Nieuwe Revu ontmoet Serge-Henri Valcke
Waar? In zijn woonplaats Amsterdam. Waarom? Hij is genezen van endeldarmkanker terwijl hij opgegeven was. Verder nog iets? De acteur is 77 jaar en officieel al jaren met pensioen. Maar hij wil blijven spelen. ‘Ja, natuurlijk. Dat zit in mijn genen. Het is leuk. Nieuwe mensen ontmoeten, collega’s, natuurlijk wel. Zolang ik het kan doen, zal ik het blijven doen.’
De teneur van de laatste nieuwsberichten over je was dat je niet lang meer te leven had en het elk moment afgelopen kon zijn. Maar je bent op miraculeuze wijze genezen.
‘Ja. Ik had al een interview gegeven aan het blad voor vrijwillige euthanasie. Was ik eindelijk weer eens een coverboy, haha. Want ik wilde me niet laten opereren, maar dat was vooral omdat ik geen pijn had. Toen begon het toch pijn te doen, dus er moest iets gebeuren en heeft de chirurg mij overgehaald om toch onder het mes te gaan.’
En dat heeft je herstel ingeluid?
‘Ja. Na een aantal operaties zeiden ze dat ik kankervrij was. En dan moet je weer leren om alles weer te doen, maar dat lukte niet meteen. Nu, na zeven maanden, kan dat nog steeds niet. Ik ben door de operatie spiermassa kwijtgeraakt, dat moet ook weer aansterken door te lopen.’
Was die operatie minimaal invasief of sneden ze je hele buik open?
‘Nee, dat ging allemaal via slangetjes en zo. Nou goed, ik sliep, en ik wilde het ook niet zien. Dan word je wakker en ben je ineens patiënt. Dat is wel het laatste zoals ik mezelf zou willen zien. Maar dat moet je accepteren, want je moet er toch aan geloven. Dan een zorghotel voor nog een week. Het is je overgeven aan de dames die jou komen verzorgen. Je moet je verstand op nul zetten. Heel veel respect voor de mensen van de verzorging, maar verzorgd worden zit niet in mijn DNA, dus de thuiszorg heb ik afgezegd. Ik wil gewoon weer het leven van daarvoor.’
Dat ziekteproces heeft wel een aantal jaar geduurd, hè?
‘Klopt, maar er werd altijd gezegd: “Jouw klachten zijn gelinkt aan stress. Je hebt een zwakke maag.” Dus het was altijd stress, dacht men. Tot ikzelf dacht: nou, ik geloof hier niks meer van. Ik wilde onderzocht worden.’
Je had vage klachten?
‘Nou ja, vaag... Ik moet eerlijk toegeven dat ik altijd maag- en darmklachten heb gehad. Dus dat is inderdaad een zwakke plek, maar toen ik me uiteindelijk wilde laten opereren, heb ik toch nog gewerkt. Geen grote rol, maar het ging om een man die euthanasie wilde, net als ik. Ik dacht: dat moet ik doen als laatste rol. Het was in de serie Styx, een coproductie tussen Nederland en België, dus ik mocht af en toe naar de Belgische kust en dat is dan werken, spelen en het gevoel hebben dat je even op vakantie bent. Begin februari was de première op het filmfestival in Oostende. Daar ging ik naartoe. Had ik weer eens een rood lopertje. Loes Haverkort speelt mijn schoondochter, dus er zit ook wat Nederlands in.’
Is de serie ook in Nederland te zien?
‘Voorlopig enkel op Streamz, ken je dat? Ik heb het niet, dus ik zal het niet zien, maar volgens mij komt het later wel op de reguliere tv.’
Je doet er maar gewoon aan mee, aan de nieuwe tijd, ook al kun je het resultaat zelf niet zien?
‘Je moet, je bent verplicht. Op sociale media heb ik enkel Instagram, daar doe ik elke dag iets op. Foto’s delen van mijn werk. Dat is het enige wat ik doe.’
Je zei eens: ‘Ze hebben altijd ergens wel een oude viezerik of een opa nodig, dus ik krijg soms nog wel een rol.’ Is het echt zo cynisch?
‘Ja, maar dat vind ik enige rollen. Ik ben ook gevraagd voor een Belgische politieserie, Chantal. Die is nu op tv, op VRT1. Daarin speel ik een oude, verwaarloosde man die in een caravan woont en enkel zijn kippen voert. Dat vind ik geweldig. Ik hoef geen held te zijn. Een held wint altijd. Ik vind dat enige rollen.’
Is dat typecasting, dat ze denken: die man ziet er zo uit?
‘Nee, maar ik kán er zo uitzien met wat hulp van een beetje make-up en kleding. Ik heb een vrij neutrale kop. Je zet hem een bril op en dan gaat het heel snel.’
