Premium

Cabaretier Remko Vrijdag: 'De crisis is zo diep dat er volgens mij geen kant-en-klare oplossing is'

Remko Vrijdag (53) was op school al de clown van de klas, al leverde hem dat de nodige uren op de gang op. Tegenwoordig zoekt Vrijdag nog steeds nieuwe manieren om mensen te laten lachen én nadenken, wat zich in zijn eerste solovoorstelling Vrijdag doemsdag uit in het fileren van de apocalyps die hij als enige mens heeft overleefd.

Remko Vrijdag

Je bent bezig met de laatste restjes van je voorstelling Vrijdag doemsdag, die wordt bejubeld als ‘geniaal grappig’ en ‘waanzinnig vermakelijk’. Was dat een opluchting? 
‘Ja, best wel. Achteraf beredeneerd was ik in de periode voor de première, tijdens het schrijven en maken en try-outen, toch lichtelijk gespannen, ook omdat het mijn eerste solovoorstelling was. Ik legde een ei, wat ik voor het eerst helemaal alleen deed. Wat als dat niet goed zou vallen? Dan moest ik daarna nog honderd of tweehonderd avonden op de proppen komen met iets wat de mensen helemaal niet zo leuk vonden. Als je dat dan ook nog in je eentje moet doen, dan krijg je het volgens mij echt zwaar.’ 

Je sleept je publiek in je show mee in een ‘absurd realistisch universum’, waarin jij na de apocalyps als enige mens overblijft. Waarom koos je voor zo’n best wel ingewikkeld einde der tijden-scenario?
‘Omdat ik me zorgen maak over de stand van ons land en de wereld. Voorheen heb ik vooral sketchmatige voorstellingen gemaakt, waar soms ook wel een soort maatschappijkritiek in zat verstopt, maar op een luchtige manier. Ik dacht: laat ik van mijn hart nou eens geen moordkuil maken en de thematiek die mij aan het hart gaat met man en paard benoemen.’

Jouw conclusie is dat we er met z’n allen een puinhoop van hebben gemaakt.
‘Inderdaad. We hebben er met z’n allen voor gezorgd dat we zijn uitgestorven. In mijn show kan ik mooi terugkijken op hoe dat is gegaan en waarom dat zo treurig is. Ik eindig de voorstelling wel een soort van positief, met de mededeling dat ik hoop dat we er toch een les uit hebben kunnen trekken en dat het er in het leven uiteindelijk toch vooral om gaat dat je het met elkaar ziet te rooien. Daar zijn we namelijk heel goed in, als soort.’

Is dat de strohalm waar jij je aan vastklampt?
‘Ja, toch wel. Door alle onheilsberichten heen lees je toch ook dat we wezens zijn die de meest fantastische uitvindingen doen. Als je hoort wat voor geniale dingen mensen met elkaar verzinnen, dan moet het in stand houden van onze soort en onze planeet toch een peulenschil zijn? Je kunt allerlei doemgedachtes hebben over AI, maar ik vind het verbazingwekkend hoe ver we zijn in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie.

Voor mij voelt het als net zo’n soort tijd als rond 2000, toen het internet opkwam en de digitale revolutie op gang kwam. Ik hoop dat de komst van AI tot net zulke mooie prestaties gaat leiden. Er worden met behulp van AI volgens mij nu al medicijnen tegen parkinson bedacht. Dat gaat ongetwijfeld nog veel grootser en meeslepender worden.’ 

Jij bent waarschijnlijk de enige creatieve persoon in Nederland die níét woedend reageert op alles wat met AI te maken heeft. Hoe komt dat?
‘Dat is mijn gut feeling, denk ik. Ik wil al die negatieve meningen over AI soms ook uitzetten, omdat ik denk: de kans is groot dat het helemaal niet zo’n horror-sciencefiction-scenario gaat worden, waarin we door robots worden overgenomen.’

Als slaven van onze eigen hoogintelligente bedenksels.
‘Ik hou heel erg van sciencefiction, vooral omdat je zo lekker kunt door filosoferen op een richting waar het in de toekomst naartoe zou kunnen gaan. Dat vind ik heel interessant. Maar wat we zien en horen in series en films is wel een soort uitvergroting, denk ik.’

