/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F05%2F3YWbBM5TMMR7wC1747380298.jpg)
Voor de deur staat iemand te schreeuwen. Het is onverstaanbaar wat ze roept, het zou in het Pools kunnen zijn, maar de dame die al snel op de grond voor de Pauluskerk gaat zitten, is zó ontzettend boos en in de war dat er ook voor Poolse sprekers vermoedelijk geen touw aan vast is te knopen.
Het is niet eens een uitzonderlijk tafereel. Nieuwe Revu is op bezoek op een doordeweekse ochtend, veel Rotterdammers zijn op weg van A naar B en negeren simpelweg haar geschreeuw. De passanten zijn vast wel wat gewend. Aan deze singel, midden in de stad, lopen wel vaker mensen rond die compleet in de war zijn. Rotterdammers weten waarom. In de Pauluskerk kom je terecht als je echt niets meer hebt. Geen familie om naar toe te gaan, geen huis om droog in te blijven, geen opvangplek om te kunnen verblijven.
Voor de deur wordt er wel vaker geschreeuwd. Niet alleen door de verwarde vrouw, een dag later ook door een paniekerig rondkijkende dakloze met een enorme rugzak vol spullen op zijn rug. En altijd is er onderhuidse spanning, een vulkaan die steevast bijna op ontploffen staat. Spontaan foto’s maken is er niet bij. Er zijn altijd bezoekers die daar geen prijs op stellen en dat laten merken ook.

Argwaan
Argwanend zijn de blikken als je je door de massa bezoekers heen begeeft. Maar de Pauluskerk is tegelijkertijd een geoliede opvangmachine. Predikant Martijn van Leerdam, boomlang, maar met een haast zalvend stemgeluid, wil zoveel mogelijk te weten komen van zijn bezoekers en zoekt ze op, al zit zijn eigen kamer verscholen achter slot en grendel en kom je daar niet zomaar bij. Er is een ruimte waarin daklozen kledingstukken kunnen uitzoeken. Er is een creatieve ruimte. Aan de muren hangen talloze werken.
Dit is dus de Pauluskerk, in het hart van Rotterdam, op pakweg 4 minuten lopen van Rotterdam CS. Een kerk in een nieuw gebouw, die nauwelijks gebruikt wordt als bidplaats, maar veel meer als opvang. Hier komen mensen terecht als ze echt geen andere opties hebben. Slaapplekken biedt de Pauluskerk nauwelijks, opvang wel. Daklozen kunnen hier eten en schuilen.
Dat gebeurt beneden, in wat het café wordt genoemd, maar waar de sfeer broeierig is. Sommigen slapen, zittend aan een tafel, anderen praten hard. Ook hier lijkt de voertaal Oost-Europees. Sinds de coronacrisis zijn veel Poolse mannen werkloos geraakt. Verslaafd aan alcohol zorgen ze hier voor veel rumoer. De Pauluskerk zelf heeft nauwelijks grip op ze, geplaagd door een taalbarrière en het schijnbare idee van deze groep daklozen dat er niets meer te verliezen valt in het leven.

‘Het meest heftige voorbeeld daarvan zagen we toen Benjamin een stoeptegel op zijn hoofd kreeg gegooid door een andere dakloze, afgelopen najaar,’ vertelt Van Leerdam. ‘Onze bezoekers zagen dat filmpje allemaal ook, want ook dakloze mensen hebben een smartphone tegenwoordig. En dat filmpje ging als een malle rond onder onze bezoekers.’
Het verbijsterende was, aldus de predikant, ‘dat heel veel van onze bezoekers met soortgelijke verhalen op de proppen kwamen. Niet over stoeptegels, maar wel over stenen, bierflesjes, scheldpartijen, boze blikken, passief-agressieve buurtbewoners, boze handhavers, emmers water die er over daklozen heen worden gegooid. De angst die mensen dan voelen? Die is heel primair.’
De Pauluskerk wordt draaiende gehouden met giften van particulieren, vertelt Van Leerdam in een spaarzaam moment van rust, zittend in zijn werkkamer. Hij heeft net een telefoongesprekje gevoerd, vriendelijk en dankbaar. ‘We worden vaak benaderd door bedrijven, die bijvoorbeeld hun kerstpakket willen afstaan. Dat is voor ons heel fijn.’
In de Pauluskerk kom je terecht als je echt niets meer hebt. Geen familie om naar toe te gaan, geen opvangplek om te kunnen verblijven
Toch ligt de Pauluskerk onder gemeentelijk vuur. Van de wethouder, die vindt dat de Pauluskerk een magneet zou zijn. Een opvang met ‘aanzuigende werking’. Dat past in de Rotterdamse politieke manier van denken, lijkt het, waarin buitenslapers soms zelfs bekeurd worden als ze buiten slapen – terwijl iedereen weet dat een buitenslaper helemaal geen geld heeft om dat te betalen. Een volslagen nutteloze boete.
