Roderick Veelo: ‘Waarom moeten journalisten deugen?’

Roderick Veelo (57), tot twee jaar geleden presentator van RTLZ, publiceerde onlangs De Schijn Regeert, een bundeling columns die hij schreef voor onder meer De Telegraaf. Een gesprek over beeldvorming, de journalistiek en Mark Rutte. ‘Nederland een gaaf land? Nee. Dat kunnen we wel weer worden, maar dan moeten we aan de slag.’

Roderick Veelo: ‘Waarom moeten journalisten deugen?’

Boerenprotesten, klimaatmarsen, Black Lives Matters, coronademonstraties, overvolle asielzoekerscentra en mensen die geen huis kunnen vinden. Waar gaat dit naartoe met Nederland?

‘Ik vraag me dan af: was het vroeger niet ook zo onrustig in Nederland? Volgens mij zagen we toen alleen veel minder. Toen wachtten we tot de krant in de bus viel en ’s avonds keken we nog naar het achtuurjournaal, en dat was het wel zo’n beetje. Tegenwoordig worden we de hele dag gevoed met nieuws en opinies, en dat maakt het erg onrustig. Maar ik blijf optimistisch. Uiteindelijk zal het gezonde verstand zegevieren.’

‘Misschien houd ik mezelf voor de gek, maar ik denk dat de gekte uiteindelijk niet overwint en dat geldt ook voor die hele woke beweging’

Toch beklijfde een zinnetje uit je boek De Schijnt Regeert, waarin je schrijft dat burgers in de provincie op een zeker moment het heft in eigen hand gaan nemen en voor eigen rechter gaan spelen.

‘Ja, dat schreef ik na het lezen van een reportage in het Brabants Dagblad, waarin stond dat de lokale bewoners van een Brabants dorpje veel overlast ervaren van asielzoekers die Nederland niet weg kan krijgen. Zij zorgen ervoor dat de lokale bewoners niet naar de middenstanders gaan die hun winkel draaiende proberen te houden, omdat ze bang zijn voor intimidatie. Dat is onvoorstelbaar.’

Met als gevolg?

‘Volgens mij zien we dat ook terug in de sympathie voor de boeren. In de laatste peilingen zien we de Boerburgerbeweging op dertien zetels staan – opeens, vanuit het niets. En dat is steun van buiten de Randstad, van mensen die zich toch in de steek gelaten voelen en op protestpartijen gaan stemmen. Zo van: nu is het klaar. Het huidige kabinet kan nu nog maar op 48 zetels steunen in de peilingen. Dat is echt dramatisch.’

Er zitten negentien fracties in de Tweede Kamer, na een formatie die 299 dagen duurde, een record. Moet de kiesdrempel niet gewoon verhoogd worden?

‘Dat is symptoombestrijding. De kern van het probleem is, als we even naar de VVD kijken, dat dit een machtspartij is, net als D66. Dat zijn partijen die hun idealen afschudden. D66 is een “ideaalloze” partij, en de VVD wordt dat ook. Zij zijn puur gericht op coalitievorming en macht. Oud-minister Johan Remkes heeft dat beroemde rapport geschreven, waarin staat dat steeds meer mensen zich niet meer herkennen in het landelijk beleid van Den Haag. Neem die stikstofcrisis: je moet dat niet zo plompverloren presenteren aan die boeren, nee, je moet zorgen voor draagvlak.

Volgens mij is dat les één in de politiek.’

Is dat gebrek aan draagvlak niet een beetje de gemene deler van alle problemen in Nederland?

‘Precies. Dit is een belangrijk punt. Je noemde zelf al de duur van de formatie, de langste uit de Nederlandse geschiedenis. En wat zegt dat? Dat zegt dat die partijen alleen maar met elkaar bezig zijn. En dat is ook begrijpelijk. Ze moeten met elkaar – met z’n vieren – beleid maken, en dan hebben ze niet eens een meerderheid in de Eerste Kamer, waarna Kaag en Rutte allerlei rondjes moeten maken en onder meer moeten aanschuiven bij Baudet. Ze zijn voortdurend met elkaar bezig. En daarmee verliezen ze het zicht op Nederland, op de bevolking. Terwijl de bevolking juist oplossingen wil.’

Gevoelsmatig is de kloof tussen de burger en de politiek groter dan ooit, toch?

‘Ik heb die statistieken niet paraat, maar ik denk wel dat die kloof heel groot is, ja. En dat is toch echt de schuld van de politiek zelf. Ze roepen allemaal in koor: we moeten niet polariseren, maar verbinden. Nou, begin er dan maar aan. Steek maar een hand uit naar al die boze burgers.’

Zo’n uitspraak als: ‘Wie zijn die mensen?’ van Sigrid Kaag is dan wel dodelijk, toch?

