Het duo overleefde de oorlog, maar verongelukte met de voltallige staf en spelersgroep van Il Grande Torino in een vliegtuigcrash. Hun hoogbejaarde kinderen blikken nu terug.
Begin 1939 maakt Xerxes zich op voor een opmerkelijke trainerswissel. De Hongaar Ignác Molnár heeft vanaf 1931 een Lage Landen-tournee gemaakt langs clubs als Willem II, Xerxes, Quick Den Haag en Antwerpen, om in 1936 terug te keren bij Xerxes uit Rotterdam. Hij blijft drie jaar, waarna hij plaatsmaakt voor zijn landgenoot Ernö Erbstein, tot dan toe oefenmeester van de Italiaanse club Torino. Afgezien van de omstandigheid dat de twee Hongaren elkaar goed kennen vanuit hun tijd als speler, is het groeiende antisemitisme er debet aan dat Erbstein genoodzaakt is Italië als een dief in de nacht te verlaten.
Erbstein, hoewel katholiek van geloof, is van geboorte Joods en dat heeft tot gevolg dat de aangescherpte rassenwetten van Benito Mussolini – de fascistische leider van de grootste bondgenoot van nazi-Duitsland – hem eind 1938 ertoe nopen zijn heil in Nederland te zoeken. Het maakt niet uit of je praktiserend Joods bent of niet, als je bent geboren in een Joods gezin word je sinds de Neurenberg-wetten van 1935 door Adolf Hitler en zijn gevolg tot persona non grata verklaard.
Nederland had onder druk van Duitsland een geheim pact gesloten: Joden die aan het naziregime wilden ontkomen, moesten worden tegengehouden
Molnár is niet-Joods en kan om die reden wel in de Italiaanse competitie gaan werken. En zo kunnen de twee Hongaarse vrienden, met medewerking van Torino en Xerxes, elkaars plaats innemen met als winst dat de familie Erbstein in het neutrale Nederland veilig zal zijn. Stukken uit het archief van Xerxes bevestigen deze gang van zaken. Onder het kopje ‘Ignatz Molnar’ worden de clubleden ervan op de hoogte gesteld dat de trainer ‘ons wel zeer onverwachts heeft moeten verlaten’.
Op 14 februari 1939 wordt de familie Molnár uitgezwaaid bij het vertrek naar Italië. De reden wordt met zoveel woorden genoemd: ‘Om ’n collega oefenmeester uit Turijn n.l. ter wille te zijn, welke uit hoofde van daar pas getroffen bepalingen, had Molnar voorgesteld met dezen trainer “om te ruilen”, waarmede ons bestuur accoord kan gaan.’
Teruggewezen aan de grens
Voor het neutrale Nederland zijn op dat moment de rassenwetten van Hitler en Mussolini nog onverkwikkelijke maatregelen van buiten de eigen landsgrenzen. Om die reden heeft Molnár de trainerswissel voorgesteld, waarin het Xerxes-bestuur zich dus kon vinden. Het is een daad van humanitaire hulp van de club Xerxes en trainer Molnár, die in 1939 nog tot de mogelijkheden behoort. Susanna Egri, de inmiddels 94-jarige dochter van Erbstein bevestigt dat destijds alles in orde was gebracht voor de nieuwe trainer: verblijfsvergunningen voor alle familieleden, een arbeidscontract en een woning. Als het goed is, zou het Hongaarse gezin in een gespreid bedje terechtkomen.
Maar het is niet goed. En het komt ook niet goed, zoals uit het bericht in het Xerxes-clubblad blijkt: ‘Molnár is vertrokken... maar onze nieuwe trainer is niet gearriveerd. Deze kon het niet verder brengen dan tot de Nederlandse grens, ondanks zijn papieren die volmaakt in orde waren!! Door de marechausee’s werd hij, ondanks dat, “teruggewezen”. We zullen hier niet verder ingaan op dit geval van “machtsmisbruik”.’
Het bericht roept allerlei vragen op, waarvan misschien wel de belangrijkste is: waarom weigeren Nederlandse marechaussee-beambten begin 1939, ruim voor de Duitse aanval op Nederland in mei 1940, een familie met de vereiste documenten bij de grensovergang? Een familie die op volstrekt legale gronden de reis naar Nederland wil maken. Een familie die alle daarvoor geldende procedures met succes heeft doorlopen.