Doe je er moeite voor om de castingbureaus te laten weten dat je weer genezen bent?
‘Nou, ik heb daar in België helemaal geen problemen mee, die bellen me zelf. Maar hier in Nederland denkt inderdaad iedereen dat ik dood ben, dus ik moet zelf wel even bellen, zo van: “Hallo, ik ben er nog.”’
Piet Paulusma had ook kanker. Hij hield dat geheim en opeens was hij dood. Kun je je daar iets bij voorstellen?
‘Ja, dat kan ik me ook voorstellen, maar ik heb dat niet gedaan. Want als ik iemand door mijn beslissing voor euthanasie over de streep kan trekken, doe ik dat. Daarom maakte ik dat bespreekbaar, want we moeten zorgen dat het legaal wordt. Dat we niet via omwegen het Middel X hoeven kopen en dan een vreselijke doodsstrijd hebben. Het moet gewoon kunnen.’
‘Ik zei wel dat ik euthanasie wilde laten plegen, maar de mens is rekbaar. Je verlegt je grenzen, want je wil eigenlijk niet dood’
Piet Paulusma wilde niet dat mensen steeds over zijn ziekte zouden beginnen. Iedereen moest maar denken dat hij gewoon gezond was, zodat ze normaal deden.
‘Het is zijn eigen keuze. Het is je eigen leven, dus doe maar. Ik zei wel dat ik euthanasie wilde laten plegen, maar de mens is rekbaar. Je verlegt je grenzen, want je wil eigenlijk niet dood. Niemand wil dood. Nou ja, in bepaalde gevallen, als je terminaal bent. Ik hoop dat ik het nooit nodig heb.’
Had je een zelfdodingspoeder Middel X in huis gehaald om een eind aan je leven te maken?
‘Ja, ik heb het Middel X in huis. Ik hoop het nooit te hoeven gebruiken, maar het heeft me wel een soort rust gegeven. Ik heb het met mijn huisarts besproken en een aantal mensen die mij eventueel zouden helpen.’
Dat is een andere weg dan officiële euthanasie.
‘Dat klopt. Het liefst, als het ooit zover komt, vind ik het prettiger dat de arts met een spuitje of een drankje komt en ik inslaap, want Middel X is behoorlijk eenzaam, zal ik maar zeggen. Er zijn mensen die meteen weg zijn, maar er zijn er ook die een gruwelijke dood schijnen te hebben. Dat schrikt me ook een beetje af, moet ik zeggen.’
Maar weet je wel of het echt werkt? Want je kunt ook opgelicht zijn. Het middel is immers illegaal.
‘Ik denk dat het wel werkt, maar ik zal het pas weten als het zover is.’
Hoe kom je eraan?
‘Daar moet je zelf achteraan, zoeken en uiteindelijk lukt het. Maar het is inderdaad verboden, dus ik ga verder niet roepen hoe ik eraan gekomen ben, haha.’
Vind je dat eigenlijk vreemd, dat je niet mag besluiten over je eigen levenseinde?
‘Dat vind ik verschrikkelijk. Je hebt mensen die levensmoe zijn, dat ben ik niet. Er zijn mensen die het goed hebben in een verzorgingstehuis, die daar weer opleven omdat ze niet meer eenzaam zijn, maar in zo’n omgeving eindigen, zit niet in mijn DNA.’
Heb je nagedacht over hoe je het zou doen?
‘Nee, geen idee of ik een vriend een brief stuur van: overmorgen hoef je niet meer te appen. Ik weet het niet. Ik heb wel alvast een rouwkaart gemaakt voor als ik de pijp aan Maarten geef. Dat heb ik allemaal in huis. Ik heb ook speciale postzegels gemaakt, om het een beetje luchtig te houden. Ik bedoel: tenslotte gaan we allemaal.’
Dat is ook zo. Als je dan toch aan de dood ontsnapt, laat dat je op een andere manier in het leven staan?
‘Ik probeer heel veel te genieten. Ik ging al vaak naar tentoonstellingen en musea – speciaal even de trein nemen om een gebouw te zien en dat soort dingen. Dat deed ik al. Nu nog meer. Ik moet ook minstens 10.000 stappen per dag zetten. Dat komt er ook nog bij.’
En waar loop je dan heen?
‘Laatst ben ik naar twee musea geweest. Gewoon, genieten van het leven. Meer kan ik niet zeggen.’
Je denkt niet: ik moet de laatste jaren op een tropisch eiland liggen onder een palmboom?
‘O nee, van dat soort vakanties hou ik niet. In de zon liggen op het strand is echt niks voor mij. Ik ga graag naar musea, rare gebouwen en dat soort dingen.’
