James Worthy

James Worthy: 'Ik heb een biljet van vijftig euro gekregen en nu voel ik me vervloekt'

‘Ik loop al de hele ochtend met vijftig euro rond omdat niemand meer aan biljetten doet. Ik voel me een soort waardetransportvoertuig van vlees en bloed’

Na het geven van een lezing kreeg ik een fles alcoholistenwijn en een paars envelopje in mijn handen gedrukt. In de trein terug naar huis maakte ik het envelopje open. Ik zag een fonkelnieuw briefje van vijftig euro. Volkomen kreukvrij en zo fris dat ik de geur van de geldautomaat nog kon ruiken. De volgende ochtend loop ik naar het koffietentje op de hoek. Voor de deur zitten vrouwen in sportbroeken en met dure petjes op, druk pratend over cosmetische ingrepen.

‘Een cappuccino graag,’ zeg ik tegen een jongen met smurfenijsblauw haar. ‘Dat is dan 3,50.’

Ik laat het briefje zien. De barista staart naar het biljet alsof hij een postzegel uit 1938 bekijkt. Daarna zucht hij theatraal en wijst naar een bordje op de toonbank: Bij voorkeur alleen pin.

Naast het bordje staat een gigantische glazen fooienpot. In de pot ligt kilo’s kleingeld. Twee briefjes van vijf en een briefje van tien drijven als luchtbedden in een zee van nikkel, koper en messing.

Ik wijs naar de fooienpot. ‘Daar ligt anders ook papiergeld in.’ De barista kijkt me aan alsof ik net heb voorgesteld om met schelpen te betalen. ‘Dat is anders,’ zegt hij.

‘Hoezo?’

 ‘Dat is fooi.’

‘Maar het is geld.’

‘Ja, maar ander geld.’

Ik voel me echt een boomer. In de ogen van de barista kan ik het hem ook horen denken: boomer. Maar wat heeft mijn leeftijd te maken met het feit dat iets onzin is? Maakt mijn leeftijd het minder onzin? Mijn waardering mag ik dus in geld uitdrukken, maar al het andere niet. Een paar minuten later probeer ik het nog een keer bij de bakker. Ik bestel twee kaascroissants en een vers geperst sinaasappelsapje. ‘Dat is dan vijftien euro,’ zegt de bakkersvrouw zonder schaamte. Ik laat mijn briefje zien, en ook zij kijkt naar me alsof ze een douanier is en ik haar een paspoort geef dat door mijn zevenjarige neefje in elkaar is geknutseld. ‘Heb je niks anders? Eigenlijk doen we alleen nog maar pinnen. Voor de veiligheid en zo,’ zegt ze. 

‘En mijn veiligheid dan? Ik loop al de hele ochtend met vijftig euro rond omdat niemand meer aan biljetten doet. Ik voel me een soort waardetransportvoertuig van vlees en bloed.’

 ‘Het spijt me, meneer. Het gaat al heel lang zo. Heeft u geen pinpas dan?’

 ‘Natuurlijk heb ik een pinpas, maar dat is het punt niet. Ik heb dit biljet gekregen en nu voel ik me vervloekt. Niemand wil meer geld verdienen.’

Mijn laatste hoop is gevestigd op de boekenzaak. Ik leg het nieuwe boek van Roxane van Iperen op de overvolle balie en kijk zo vriendelijk mogelijk naar de besnorde boekenverkoper. ‘Dat is dan 20 euro en 99 cent.’ Ik leg mijn briefje neer en de man kijkt geschokt, alsof ik zojuist een kakelverse dickpic op zijn toonbank heb gedeponeerd. ‘Ik kan zeker alleen pinnen?’ mopper ik.

Voor de supermarkt staat een daklozenkrantverkoper. Ik koop een krantje en geef hem het briefje. Hij oogt zielsgelukkig. Hij vouwt het op en bedankt me zacht. Voor even lijkt het alsof briefgeld nog waarde heeft.