Het antwoord is even logisch als bizar en wordt gegeven door Erbsteins dochter Susanna, die tijdens de treinreis vanuit Turijn naar Rotterdam haar dertiende verjaardag viert. ‘De Nederlandse regering had onder druk van nazi-Duitsland een geheim pact gesloten: Joden die via de Duits-Nederlandse grens aan het naziregime wilden ontkomen, moesten worden tegengehouden en teruggestuurd. De beloning voor deze medewerking van Nederlandse zijde was dat het machtige Duitsland de neutraliteit van het nietige Nederland zou respecteren.’
Susanna spreekt deze stelling met vastberadenheid uit en zegt zich te baseren op onderzoek dat jaren na de oorlog op haar verzoek is uitgevoerd. Ze wilde weten waarom haar familie bij de grensovergang van Nijmegen de toegang naar Nederland was geweigerd.
De Joodse kwestie
In een uitgave van Skript Historisch Tijdschrift uit 1993 gaat het artikel Ongewenschte vreemdelingen in op het rigide beleid van de Nederlandse regering ten opzichte van Joodse vluchtelingen in de periode tussen maart 1938 en februari 1939. Als voornaamste reden om zo min mogelijk asielzoekers toe te laten, noemt auteur Walter de Bruijn de economische situatie in Nederland, die verre van rooskleurig was. De Nederlandse regering stond niet om te springen om in tijden van grote werkloosheid buitenlanders toe te laten die ongetwijfeld op zoek zouden gaan naar werk om te kunnen overleven. Daarnaast waren er ‘grote bezwaren van buitenlandpolitieke aard’ tegen de komst van zoveel onderdanen uit een ‘bevriende natie’.
Uit economische overwegingen én door de Nederlandse neutraliteitspolitiek was het dus uitermate lastig voor Duits-Joodse vluchtelingen om Nederland binnen te komen. Maar de familie Erbstein was niet op zoek naar een vluchtelingenstatus en was evenmin Duits staatsburger. Ze waren Hongaren, onderdanen van een met Duitsland bevriende staat, met alle vereiste documenten om rechtsgeldig Nederland binnen te mogen komen. En toch werden ze geweigerd. Daarvoor was geen enkele legale en/of politieke grond voorhanden, anders dan het feit dat in hun paspoorten het woord ‘Joods’ stond.
Voor de verklaring van Susanna over het bestaan van een geheim pact tussen Nederland en Duitsland mag dan geen hard bewijs voorhanden zijn, het feit dat een gezin met de vereiste documenten aan de grens wordt geweigerd kan sowieso als een daad van hardvochtigheid aan Nederlandse zijde worden gekwalificeerd. In het eerdergenoemde artikel staat een citaat van minister-president Colijn die de Tweede Kamer op 15 november 1938 toespreekt naar aanleiding van de Reichskristallnacht een kleine week eerder: ‘Er zijn in Duitschland naar men zegt 600.000 Joden. Nu neem ik niet aan, dat die 600.000 allemaal over de Nederlandsche grens zouden komen, maar waarom zouden het er niet 100.000 zijn?... (Zo’n aantal) kunnen wij met geen mogelijkheid in ons land toelaten... Maar hoeveel dan wel? Er moet ergens een grens gelegd worden.’ Het geeft te denken omtrent de wijze waarop Nederland omging met ‘de Joodse kwestie’. In februari 1939 werd de Nederlands-Duitse grens definitief gesloten voor alle vluchtelingen. Precies de maand waarin de familie Erbstein bij de Nederlandse grens werd tegengehouden.
De Einstein van het totaalvoetbal
Ernö Erbsteins dochter Susanna kan zich de treinreis vanuit Italië naar Nederland nog goed herinneren, al was het maar omdat ze in 1939 in de nacht van 17 op 18 februari 13 jaar werd. Haar vader had tijdens een groot deel van de reis een lijvig boek op zijn schoot waarin allerlei aspecten van het land van hun nabije toekomst werden beschreven.
Erbstein was een belezen man, een humanist, die veel nadacht over het leven en over zijn omgeving. Homo Ludens van de Nederlandse cultuurhistoricus en antropoloog Johan Huizinga zag hij als leidraad voor alles wat hij deed. Vooral de grondgedachte van Huizinga dat het spel de basis is voor alle menselijke gedrag sprak hem bijzonder aan. En om de prestaties van zijn spelers in het voetbalspel te optimaliseren, koos hij er voor iedere speler als individu te benaderen, waarbij de persoonlijke achtergrond, de intelligentie en de huiselijke omstandigheden van iedere speler in zijn ogen van groot belang waren. Met een beetje fantasie kun je de visie van Erbstein zien als een avant la lettreversie van het totalemensprincipe van Louis van Gaal.