Over uitvergrotingen gesproken: in je show zing je het ene moment een opera-achtige ballade over het einde der tijden, het volgende moment maak je het publiek in een hilarisch kostuum wijs dat ze taaie beerdiertjes zijn, ofwel: extremofiele micro-organismen. Hoe kom je erop, in vredesnaam?
‘Als ik begin aan een voorstelling, dan zet ik mijn voelsprieten open en laat ik het allemaal op me afkomen. Ik ga lezen, rare films kijken, luisteren naar mensen op straat. Bij elk idee, hoe klein ook, ga ik kijken: kan ik hier iets mee? Een halfjaar lang ben ik een vergaarbak van mijn eigen fantasie en alles wat ik tegenkom op straat, in boeken en op tv.’

Voel je in zo’n periode veel druk om met iets goeds op de proppen te komen?
‘Nee, voor mij is het juist de leukste periode. Dat komt ook omdat ik met de jaren heb geleerd om er letterlijk de tijd voor te nemen. Ik neem er de tijdspanne van een zwangerschap voor. Van conceptie tot aan geboorte duurt zo’n negen maanden, precies de tijd die ik blok voor het eerste idee tot aan de première. Dat werkt voor mij heel goed, omdat ik dan niet de spanning voel dat ik iets móét maken.’

Jouw entertainmentgehalte kwam voor het eerst aan het licht tijdens een zomerkamp, tijdens een imitatie van Donald Duck. Wist je bij het horen van het applaus van de andere kinderen meteen: dit is het, hier moet ik iets mee?
‘Op televisie had je in die tijd het programma Wordt vervolgd, waarin kinderen elke week Donald Duck nadeden. Ik dacht: dat kan ik beter. Ik had dat al vaker uitgeprobeerd bij vriendjes en buurtgenootjes, maar van dat zomerkamp weet ik nog dat het de eerste keer was dat ik dacht: o mijn god, ik heb gewoon alle aandacht!

Op een superpositieve manier ook nog, want ze gingen allemaal heel hard lachen. “Doe nog eens Vrijdag, doe nog eens!” Ze gingen er ook andere vriendjes bijhalen, zo van: kijk eens wat Vrijdag kan! Als kind van 6 jaar maakte dat een diepe indruk op mij, want ik weet het nu nog.

Dat was het moment waarop ik besefte dat ik een komisch talent had, al wist ik toen nog niet precies wat dat inhield. Maar vanaf dat moment waren wel alle leraren de sjaak, omdat ik ze allemaal nadeed. Het gevolg was dat ik de helft van mijn schooltijd op de gang stond, omdat die leraren dat absoluut niet trokken.’ 

Zat het er toen al in dat je iets kunstzinnigs zou gaan doen, met een moeder die dol was op macrameeën en een vader die zijn loopbaan als boekhouder op zijn 36ste verruilde voor een bestaan als professioneel zanger, dirigent en artistiek leider van vocale ensembles?
'Ja, mijn moeder was heel creatief en mijn vader ontzettend muzikaal. Hij was heel erg van de klassieke muziek en zat van jongs af aan al op een koor. Wat dat betreft heeft hij het er bij mij met de paplepel ingegoten. Hij zette mij ook op een jongenskoor toen ik zeven was. Elke zondag moest ik naar de katholieke kerk als koorknaapje.’

O jee. Heb je trauma’s waarover je wilt praten? Lachend: ‘Nee. Er waren een paar jongetjes veel knapper dan ik.’

Wel lef hebben van je vader, om op latere leeftijd te kiezen voor zo’n onzeker, nieuw bestaan.
‘Mijn moeder vond dat heel ingewikkeld, dat hij plotseling zanger werd. Zeker in de klassieke muziek, want daar kreeg – en krijg – je geen dikke hypotheek op. Het was vaak liefdewerk oud papier, dus hij moest er ook nog werk naast doen. Gelukkig was hij een goede boekhouder, dus hij had altijd genoeg klanten, maar dat moest allemaal naast z’n zangcarrière gebeuren.