En dan is er nog een ‘gek’ ander onderdeel van het ontmoedigingsbeleid, en dat is het onklaar maken van slaapplekken buiten. Neem nou de van oudsher misschien wel ‘beste’ slaapplek van de stad, het park achter Museum Boijmans van Beuningen. Daar zijn grote aantallen stenen neergelegd, onder het bruggetje. Liggen is er geen optie meer. Kunst, zegt de gemeente. Ons wegjagen, zeggen daklozen, die geen poot hebben om op te staan. Want buiten slapen is verboden, in Rotterdam.

Het wonderlijke is: er staan bedden klaar. Er zou niemand buiten hoeven te slapen. Als de gevoelstemperatuur onder de nul graden kukelt, gaat de noodopvang open en worden de buitenslapers naar binnen gehaald. Die opvang is het hele jaar door beschikbaar, maar simpelweg gesloten. Dat is, zeggen critici, een politieke keuze. Eén handtekening en de buitenslapers slapen het hele jaar binnen, maar die handtekening wordt niet gezet.
Barmhartig
Het is een van de redenen waarom predikant Van Leerdam besluit ja te zeggen als Nieuwe Revu hem vraagt of we twee dagen met hem op mogen trekken. In die tijd wordt duidelijk dat het Van Leerdam menens is als hij vertelt dat dit lot iedereen kan overkomen. En dat mensen die het beter hebben getroffen daarom barmhartig moeten zijn.

De uitzichtloosheid van de situatie waarin mensen hier zijn beland, grijpt aan, is al snel de onvermijdelijke conclusie. ‘Hun lot doet mij wat, natuurlijk. Vanmorgen werd ik door Henk aangesproken, een van onze bezoekers die ik als eerste leerde kennen. Henk werd dakloos in de maand dat ik begon hier, twee jaar geleden. En die stapte hier toen voor het eerst over de drempel, want Henk was als te zelfredzaam bestempeld door het loket van de gemeente. Henk kwam namelijk uit de bajes – ik weet niet waarom, hij zal vast iets op zijn kerfstok hebben gehad – en hij had een plan.
Hij had namelijk nog zijn hoveniersspullen in een opslagruimte. En hij had al een paar klanten vanuit de baai gebeld. Van joh, kan ik weer bij jullie aan de slag straks? Want dan ben ik weer op vrije voeten en heb ik weer werk nodig. En dat vertelde hij dus ook bij het gemeentelijke loket. Hij zei: “Ik heb twee of drie weken onderdak nodig en dan krijg ik m’n eerste salaris weer als zzp’er. En dan kan ik daarna gewoon op de commerciële sector iets huren. Dan begin ik wel met een studiootje.” Maar het probleem was: Henk was onder bewindvoering gesteld. Hij kon niet meer over zijn eigen geld beschikken. Het gevolg was dat Henk geen geld had om de ruimte te betalen waar zijn spullen een paar maanden opgeslagen waren geweest. Het gevolg daarvan was dat hij niet aan het werk kon.’
Hij kwam dus genadeloos klem te zitten?
‘Ik herinner me die meimaand van 2023 nog goed. Dat was een heel natte maand. En als je dan buiten slaapt, word je vochtig en blijf je vochtig. Henk kreeg dus niet gewoon een verkoudheid, maar bronchitis. Vervolgens kreeg hij lopersvoeten, dagenlang, wekenlang. En dan gaan je voetzolen dus ontsteken. Dat doet pijn bij elke stap hoor, als je lopersvoeten hebt. Een heel groot deel van onze bezoekers heeft dat probleem. Dat dakloze mensen veel lopen, dat weten we allemaal wel. Het bekende cliché van de zwerver die van stad tot stad loopt, hè? Maar dat dat lopen pijn doet bij elke stap: dát weten veel mensen niet. Vanmorgen kwam ik Henk hier dus weer tegen. Bijna twee jaar nadat hij door de ambtenaren van het gemeentehuis als zelfredzaam werd bestempeld.’
'Dat de Pauluskerk bestaat, zegt eigenlijk dat we het als samenleving niet goed doen. Want als we het goed zouden doen, dan zou de Pauluskerk weinig werk hebben'
En dus geen hulp kreeg.