‘Nou, zeker, daarom was die documentaire over haar ook zo fantastisch. Die mensen staan zo ver weg van haar. Na die vraag nam ze ook genoegen met wat haar spindoctor naast haar zei: “Die mensen willen een sterke man.” Dan ben je klaar, hoor.’

Als regeren vooruitzien is, moeten we ons afvragen of Nederland wel geregeerd wordt, schrijf je in je boek. In hoeverre mis jij een toekomstvisie in Nederland?

‘Natuurlijk mis ik die. Je kunt denken: dat ligt aan de cycli van vier jaar, waarvoor politici worden gekozen, maar dat is te makkelijk. Natuurlijk ontbreekt er een langetermijnbeleid in ons land. Daarin is de Nederlandse politiek –niet alleen de regering, maar ook de coalitiepartijen – nogal hardleers. Publicist en hoogleraar Paul Scheffer heeft een rapport geschreven waarin hij berekent dat de Nederlandse bevolking per jaar met vijftigduizend mensen groeit. Wat betekent dat nou in het toch al dichtbevolkste land van Europa? Dat betekent veel. Je hoeft er niet tegen te zijn, maar je moet daar wel op voorsorteren. Dat geldt niet alleen voor huizen, maar we hebben het dan ook over openbaar vervoer, wegen, extra ziekenhuizen, scholen, fabrieken, kantoren, et cetera. Scheffer heeft de blaren op zijn mond gepraat om daar aandacht voor te krijgen, maar het interesseert ze gewoon niet. Omdat het zo ver weg is. Terwijl het wel zaken zijn waar Nederlanders zich zorgen over maken, want zij hebben ook kinderen en kleinkinderen. Daarin falen de politiek en de politieke partijen enorm, vind ik.’

Je bent geboren in Ouderkerk aan de Amstel, hebt politicologie gestudeerd op de Universiteit van Amsterdam en we doen dit interview in je woning in de grachtengordel van de stad. Voelt het weleens ongemakkelijk om vanuit hier je mening te verkondigen over de provincie?

‘Dat ik daar niet over kan schrijven, bedoel je?’

Ja, in hoeverre weet je vanuit het Amsterdamse wat er zich écht afspeelt in de provincie?

‘Nou, ik spreek die mensen wel, hè? Wat mij nu te binnen schiet is een lang gesprek met Jan Boelhouwer, toenmalig burgemeester van de gemeente Gilze en Rijen. Een paar jaar geleden vertelde hij hoe hij geïntimideerd werd door de georganiseerde criminaliteit. Het liep totaal uit de klauwen daar. De synthetische drugslaboratoria waren overal in Brabant, naast de apparatuur voor wietkwekerijen. Boelhouwer ging ook naar Den Haag om dat gevaar uit te leggen, maar dat was toen nog niet zo belangrijk. Totdat de burgemeester van Haarlem werd bedreigd. Nu vallen er doden – onder journalisten en advocaten – en nu ineens moet er wél iets gebeuren.’

Ook de journalistiek houdt je een spiegel voor in je boek. Je schrijft bijvoorbeeld over de reactie na de moord op Peter R. de Vries: ‘Waar een dode Pim Fortuyn in 2002 nog groot op alle voorpagina’s verscheen, begrenzen journalisten zichzelf en collega’s inmiddels met een beroep op de ethiek of, in het geval van Marokkaanse reljeugd, op het voorkomen van stigmatisering.’

‘Ik vind het heel storend hoe de journalistiek met zijn morele vingertje wijst en zich allerlei beperkingen en opdrachten oplegt als het gaat om de beeldvorming. Omdat je daarmee relevante feiten in de weg loopt of achterhoudt, omdat ze niet uitkomen in je verhaal of omdat je ze stigmatiserend vindt. Ik noem het voorbeeld dat Diederik Samsom en Hans Spekman nog niet zo heel lang geleden een probleem zagen. Samsom had het over een etnisch monopolie op straatgeweld, over Marokkaanse jongeren. En dat probleem zien we nog steeds. Maar de journalistiek is daar niet meer over gaan schrijven. Het mag niet meer gezegd worden. Je ziet het ook hier in Amsterdam met het antihomogeweld. We weten allemaal waar het vandaan komt, maar de gemeente houdt dan een rapport, waarin dat allemaal bevestigd wordt, achter. Dat is allemaal vervelend en lastig, en de journalistiek doet daaraan mee. Dat vind ik echt niet te doen. Dat is zo slecht.’

Benieuwd naar de rest van het interview met Roderick Veelo? Je leest het op Blendle. ‘Wat ik bijvoorbeeld heel ernstig vind, is de Raad van Cultuur, die een subsidie afhankelijk heeft gemaakt van een aantal ideologische voorwaarden, zoals dat het gezelschap bicultureel moet zijn en dat de inhoud niet eurocentrisch is. Een fotograaf kan dus wel subsidie krijgen voor een reportage met zwarte mensen, maar als hij witte modellen heeft, dan niet.’