Dat was wat hij het liefst deed en ook behoorlijk goed heeft uitgebouwd, maar dat betekende wel dat hij tachtig uur per week met al die dingen bezig was en niet met thuis zijn bij het gezin. Dat heeft wel littekens achtergelaten.’   

Als je hoort wat voor geniale dingen mensen met elkaar verzinnen, dan moet het in stand houden van onze soort en onze planeet toch een peulenschil zijn?

Wat voor littekens?
‘Ik heb geen broers of zussen, dus ik was bijna altijd samen met mijn moeder. Wij waren heel dik met elkaar, waardoor ons gezin een beetje uit balans raakte. Dat was best pijnlijk, ook voor mijn vader. Als puber deed ik heel vervelend tegen hem, omdat hij er voor mijn gevoel nooit was. Behalve als ik een rapport kreeg aan het einde van het schooljaar, dan ging hij ineens lopen zeiken over mijn minder goede vakken. Dan dacht ik: o ja, nu ben je er ineens wel. Toen ik zestien was, besloot mijn moeder bij mijn vader weg te gaan en bleef ik alleen met hem in ons ouderlijk huis achter.

Het cynische was dat het vanaf dat moment heel leuk werd met mijn vader. Ik was bijna puber af, werd een jongvolwassen man en kreeg een heel nieuwe band met hem, ook omdat ik vaak met dat klassieke ensemble van hem meeging op tournee. Supergezellig, door België en Nederland crossen in zo’n busje. In die tijd heb ik alvast een beetje mogen proeven aan hoe zo’n leven eruitziet. Ik vond dat echt fantastisch, heel bohemien. In België werd je ook echt gefêteerd, met goed eten en alle egards. Ik vond dat helemaal te gek.’ 

Toen snapte je ineens waarom je vader zo door dat leven werd meegesleept.
‘Ja.’

Ben jij ook in die valkuil gestapt?
‘Het is ongelofelijk, maar... ja. Mijn kinderen werden laatst voor een ander groot interview ondervraagd over mij. Allebei zeiden ze: “Hij was er natuurlijk nooit en als hij er was, dan was hij er eigenlijk ook niet, omdat hij met z’n hoofd altijd bezig was met een nieuw idee voor z’n voorstelling.”

Later heb ik nog eens aan mijn dochter, die inmiddels 26 jaar is en met wie ik heel goed ben, gevraagd of het echt zo erg was. Zij zei, en mijn zoon later trouwens ook, dat het er heel negatief stond, en dat ze het zo niet hadden bedoeld: “Je weet toch, jij bent altijd met dat vak bezig, dat hoort ook gewoon bij jou.” Op dat moment dacht ik: shit, ik ben echt mijn vader geworden.’

Ik ben gewoon een linkse natuurboy

Baal je daarvan?
‘Nou ja, het huwelijk met de moeder van mijn kinderen, Elizabeth, heeft geen stand gehouden. Dat heeft me uiteraard pijn gedaan, ook omdat ik dacht: godverdomme, ga ik nu echt alles hetzelfde doen als mijn vader? Waarom moet ik precies in de voetsporen van mijn ouders treden? Tegelijkertijd is het me ook niet gelukt om het anders te doen en nu is het wellicht al te laat, want de jeugd van mijn kinderen is voorbij.’

Je hebt na je scheiding wel een nieuwe relatie gekregen. Dat zou je anders kunnen aanpakken. ‘Ja, alweer dertien jaar. Dat gaat heel goed, dank je, haha.’ 

Je niet meer zo nieuwe liefde en jij wonen in een woongroep. Komt dat voort uit bepaalde idealen?
‘Het was destijds vooral praktisch omdat mijn kinderen, toen ik me ervoor aanmeldde, op een steenworp afstand van de woongroep op school zaten. Zij hadden allerlei vriendjes en vriendinnetjes die in het wooncollectief woonden, dus ik kende daardoor ook de mensen een beetje. Ik vond het een toffe plek, dus toen ik na mijn scheiding een huis zocht, dacht ik: dat kan ik ook gaan doen, in een woongroep wonen.’ 