‘Hij blijkt nu wel een tijdje onderdak te hebben gehad, maar deze man is dus weer op straat terechtgekomen. En er was geen plek voor hem in de opvang afgelopen nacht. Want er zijn veel te weinig plekken, er slapen zomaar tussen de vier- en vijfhonderd mensen per nacht op de Rotterdamse straat. Dus ja: zo belandde hij deze week toch weer buiten. Hij kwam naar me toe en zag dat ik geen tijd had, maar hij wilde toch even zijn ei kwijt. “Martijn,” zei hij, “ken je dat gevoel dat je, als je na lange tijd voor het eerst weer een hele nacht buiten op straat slaapt, hoe je je dan gebroken voelt?” Hij is in de dertig hè, een boom van een vent.’
Dat moet voor hem als een vernedering hebben gevoeld.
‘Ik kan me zijn wanhoop goed voorstellen. Het is eigenlijk nog wonderlijk dat hij het op zo’n beleefde en welsprekende manier uit. Want eigenlijk wil hij het uitschreeuwen. Want zo iemand als hij wordt gewoon aan zijn lot overgelaten.’

Sommige lezers denken nu: Henk zat in de bajes. Eigen schuld dus.
‘Henk hééft zichzelf ook in de vingers gesneden. Zonder twijfel heeft hij dingen gedaan waarvan je achteraf zegt dat hij die niet zou moeten doen. Maar kijk, iedereen heeft het recht op zijn eigen, kleine zonde. Allemaal maken we fouten. Al doe je nog zo je best. Vanuit een individueel perspectief kan je er natuurlijk belerend over zijn. Doe dat nou niet, Henk! Weet je, ik weet niet waarom Henk ooit in de bajes is terechtgekomen.
Maar vanuit macro-perspectief: als je een stad hebt met 750.000 inwoners, dan weet je dat een deel vage, domme dingen doet. Dat weet je van tevoren. Je weet niet wie en je weet niet wanneer, maar je weet dat er een x-percentage bewoners is die zo handelt. Daar moet je rekening mee houden. Wat ben je anders voor beleidsmaker of politicus als je daar geen rekening mee houdt? Je wéét dat sommige mensen het voor zichzelf verkloten. Je wéét dat sommige mensen uit de bajes weer moeten proberen hun leven op te bouwen. Je wéét dat sommige mensen verslaafd raken. Je wéét dat sommige mensen niet in de bureaucratische hokjes en vakjes passen die je van tevoren bedenkt, vanachter je bureau. De vraag is hoe je daarmee omgaat als die mensen voor je deur staan.’
We zitten nu in een kerk vol mensen die nergens anders heen kunnen. Dat is in dat opzicht een behoorlijk slecht teken.
‘Dat de Pauluskerk bestaat, zegt eigenlijk dat we het als samenleving niet goed doen. Want als we het goed zouden doen, dan zou de Pauluskerk weinig werk hebben. Dan zou deze omgeving er weinig van merken dat we hier een kerk hebben, behalve op zondagochtend. Dan zouden we gezellige koffieochtenden doen voor de 80-plussers hier in de wijk. En, zoals de meeste kerken dat doen, een jaarlijkse rommelmarkt.’
Even later gaat Van Leerdam voor naar een ruimte op de eerste verdieping die stampvol zit. Dit is het wekelijkse kerkcafé. De predikant leest iedere week teksten voor, daarna kan er over gesproken worden. Aan tafel zitten veel vaste gasten. Sommigen zwijgen, een enkeling draagt een zonnebril. Een van de deelnemers is een paradijsvogel en heeft meerdere jassen en petten over elkaar aan. Maar de spanning is soms om te snijden. Achter in de volle ruimte zit een man, weggedoken, met zijn rug naar de groep toe. Met regelmaat begint hij opeens hard te lachen. Dan schieten de blikken heen en weer. Sommige kwetsbare deelnemers lijken zijn aanwezigheid maar nauwelijks te trekken.
'Als de mensen op straat met een boogje om je heen lopen, doet dat wat met je gevoel van eigenwaarde'
Van Leerdam slaat zich er stoïcijns doorheen. Hij trekt een broodtrommeltje open en luncht terwijl de groep praat over loodzware levensvragen. Sommigen delen hun gevoelens, anderen zwijgen. Een vrouw begint in plat Rotterdams samenzweringstheorieën over Oekraïne te delen. Dan zit het erop. Van Leerdam neemt kalm afscheid van de groep.
Bijna ruzie
Op de trappen naar beneden is het opeens druk, als de kerkgroep is uitgelopen. Bijna ontstaat er ruzie, als een van de bezoekers een ander wil passeren, maar die ander écht niet zomaar opzijgaat. Het gaat ternauwernood goed.
