Er gaat in de wereld eigenlijk best veel de goede kant op, schrijf je geregeld. Heb je daar voorbeelden van?
‘Toen ik begin jaren zeventig scheikunde studeerde in Delft had Nederland een serieus probleem op het gebied van luchtvervuiling. De concentratie zwaveldioxide boven Rotterdam was in 1965 gemiddeld per jaar 200 microgram per kubieke meter. Nu ligt dat op 1. Nog een voorbeeld: de levensverwachting. Als je in 1900 geboren werd in Nederland, had je 50 procent kans om vijftig te worden. Geboren in 2000 heb je 50 procent kans om tachtig te worden. Dat is dertig jaar winst in een eeuw. Dat zijn zulke mooie prestaties, daar kunnen jonge mensen vertrouwen aan ontlenen. Als de neuzen dezelfde kant opstaan, is de mensheid in staat om problemen aan te pakken.’
Toch lees je dit soort bemoedigende berichten maar weinig. Waarom is er zo weinig oog voor?
‘Zeker weten doe ik het niet, maar ik heb een paar mogelijke verklaringen. Ik las eens een interview met Max Roser, een Duitse econoom en filosoof die werkt aan de Universiteit van Oxford en de prachtige site Ourworldindata heeft opgezet. Daar staan allerlei grafieken op die aantonen dat het de goede kant op gaat met de wereld, op veel terreinen. In bijna alle landen, behalve de armste, is de luchtvervuiling drastisch omlaag gegaan, terwijl de kindersterfte ook in de allerarmste landen sterk is gedaald. Geen land uitgezonderd hè, zelfs in bandietenlanden daalt de kindersterfte. In het interview werd Roser gevraagd waarom hij denkt dat er zo weinig aandacht is voor die ontwikkelingen. Zijn antwoord: dat komt omdat kranten elke dag verschijnen. Als een krant maar één keer in de vijftig jaar zou verschijnen, zou op de voorpagina staan: de kindersterfte is spectaculair gedaald.’
Welke verklaringen heb je nog meer?
‘Er is een leuke evolutionaire verklaring. Ga vijftigduizend jaar terug het oerwoud in met een optimist en een pessimist. De pessimist denkt: straks zit er achter die boom een beer of een sabeltandtijger, terwijl de optimist denkt dat het wel mee zal vallen. De kans is groter dat de pessimist het tochtje overleeft. Er is een voortplantingsbeloning voor mensen die een beetje bang zijn. Pessimisme zit dus in onze genen. Nog een verklaring: er zijn altijd partijen die belang hebben bij het benadrukken wat slecht gaat. Sommige onderzoekers bijvoorbeeld. Als jij je heel erg zorgen maakt over de situatie in Afrika – en dat kan ik me voorstellen, want het is daar allesbehalve ideaal – zul je niet gauw de neiging hebben om te zeggen dat in Afrika ook veel zaken de goede kant op gaan. Idem dito als je milieuonderzoeker bent. In dat geval weet je heel goed dat de milieuvervuiling de laatste decennia spectaculair is afgenomen, maar zal je focus liggen op het wegwerken van het laatste restje. Dat zorgt immers ook voor problemen. Ik geloof in de oprechte intenties van dat soort onderzoekers.’
‘We hebben een klimaatprobleem, geen klimaatcrisis. Dat kan het in de toekomst wel worden. Maar het wordt zo overdreven’
Geldt dat ook voor de klimaatwetenschap?
‘Ik ben in de loop der jaren steeds meer onder de indruk geraakt van de klimaatwetenschap, al hebben ze ook de neiging om een tikje te overdrijven. Wetenschap is werk in uitvoering en dat zie je terug in de rijping van de klimaatwetenschap en de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change. Twintig jaar geleden gaven ze aan dat ze van de twintig factoren die een rol spelen in de opwarming van de aarde, er maar één echt begrepen. Dat was het broeikaseffect. Inmiddels begrijpen ze meer. Ze hebben er onmiskenbaar grip op. Als het IPCC dus zegt dat de aarde opwarmt en dit tegenwoordig voor het grootste gedeelte veroorzaakt wordt door de mens, via de uitstoot van koolstofdioxide – CO2 – dan moet je dat als burger en journalist serieus nemen.’
Daarin heb je een draai gemaakt.
‘Geen draai, ik ben een beetje opgeschoven. Ik heb altijd geweten dat CO2 een rol speelt in de opwarming van de aarde. In 1977 zette ik, met anderen, de eerste wetenschapspagina van NRC Handelsblad op. Het allereerste verhaal, het was van mijn hand, ging over het broeikaseffect. Wel dacht ik een jaar of twintig geleden dat de rol van de mens klein was ten opzichte van de natuur. Nu beaam ik dat de huidige opwarming van de aarde, laten we zeggen sinds 1900, grotendeels door de mens is veroorzaakt. We moeten dus onze CO2uitstoot omlaag zien te brengen.’
Maak je je daar veel zorgen over?
