James Worthy

James Worthy: 'Zolang ik blijf voetballen, krijgt mijn vader soms een snipperdag uit het hiernamaals en verschijnt hij langs de lijn'

'Heel eventjes stond hij achter het doel van de tegenstander. Met een beker koffie en een krentenbol. De hemel ligt kennelijk naast veld twee'

Een paar jaar geleden las ik in Hard gras een verhaal van Thomas Heerma van Voss over het gemis van zijn vader langs de lijn. Het verhaal droeg de naam De man die langzaam verdween. Het was een ontroerende ode aan het amateurvoetbal, aan broederschap en aan de grenzeloze loyaliteit van vaders. Zijn vader Arend Jan stond er altijd, totdat hij er niet meer stond. Mijn vader was precies zo. Men zegt dat de liefde van een man door de maag gaat, maar de liefde van een vader gaat zonder twijfel door het amateurvoetbal.

Mijn voetballoopbaan begon toen ik net klaar was met kruipen. Ik was vijf jaar oud en liep de kleedkamer binnen met een tas die groter was dan mezelf. DWS werd mijn thuis. Ik leerde er Surinaams eten, Arabisch praten en onnodig lang hooghouden. In die tijd waren er in Amsterdam drie grote clubs qua jeugdvoetbal. DCG, DWS en AFC. Door Combinatie Groot, Door Wilskracht Sterk en Amsterdamsche Football Club. Ik kan de aanvallers die ik meer dan dertig jaar geleden moest dekken nog voor me zien. Van sommige directe tegenstanders weet ik zelfs de naam nog.

Als we tegen DCG speelden, moest ik Patrick Pengel dekken. En in de wedstrijden tegen AFC moest ik Bobby Gehring in bedwang proberen te houden. AFC was onze grootste concurrent. Op Sportpark Goed Genoeg waren wij vaak meer dan goed genoeg. Mijn vader was het gelukkigst als we van AFC wonnen. Hij was een man van de haven. Hij had meer met wilskracht. Hij had meer met eelt dan met de elite. Als we van AFC hadden gewonnen, nam hij het hele team mee naar de FEBO op het Stadionplein. Op die middagen at ik een kroket alsof het kaviaar was.  

Sinds een paar maanden speel ik bij de grote concurrent. De eerste keer dat ik het clubhuis binnenliep, voelde het alsof ik een mes in de rug van mijn overleden vader stak, maar sinds een paar weken zie ik hem af en toe langs de zijlijn verschijnen. Een hoekige man in een donkerblauwe jas. Heerma van Voss schreef over een man die langzaam verdween, maar ik schrijf over een man die af en toe verschijnt. Afgelopen zaterdag zag ik hem weer. Heel eventjes stond hij achter het doel van de tegenstander. Met een beker koffie en een krentenbol. De hemel ligt kennelijk naast veld twee van AFC. Zolang ik blijf voetballen, heeft mijn vader soms een snipperdag van het hiernamaals.

‘Laat die bal niet stuiteren!’ kon ik hem horen schreeuwen na een doeltrap van de keeper van de tegenstander. ‘Waarom neem jij de corners niet?’ vroeg hij na een verkeerd genomen hoekschop van onze aanvoerder. Ik werd gewiegd door echo’s uit het verleden. ‘En waarom ben jij geen aanvoerder?’ vervolgde mijn vader die al bijna vijf jaar in een urn woont. 

‘Omdat ik hier pas net begonnen ben, Dad. En kom op, schreeuw niet zo, ik ben een man van vierenveertig.’

‘Sorry jongen, soms vergeet ik dat je een volwassen man bent.’

‘Maakt niet uit. Soms vergeet ik dat je dood bent.’

Column
  • Adobe Stock