Van Leerdam heeft een jong gezin thuis, vertelt hij even later, terug in zijn kantoortje. Hij studeerde zelf jarenlang theologie. Desondanks gelooft hij niet in het zich isoleren van de maatschappij. ‘Dat deden de Bijbelse profeten natuurlijk ook niet. De Bijbel zelf gaat ook over het samenleven. En over alle mooie en moeilijke dingen aan het samenleven. In de Bijbel gaat het ook over moord en doodslag, en ook over bruiloften en feesten en alles wat daar tussenin zit. Ik heb het privilege gehad dat veel anderen hier niet hebben gehad: ik mocht zeven jaar lang studeren. Maar daarna dacht ik wel: ik moet de wereld in, anders word ik gek.’
Hier is iedereen veilig, betoogt Van Leerdam meermaals, maar je moet wel op je hoede zijn. Geschreeuwd wordt er niet alleen voor de deur, dat gebeurt soms ook binnen. ‘Raak me niet aan, raak me niet aan,’ roept een vaste bezoeker opeens in de hal beneden. Twee vrijwilligers die de balie bij de deur bemannen, snellen toe. Hier is brandjes blussen vaste prik.

Sommige van de dakloze bezoekers doen als rondleider tegenwoordig mee aan de Rotterdamse daklozentour waarbij ze belangstellenden hun slaapplek en andere belangrijke plekken laten zien. De 52-jarige Algerijnse illegaal Sid-Ahmed Lala, vaste bezoeker van de Pauluskerk, is een van de rondleiders. Hij wil gezien worden, zegt hij vaak. Maar ja, hoeveel mensen kijken hem niet aan als hij langsloopt? ‘Ik mag dan wel geen dak boven mijn hoofd hebben, ik ben wel een mens.’ Hij bedacht er een trucje voor dat nogal schrijnend is: in het park bij de Kunsthal staat een monument, en als je daar in het midden gaat staan, en je zegt wat, dan is het net of er iemand tegen je praat.
De samenleving lijkt zich de laatste tijd soms finaal tegen mensen als Sid-Ahmed te keren, ziet Van Leerdam. Die tegenwind zit hem soms dwars. ‘Ik wil de mensen hier laten weten dat ze er mogen zijn. Want veel mensen die hier binnenstappen, hebben het gevoel dat ze er niet mogen zijn. Als de mensen op straat met een boogje om je heen lopen, doet dat wat met je gevoel van eigenwaarde.’
Denk je dat er sprake is van schaamte?
‘O, enorm! Zeker weten, ja. Een bezoeker met wie ik weleens onderonsjes heb, trof ik een tijdje terug op een voor hem ongelukkig moment. Hij zat zichzelf luid te beklagen. Ik dacht: ik ga even bij hem zitten om hem te kalmeren, maar hij begon te roepen: “Ik ben een loser, ik ben een loser! Ik zit hier tussen alleen maar losers!” Het was een soort explosief verdriet. Dat kwam er opeens uit. En dan wees hij ook nog naar de anderen. Hij wilde iets uitlokken, denk ik.
Het leek wel zelfhaat. Op de goede momenten ken ik deze man als iemand die loyaal is en van gezelligheid houdt, hoewel hij al jarenlang hartstikke verslaafd is aan de crack. Toch is hij vaak het zonnetje in huis. Op goede momenten voelt hij zich de koning van de straat. En omdat hij vaak een beetje hartelijk is, fijn in de omgang, heeft hij ook best wel wat volk om zich heen. Mensen die af en toe naar hem omkijken, die hem groeten, die een kopje koffie voor hem kopen. Maar hij heeft gewoon momenten waarop hij ineens het wanhopige inziet van zijn situatie. Want je zal maar een vijftiger zijn en al vijftien jaar op straat leven. En steeds meer gezondheidsproblemen krijgen, steeds meer mentale problemen. En toch elke keer weer tegen de muur aanlopen, zeker als hij even niet aan het juiste spul kan komen.’
Dat lijkt me moeilijk voor jou. Zoveel leed neem je toch mee naar huis?
‘Dat probeer ik niet te doen. Natuurlijk is er veel om over na te denken, maar thuis ben ik een echtgenoot en een vader. Dat vooral. Wat deze man betreft: ik heb hem met de beste bedoelingen een beetje geprobeerd gerust te stellen, maar dat werkt natuurlijk niet. Want wat kun je zeggen op zo’n moment? Het komt wel goed?’
Als zelfs de predikant het dan even niet meer weet, wordt de situatie wel heel ernstig.
‘Er lopen volop van zulke wanhopige mensen op straat, waar de mensen zich sowieso al een beetje vogelvrij voelen. Het is een explosieve situatie. En ik snap dat wel. Als ik zelf een paar nachten slecht slaap, voel ik me ook schichtig. Als iemand dan vervolgens opeens een hand op mijn schouder legt, schrik ik ook. De bezoekers van onze Pauluskerk gaan uiteindelijk toch gebukt onder extreme stress.’
- Joris van Gennip