Het klinkt heel links, een woongroep. 
‘Bij een woongroep denken mensen vaak dat je alles samendoet, maar het is niet zo dat we met z’n allen staan te douchen. We hebben gewoon allemaal een eigen appartement, keuken en badkamer. Ik kom overigens wel van de linkerflank. Het is heel erg, maar ik ben eigenlijk gewoon een linkse natuurboy.’  

Wij dachten: ja, dat moeten we doen, stadions in de States vullen! Onze manager heeft dat idee vrij snel uit ons hoofd gepraat en ach, Carré is ook groot genoeg

De nieuwe verkiezingen komen er alras aan. Volg jij de Haagse ontwikkelingen op de voet?
‘Ja, wel redelijk. Laatst zat ik in de podcast Haagse zaken, waar het ging over de begroting en Prinsjesdag. Toen dacht ik: wat zijn we als land toch diep gezakt. We stellen al zo weinig voor en als je dan kijkt naar Europa, dan is dat ook al het zieke broertje van de grote anderen. Wat zijn we hier nou allemaal aan het doen? Denken we nou echt dat asielzoekers het grootste probleem van onze tijd zijn? Blijkbaar van wel. Ik werd daar zo mies van.’

Welke kant gaat het met het nieuwe kabinet op, als het aan jou ligt?
‘De crisis is zo diep dat er volgens mij geen kant-en-klare oplossing is. Ik wil niet zeggen dat de politiek niet meer te vertrouwen is, maar ik geloof ook niet dat we er met een nieuw middenkabinet gaan komen. We hebben al dertig jaar middenkabinetten gehad, overwegend een beetje naar rechts, en kijk waar dat ons heeft gebracht. Ik hoop dat we met een middenkabinet dat meer naar links neigt wat meer kunnen bereiken, maar ik twijfel daar hevig over, omdat onze politici niet meer de tools hebben om iets voor elkaar te krijgen.

De macht is steeds meer in handen van grote bedrijven gekomen, een situatie die we zelf hebben gecreëerd. Het lijkt wel alsof we daardoor steeds minder gedaan krijgen. Ik hoor een heleboel mensen zeggen: “Er moet een sterke man komen die alles gaat oplossen,” maar ik vind het ook heel eng als we die kant op moeten gaan.’

Wat doe je om te vluchten van alle misère?
‘Van me afschrijven werkt voor mij goed. Dat geeft mij het gevoel dat ik op mijn eigen minuscule manier een klein steentje kan bijdragen aan een betere samenleving, doordat ik de mensen een spiegel laat zien. Los daarvan heb ik nog een huisje, op het Franse platteland, waar ik mijn voorstellingen schrijf. Als je het nieuws niet opzoekt, kun je daar uitstekend als kluizenaar leven, onwetend van alles wat om je heen speelt. Maar dat wil ik ook niet, ervan wegblijven.

Ik heb alweer een idee voor een nieuwe voorstelling, die erover zal gaan dat het heel makkelijk is om je op allerlei manieren terug te trekken van het gedoe van de huidige tijd, in je eigen bubbel of fysiek, maar dat het nergens toe leidt. Het idee dat we het met elkaar moeten doen, waarmee ik mijn huidige show eindig, ga ik in mijn volgende voorstelling nog veel meer uitwerken.’ 

Heb je in je Vliegende Panters-tijd überhaupt genoeg verdiend om het financieel te kunnen bolwerken, stel dat je je toch voorgoed zou willen terugtrekken op het Franse platteland?
‘Dat zou op zich wel kunnen, het is niet zo duur op het platteland. Wat dat betreft zou je daar beter kunnen wonen dan hier.’ 

Remko Vrijdag

Kijk je op de Panters-tijd terug als je absolute gloriejaren? Of is dat vooral hoe de buitenwereld ernaar kijkt?
‘De buitenwereld heeft denk ik in veel opzichten wel gelijk, hoor. Het was een soort van perfect storm. We waren jong, raakten precies de juiste snaar en hadden meteen succes. Zowel de critici als het publiek liepen met ons weg, wat je als artiest maar een paar keer gaat meemaken, áls het überhaupt al gebeurt. Daar ben ik heel dankbaar voor en de anderen ook, zo weet ik.’