Je bent een Belg, maar woont al vijftig jaar in Nederland. Voel je je inmiddels ook Nederlander of voel je jezelf nog steeds Belg?
‘Als ik met de trein naar België ga, denk ik: hé, ik ben thuis. En als ik de volgende dag de trein terug neem, en ik ga de grens weer over, dan denk ik ook: hé, ik ben thuis. Ik ben iets meer thuis hier in Amsterdam, omdat ik er al vijftig jaar woon. Dat is lang.’
Maar je jeugdjaren, waarin je gevormd wordt, liggen in België.
‘Ja. Ik ben laatst even in Brussel geweest, toen heb ik een rondje gemaakt langs alle plekken waar ik gewoond en gespeeld heb. Dat is ook leuk. Dat is niet afscheid nemen, maar dat had ik even nodig.’
Uit een soort van jeugdsentiment?
‘Ja. Zoiets. Ik dacht: hier heb ik nog gespeeld, en toen gingen we dat café in. Maar dat kan ik net zo goed in Amsterdam doen. Al die gebouwen bestaan ook nog. Sommige theaters hebben een andere functie gekregen, dat wel.’
Waar liggen je beste herinneringen?
‘Nou, het is leuk als er op straat mensen naar me toe komen en zeggen: “Je hebt ons leuke avonden bezorgd.” Dat is prettig. Al gebeurt het veel minder vaak dan vroeger. De jeugd kent mij amper. Dat is logisch.’
En waar hebben mensen het dan over? Over In de Vlaamsche pot?
‘En Baantjer, allebei.’
‘In een serie speelde ik een bisschop die twee neefjes had misbruikt. Dat zijn de meest geweldige rollen, omdat je als acteur de taak hebt om mensen de ogen te openen’
Dat zijn de twee kenmerkende rollen uit je leven?
‘Ja. Terwijl het er veel meer zijn. Als ze mij vragen wat mijn leukste rol was, dan zou ik een kleinere rol kiezen. Ik bedoel: in België speelde ik in een serie een bisschop die twee neefjes had misbruikt. Dat zijn de meest geweldige rollen, omdat je als acteur de taak hebt om mensen de ogen te openen, snap je? Dus ik vind dat het een doel heeft. Ik heb ook een rol gespeeld van een man die niet helemaal senang was in zijn hoofd, die zijn dochter verkrachtte. Dat zijn dingen, dat behoort tot je taak van acteur. Niet alleen mensen laten lachen, maar ook de ogen openen zodat ze denken: o ja, dat kan ook nog, oppassen.’
Hoe open je daarmee de ogen van mensen, door dat zo gemeen mogelijk te spelen?
‘Nee, de meeste mensen die dat soort dingen doen, zijn heel lief. Ik bedoel: de man die zijn dochters misbruikte, dat was een makke, die was heel goed, en dan ineens ontspoort het. Nee, je moet dat niet gemeen spelen. Ik bedoel, dat zijn dingen die gebeuren en dat zijn de engste dingen. Ogen open, want het kan om je heen gebeuren. Allemaal.’
Waarschuw je daar zelf ook mensen voor in je omgeving?
‘Nee. Ik ga niet zeggen: dames en heren, even goed om je heen kijken, want er is hier misschien een verkrachter onder ons. Nee. Als je het uit zo’n film of serie kunt halen, is dat mooi meegenomen.’
Want je bent ook opa, dat weten misschien weinig mensen, maar je bent al heel lang bevriend met de voormalige acteur Tom van Eijk. Je ging hem als een zoon beschouwen en bent nu familievriend en opa voor zijn kinderen, toch?
‘Ja, geweldig. Ze noemen me bompa. Dat is heerlijk. Maar ik heb ook nog de kinderen van mijn neefje en nichtje, die ik geweldig vind. Dat was ook een beetje de reden dat ik dacht: ik wil het niet opgeven.’
Ook al heb je geen eigen kinderen, dat voelt net zo?
‘Ja. Je hebt er alleen geen lasten van. Hartstikke leuk. Het is leuk om bompa genoemd te worden. Ze zeggen ook opa, maar ik vind het Belgische bompa een heel leuk woord.’
Zie je jezelf als een oude man?
‘Nee, ik moet daar heel erg aan wennen. Sinds mijn operatie zijn er veel mensen die vragen: meneer, wilt u zitten? Waarschijnlijk zie ik er in de ogen van anderen ouder uit dan ik mezelf voel. Dat zou kunnen. Het is heel gek. Ik moet er heel erg aan wennen.’
Je bent nu wat kwetsbaarder, misschien?