‘We hebben een klimaatprobleem, geen klimaatcrisis. Dat kan het in de toekomst wel worden. Maar het wordt zo overdreven. Politici in de hele wereld zijn vreselijk bang dat de temperatuur in de toekomst met twee graden omhoog gaat. Maar dat is in Nederland al gebeurd. Met drie zelfs, als je de metingen in De Bilt niet zou corrigeren voor rare uitschieters. Die vreselijke opwarming van de aarde van meer dan twee graden die we absoluut niet mogen hebben, hebben we al achter de rug in dit land. En we leven nog! Voor de mensheid zijn wat hogere temperaturen geen probleem. Het is eigenlijk best aangenaam dat we wat langer op het terras kunnen blijven zitten. Voor andere soorten is een snelle opwarming daarentegen wel een groot probleem, vooral bij en op de Noord- en Zuidpool. Dat moet ons aan het hart gaan omdat we in zekere zin toch rentmeester van de aarde zijn.’
Wat moet er gebeuren aan het klimaatprobleem?
‘We moeten eerst beseffen dat dit niet het enige probleem is waarmee we zitten. We hebben bijvoorbeeld ook rekening te houden met de enorme armoede in sommige delen van de wereld, of de groeiende kloof tussen arm en rijk bij ons. Je moet in de gaten houden dat de investering die je doet in het tegengaan van de opwarming niet te veel ten koste gaat van die andere problemen. Dan heb ik het niet alleen over geld, maar ook over betrokkenheid, enthousiasme en kennisvergaring.’
Hoe moet het dan?
‘Mondiaal is het beleid erop gericht om de uitstoot van CO2 per land omlaag te krijgen, en dat lukt in sommige landen wel een beetje. Maar uiteindelijk gaat het niet om uitstoot, maar om de hoeveelheid CO2 in de lucht – het blijft namelijk lang hangen. We doen eigenlijk al sinds 1988 aan klimaatbeleid, maar in de stijgende concentratie van CO2 in de atmosfeer is zelfs geen miniem knikje omlaag te zien. Dat geeft aan dat het klimaatbeleid niet effectief is. We hebben behoefte aan moedige politici die roepen: help, we hebben een klimaatprobleem dat in de toekomst een crisis kan worden, maar weten niet hoe we het kunnen oplossen. Met zo’n eerlijk appèl doe je een oproep aan slimme mensen in de wetenschap en bij bedrijven.’
Wat is er mis met windmolens en zonneparken?
‘Als je de CO2-uitstoot wilt verlagen, moet je eerst analyseren welke energiebronnen veel uitstoot veroorzaken. Het ergst zijn steenkool en aardolie. Aardgas is een ander verhaal, dat heeft ongeveer de helft van de uitstoot van steenkool en aardolie. Helemaal onderaan de ladder van de CO2-uitstoot staan windmolens, zonnecellen en het atoom, maar dat is slechts één maat. Een andere is energiedichtheid, dat aangeeft hoeveel energie je uit een bron kunt halen. Dat is een maat voor aantrekkelijkheid en ook duurzaamheid. Gekeken naar energiedichtheid gaat, in wielertermen, kernenergie ver op kop. Eenzaam en alleen. In het midden is er een soort peloton van de fossiele brandstoffen. En helemaal achteraan, in de bezemwagen zou je kunnen zeggen, heb je zon, wind en biomassa. De energiedichtheid van deze bronnen is vreselijk laag en daardoor heb je veel oppervlak nodig om er voldoende energie mee op te kunnen wekken. Dat betekent bijna altijd natuur- en landaantasting. Vaclav Smil, een Tsjechisch-Canadese energiedeskundige, heeft eens uitgerekend hoeveel oppervlak je in hooggeïndustrialiseerde landen als Nederland en Zuid-Korea nodig zou hebben om alles met zon, wind en biomassa te doen. Daaruit volgde dat we in Nederland niet voldoende eigen landoppervlak hebben. Als we op de zogenaamd duurzame weg doorgaan, zullen we dus een stuk van Duitsland of België moeten veroveren. En dan kunnen we niet eens meer wonen, sporten of wandelen in ons eigen land, want het staat helemaal vol. Zonnecellen en windmolens zullen waarschijnlijk wel wat efficiënter worden, maar blijft staan dat je ontzettend veel landoppervlak nodig zult hebben.’
Vol inzetten op kernenergie, dus?
‘Jazeker. Als je het hebt over onze volledige energiebehoefte – dus niet alleen stroom, maar ook brandstoffen voor vervoer en warmte voor huizen en de industrie – dan kun je dat in Nederland doen met een stuk of dertig kerncentrales. Het zou leuker zijn als kernenergie geen straling zou produceren, er helemaal geen giftig afval zou achterblijven en je er geen kernwapens mee kon maken. Maar dat gezegd hebbende: de zogenaamd hernieuwbare en duurzame energiebronnen zijn nog minder aantrekkelijk.’
In Nieuwe Revu 48 vertelt Simon Rozendaal alles over kernenergie, vertrouwen in de Nederlandse politiek, biologisch eten en vaccinatie-weigeraars. Nu in de winkel!
- ANP