hier dan nog blijven wonen?
‘Nee, ik ga dit huis uiteindelijk wel verkopen. Drie verdiepingen van 90 vierkante meter: dat slaat helemaal nergens op. En ik snak gewoon ook wel naar een huis waar niet steeds iets aan moet gebeuren.’

‘Ik had blijkbaar de gave om de onprettige dingen die in mijn leven gebeurden om te zetten in humor’

Zou je buiten de stad kunnen wonen?
‘Nee, dat gaat niet gebeuren. Ik loop hier ’s ochtends de deur uit naar die koffiezaak op de Utrechtsestraat en dan praat ik daar met mensen die inmiddels mijn vrienden zijn geworden: een notaris, een filmmaker, een lovely Marokkaanse interieurontwerpster en nog zo wat mensen. Dan nemen we de wereld door en elkanders situatie. Dat heb je niet in Laren. Dan loop je niet je villa uit naar Het Wapen van Laren, want je gaat met je Porsche. En dan zit je daar in je eentje, met je rode broek. Nee joh. In Amsterdam kun je ook prima alleen uit eten.

Lekker een bord pasta eten, biertje erbij, beetje lezen; niemand die daar iets van vindt. Dat is heerlijk, ik zou dat niet willen missen. Zoals ik ook De Kring niet wil missen: vijf minuten lopen, tien minuten kruipen als je teruggaat. Dat is ontzettend fijn. Laatst was ik er alleen op woensdag en dan hebben ze jazz. Daar heb ik een bloedhekel aan. Ik was er met Jean-Marc van Tol, die van Fokke & Sukke. Wij vroegen elkaar om de vijf minuten waarom ze zo hard speelden. En ja hoor, daar komt de bassolo weer. Maar die is altijd nog beter dan de drumsolo, want dan kun je helemaal stoppen met praten. Wat een kutmuziek.’

En daar is ie weer, de chagrijnige man.
Lachend: ‘Ik snap het gewoon niet, waarom moeten ze keer op keer Autumn Leaves op exact dezelfde manier spelen? En dat iedereen in die zaal dan zo heel moeilijk mee zit te knikken. Ik heb het nooit geprobeerd, maar het lijkt me ook helemaal niet moeilijk. Ik denk dat ik het zelf ook zou kunnen, maar er wordt zó ontzettend moeilijk over gedaan.’

Dat denken veel mensen ook van strips: supermakkelijk.
‘Ja, maar laten we eerlijk zijn: het ís ook heel makkelijk.’ 

We moeten het ook nog even hebben over je nieuwe album, want dat zijn we vergeten.
‘Ja, begin mei komt het uit: De Allerliefste Zusjes heet het, om te vieren dat die strip al 25 jaar lang in Margriet verschijnt. 25 jaar, ongelooflijk toch? En daarvoor maakte ik 25 jaar lang De Familie Doorzon. Het is toch echt gedurende m’n hele leven mijn redding geweest, dat tekenen. Schrijf dat nog maar eens op.’