Toen chirurgijnendochter Maria Ponderus in 1764 op 92-jarige leeftijd overleed, was haar maat in het kwaad, notaris en procureur Pieter van Aerden, al 45 jaar kassiewijle. Ook de twee zoons en dochter die ze samen op de wereld hadden gezet, lagen toen al lang en breed met een tuintje op hun buik in de grond. Onbemiddeld was de weduwe echter geenszins, en een slecht hart had ze eveneens niet. Omdat zaken als huurtoeslag en bijstand in die tijd nog niet bestonden, liet zij in Leerdam, aan de oever van de rivier de Linge, een hofje bouwen, bedoeld om de armlastige en ongehuwde dames uit de families Ponderus en Van Aerden te huisvesten, zolang ze maar niet katholiek waren. Tot op de dag van vandaag biedt het vrouwenhofje onderdak aan armlastige, ongehuwde dames van protestantse snit.
Om zo’n chic hofje te laten bouwen, ook nog eens op grond dat toebehoort aan het Huis van Oranje, moet je aardig wat knaken in de buidel hebben. Welnu, die had Maria in overvloed. Zo veel zelfs, dat ze het zich kon veroorloven om in het hofje een regentenkamer te laten bouwen, om de aanzienlijke verzameling zeventiende-eeuwse schilderijen te herbergen die wijlen haar man haar had nagelaten. Al die fraaie werken van Frans Hals, Hendrick Dubbels, Pieter Claesz, Cornelis de Heem, Gerard ter Borgh en andere Hollandse meesters zijn nog steeds (alleen nu even niet, want corona) te bewonderen, want het Hofje van Mevrouw van Aerden is tegenwoordig een door vrijwilligers gerund museum.
Allemaal leuk en aardig, maar als u de voltallige Streek van de Week-redactie een beetje kent, weet u dat wij hier niet zitten om reclame te maken voor particuliere culturele instellingen. Tenzij we daar schofterig veel voor krijgen betaald, maar helaas heeft het Hofje nooit de moeite genomen om onze mail daarover netjes te beantwoorden. Jammer dames, een gemiste kans. Al kunnen wij ons ook voorstellen dat jullie momenteel belangrijkere zaken hebben om je centen op stuk te slaan. Want ja, die kunstroven hè, dat loopt inmiddels aardig in de papieren.
Inbrekers deden eind augustus rond een uur of half vier ‘s nachts datgene waar ze goed in zijn: inbreken. In dat hofje, dus. Via de achterdeur. Het inbraakalarm ging af, de armlastige ongehuwde dames van protestante snit zaten van schrik rechtop in hun bedjes en de politie spoedde zich als de wiedeweerga naar de plek des onheils, maar het mocht niet baten. De dieven waren er al met de buit vandoor: het schilderij Twee Lachende Jongens Met Bierkruik, in 1627 voltooid door een zekere Frans Hals. Nou is het lullige dat precies ditzelfde schilderij al twee keer eerder uit het museum is geroofd, in 1988 en in 2011. Blijkbaar zijn ze nogal hardleers, daar in Leerdam. En te armlastig om een fatsoenlijke slotenmaker in de arm te nemen.
- Archief