Hoe was het voor jou, om in één klap zo bekend te worden? 
‘Het goeie was dat we al vier jaar met elkaar op de kleinkunstacademie zaten. Daardoor hadden we al een soort ervaring met elkaar, want op die opleiding werd je enorm gestimuleerd om samen dingen te bedenken en maken. Ik had al kleine voorstellingen gedaan met Rutger de Bekker en weer andere dingen met Martine Sandifort en Diederik Ebbinge.

We hadden zelf het idee dat we al redelijk door de wol geverfd waren toen we klaar waren met de kleinkunstacademie, dus we zeiden tegen elkaar: “Zullen we als een soort stageproject met onze eindexamenvoorstelling aan een wedstrijd meedoen?” Dat werd het Amsterdamse Kleinkunst Festival, die wonnen we en de rest is geschiedenis.’  

Jullie waren nog piepjong en hadden amper iets meegemaakt. Ging je niet naast je schoenen lopen? ‘Jawel, na ons tweede programma wilden we al naar Amerika, haha. We hadden een keer een schnabbel voor een Hollandse club in New York. Die Amerikaanse gasten zeiden: “We verstaan niks van jullie grappen, maar it’s great, jullie moeten dit in de States gaan doen.” Wij dachten: ja, dat moeten we doen, stadions vullen! Onze manager heeft dat idee vrij snel uit ons hoofd gepraat en ach, Carré is ook groot genoeg.’

Heb je stiekem nog internationale ambities gekoesterd?
‘Nee. Bij het idee dat we in Amerika zouden gaan spelen, moest ik ook meteen denken aan al die rockbands die het hele jaar door onderweg zijn in hun eigen vliegtuigen. Dat zouden wij sowieso nooit kunnen bekostigen, dus wij hadden met een tourbus door dat gigantische land moeten reizen. Ik zag dat al helemaal voor me, met name hoe vreselijk ik dat zou vinden.

Ik ben toch een beetje een kneuterige Hollander. Als ik twee avonden in een hotel moet slapen omdat we in Groningen of Limburg spelen, dan ben ik er daarna alweer klaar mee. Het liefst ben ik rond middernacht gewoon thuis, zodat ik lekker in mijn eigen bedje kan slapen.’

Zou je het wel kunnen, je volledig focussen op één project?
‘Freek de Jonge zei een tijdje terug in een interview: “Iedereen wil tegenwoordig maar alles doen, terwijl je er ook voor kunt kiezen om één specialisme heel goed te beheersen. Ik heb nooit in musicals gestaan, wat ze tegenwoordig allemaal doen. Ik heb nooit een popster willen zijn of willen acteren.

Ik heb alleen maar gedaan wat ik deed en daardoor ben ik er heel goed in geworden.” Het is heel erg, maar ik voelde me daar heel erg door aangesproken, omdat ik dacht: hij heeft het over mij. En ook: daar heeft hij wel een punt.’

Dus jij hebt meteen alle musicals, films en andere activiteiten aan de kant geschoven?
‘Nee, helaas niet, haha. Ik zie het maken van mijn eigen voorstellingen wel echt als mijn specialisme. Als ik in de flow zit van het bedenken van een nieuwe show, met alle vrijheid om te doen wat ik wil, dan voel ik wel: dit is ultiem. Maar ik zit ook vol in de opnames van een nieuwe Netflix-serie die volgend jaar uitkomt: De eetclub. Het was een grote wens van me om een keer een grote rol te spelen in een serie of film, iets wat ik in de toekomst heel graag vaker zou willen doen.

Ik heb ook verschillende musicals gedaan, wat ik geweldig vond, dus ik sluit niet uit dat ik dat nog eens ga doen. Ik verveel me gewoon snel en daarbij ben ik de vijftig gepasseerd, wat betekent dat ik nog minder dan de helft van mijn carrière te gaan heb. Het kan ook zomaar eerder ophouden, wat zorgt voor focus op wat ik allemaal nog wil doen. Een soloprogramma hoorde daar zeker bij. En dat smaakt zeker naar meer.’ 

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Interview
  • Anne van Zantwijk