‘Zou kunnen, maar dat gevoel heb ik niet. Ik heb niet het gevoel dat ik me anders beweeg of kleed dan vroeger, maar blijkbaar moet er toch iets zijn waardoor mensen denken: o, die meneer nadert de 78. Dat is ook zo. Maar het is wel confronterend. En heel lief dat veel mensen voor me willen opstaan. Dat hoeft niet altijd, maar soms moet ik het doen, omdat mensen het zo lief aanbieden. Dan kun je niet weigeren. Dat hoort erbij. Ik word 78 en dat is oud.’
Wat is de belangrijkste levenswijsheid die je hebt opgedaan?
‘Dat is een wijsheid die ik van mijn vader geleerd heb: probeer niet verzorgd te worden of hulp nodig te hebben, maar bied wel heel veel zorg en hulp aan anderen.’ Dat geeft een bepaalde rijkdom. Zowel voor de persoon die het nodig heeft, als voor jezelf. Om die persoon nog even een leuk moment te geven, even te laten lachen, even verhalen van vroeger op te halen, dat soort dingen. Dat doe ik graag en dat doe ik geregeld.’
Bij oude bekenden?
‘Bij oude bekenden en bekenden daarvan. Zo wordt de groep steeds groter. Zolang ik dat kan doen en ik zelf geen hulp nodig heb, vind ik het oké.’
De film Amsterdamned, waarin je vroeger speelde, komt weer terug?
‘Nou ja, dat is nog niet 100 procent zeker, maar ik heb wel tegen Huub Stapel gezegd: “Als ik er niet in zit, ga ik het boycotten.” Tegen de vrouw van Dick Maas zei ik dat ik er wel in móét, want Dick is niet zo spraakzaam. Hoe dan ook, het mag ook als lijk zijn, of als iemand die in het café zit en uit de verte groet, ook goed. Als ik er maar in zit. Dick heeft ooit gezegd dat ik hem geluk bracht, dus waarom zou hij níét willen dat ik erin zit?’
Waarom is hij niet spraakzaam?
‘Dat is Dick. Dick is gewoon een beetje... Niet afstandelijk, maar het is geen prater. Hij zit vaak in zijn eigen wereld en denkt goed na over wat hij wil. Hij is heel lief hoor, maar het is...’
Het is niet iemand die je zomaar kunt bellen?
‘Dat zou ik niet doen.’
Dus je communiceert via zijn vrouw?
‘Ik kwam zijn vrouw toevallig tegen. Ik heb vroeger met haar gewerkt. Dus we zullen zien. En als ik er niet in zit, is het ook goed. Dan heeft ie pech.’
Dan weet hij niet wat ie mist. Maar het script is klaar, las ik.
‘Dat hoor ik af en toe en dan hoor ik weer dat de financiering nog niet rond is. Ik hoor het wel, of niet.’
Die onzekerheid hoort ook bij het acteervak. Je kan nooit ergens op rekenen tot je ergens in zit?
‘Dat is zo. Maar goed, ik heb een klein AOW’tje en een klein pensioentje en daar doe ik het van. Eigenlijk hoeft het spelen niet meer, maar ik zou het graag doen omdat ik het heel leuk vind.’
Iets bijzonders aan je leven is dat je nog nooit hebt samengewoond.
‘Ik heb inderdaad nog nooit samengewoond. Het huisje-boompje-beestje-gen zit er bij mij niet in.’
Wanneer ontdekte je dat je daar niet geschikt voor was?
‘Dat is eigenlijk al mijn hele leven zo. Ik ben op mijn achttiende alleen gaan wonen, terwijl ik het thuis heel goed had. Ik ben een loner. Ik wil mijn omgeving creëren. Dat is gewoon zo. Vrijheid.’
Een loner, maar geen kluizenaar?
‘Nee. Dat niet. Maar een loner. Ik moet er niet aan dénken dat er iemand bij mij thuiskomt en zegt: ik heb een foto van mijn overleden moeder, mag ik die hier ophangen? Nee. Mijn huis is zoals ik het wil.’
Je bent ook een loner in die zin dat je in je eentje naar musea en uit eten gaat, of doe je dat ook met anderen?
‘Ik doe het soms met mensen, maar alleen vind ik het altijd prettiger, want dan kan ik doen wat ik wil. Je blijft langer staan bij een schilderij of weet ik veel. Als je met z’n tweeën bent, moet je daar rekening mee houden, dat hoeft niet. Ik ben niet asociaal, helemaal niet, maar ik keer graag ’s avonds alleen terug naar huis.’
Zou je kunnen herleiden waar dat door komt?
‘Ik denk dat het in mijn genen zit, onafhankelijk willen zijn. Hoe moet ik dat uitleggen?’
Mensen moeten het niet verwarren met eenzaamheid?
‘Nee, absoluut niet. Ik heb veel kennissen en vrienden om me heen. Ik heb een heel sociaal leven. Maar tot hier en niet verder.’
- Kees Winkelman