James Worthy

James Worthy: 'Ik werd door een liefdadigheidsorganisatie gebeld of ik tegen een andere schrijver wilde boksen'

'We staan niet bovenaan de poster en zijn dus ook niet het hoofdgevecht. Schrijvers zijn in deze wereld geen supersterren. En dat hoeft ook niet'

Een paar maanden geleden werd ik door een liefdadigheidsorganisatie gebeld of ik voor het goede doel tegen iemand wilde boksen. Mijn telefoon stond op luidspreker, dus de persoon aan de andere kant van de lijn kon mijn vrouw in de lach horen schieten. ‘Tegen wie moet ik vechten dan?’ vroeg ik mans.

‘Tegen een andere schrijver. Dus dat scheelt,’ zei de organisator.

‘Wat bedoel je daar precies mee? Het klinkt niet echt als een compliment.’

‘Schrijvers zijn speciale mensen. Dat bedoel ik. Kijk even naar jezelf. Zonder je handen en je hoofd kun je geen schrijver zijn. Waarom zou je deze dingen in gevaar willen brengen? De persoon tegen wie je vecht, is precies zo. Wat ik bedoel, is dat jullie niet voluit hoeven te gaan.’

‘Maar nu wil ik juist voluit gaan. Ik moet bloed zien. Of het van mij is of van hem maakt me niets uit. Dit is mijn eerste vechtpartij ooit. Dan moet het wel echt zijn.’

‘Je bent een man van bijna 45 die nog nooit heeft gevochten?’

‘Ik heb nooit hoeven vechten, meneer. Ik denk dat het door mijn voorkomen komt. Heb je weleens een schorpioen in het echt gezien? Die beesten zijn niet groot of zo, maar je weet dat ze gevaarlijk zijn. Je voelt het. Je ziet het. Die gekke scharen en die doodenge staart. Ik denk dat mensen een schorpioen zien als ze naar mij kijken. Schorpioenen zien eruit alsof ze heel goed kunnen vechten, maar als ze goed zouden kunnen vechten, hadden ze al die zijwieltjes niet nodig gehad. Wat ik wil zeggen is dit: als je eruitziet alsof je kunt vechten, hoef je nooit te vechten.’

‘Maar zou je op ons gala willen boksen? Ik weet dat het een rare vraag is, maar het is voor een goed doel. Je gezicht wordt er misschien niet beter op, maar de wereld wel.’

‘Staan die andere schrijver en ik bovenaan de poster? Zijn wij het hoofdgevecht? Dat vind ik wel belangrijk. Ik wil niet dat mijn bloed als glijmiddel voor het volgde gevecht fungeert. Normaal ben ik een zeer bescheiden man, maar daar waar mensen vechten, is geen ruimte voor bescheidenheid,’ zeg ik.

‘Jullie zijn niet de main event en ook niet de co-main event, maar ik kan jullie wel beloven dat jullie het derde gevecht op de kaart zullen zijn.’

‘Wat is de main event dan?’ vraag ik ontgoocheld. 

‘Die tweestrijd zal tussen twee influencers gaan. Vind je dat jammer?’ vraagt de man.

‘Ik niet, maar mijn trots wel. Ik ben een realist, maar mijn trots niet. Ik begrijp in wat voor tijdperk we leven. Schrijvers zijn geen supersterren. En dat hoeft ook niet. Als Shakespeare nu zou leven, zou hij driehonderd volgers op Instagram hebben.’

‘To box or not to box? Dat is de vraag.’

Ik zit in de kleedkamer na het gevecht. Niemand heeft gebloed, maar ik heb wel gewonnen. Dat mijn tegenstander vijftien jaar ouder was, hoeft niemand te weten. Het was voor het goede doel. Ik ben geen schorpioen, nee, ik ben een ijsbeer.

En het was voor het goede doel. 

Dus iedereen heeft gewonnen.

Column
  • Adobe Stock