Erbstein bedacht in de jaren 40 een vorm van totaalvoetbal en werd zo de geestelijk vader van het gedachtegoed van Michels en Van Gaal
Ook vanuit voetbaltechnisch opzicht is het woord ‘totaal’ ten aanzien van de denkwijze van Erbstein niet onbelangrijk. Volgens oudvoetballer Raf Vallone liet Erbstein zijn ploeg Torino een nieuw soort voetbal spelen dat was gebaseerd op aanvallen en op veel positiewisselingen. Wanneer iemand de bal had, moesten zijn teamgenoten zodanig snel van positie wisselen dat deze niet één, maar drie of vier verschillende afspeelmogelijkheden kreeg. En daarin toonde Erbstein zich een vroege voorloper van Rinus Michels met een vorm van totaalvoetbal dat in de jaren 40 ongehoord futuristisch was. Erbstein als geestelijke vader van het gedachtegoed van Michels én Van Gaal. In die zin was Erbstein in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw misschien wel de Einstein van het voetbal. Maar hij zou zijn visie door de weigering aan de Nijmeegse grens nooit kunnen etaleren in het Nederlandse voetbal. Uiteindelijk zou het gezin Erbstein terugkeren naar Hongarije, om daar tot 1944 een relatief goed bestaan op te bouwen.
Spirituele achteruitgang
Via zijn aanhoudende, veelal clandestiene contact met Torino-voorzitter Ferruccio Novo tijdens de oorlogsjaren tussen 1943 en 1945 kan Erbstein als handelsreiziger aan de slag in het textielbedrijf dat hij samen met zijn broer Karoly bestiert. De voormalige Torino-trainer heeft dan al de familienaam laten veranderen in Egri, omdat hij om begrijpelijke redenen niets meer te maken wil hebben met de Pruisische (lees: Duitse) achternaam. Desondanks blijft hij in de volksmond veelal bekend als Erbstein. Hoewel hij geen enkele ervaring heeft in die branche, gaat het hem goed af en is hij in staat zijn gezin prima te onderhouden.
Het gezin krijgt in Boedapest onder meer een bediende in huis en een privéchauffeur in dienst. Vader Ernö schrijft tijdens een handelsreis naar Italië een brief aan zijn dochter die ze nog altijd koestert. In die brief spreekt hij Susanna moed in door te benadrukken dat de wrede wetten tegen de Joden geen lang leven beschoren zullen zijn, met als kanttekening: ‘Geloof niet dat we (als mensheid) ook spiritueel evolueren, want tegenover onze ontegenzeglijke technische progressie, staat een betreurenswaardige spirituele achteruitgang.’
En dat zal blijken. Aan het relatief onbezorgde bestaan van de familie Erbstein komt abrupt een einde als de nazi’s op 19 maart 1944 Boedapest bezetten. Alle Hongaarse Joden moeten nu de Jodenster dragen en vader Erbstein moet kiezen tussen twee kwaden: of hij meldt zich aan bij een werkkamp vlak buiten Boedapest, of hij moet op de vlucht in het besef dat als hij wordt opgepakt onmiddellijk wordt gefusilleerd. Hij kiest voor het eerste kwaad, om in ieder geval nog een kans op overleven te hebben.
Zijn vrouw Jolanda en zijn dochters Susanna en Marta hebben het geluk dat ze via de balletlerares van de meisjes in contact komen met een kloosterorde die wordt beschermd door het Vaticaan en inmiddels dienstdoet als fabriek voor het maken van legeruniformen. Onder leiding van broeder Klinda werken de vrouwen er zeven dagen per week, acht uur per dag en zijn ze in zekere zin ook gevangenen. Maar ze hebben dankzij de broeder tenminste een dak boven hun hoofd en ze worden, anders dan zoveel anderen, niet gedeporteerd naar een vernietigingskamp.
Commandotrainingen
Na de oorlog kruisen de wegen van technisch directeur Erbstein van Torino en trainer Lievesley elkaar in het jaar 1947. Een jaar daarvoor heeft de Brit, in tegenstelling tot de Hongaar, wel voet op Nederlandse bodem gezet. Engelse trainers zijn in de 20ste eeuw uitermate gewild in Nederland. Engeland gold na het einde van de Tweede Wereldoorlog nog steeds als bakermat van het voetbal, hetgeen de populariteit van Engelse Ajax-coaches als Jack Reynolds en Walter Crook in de jaren 40 verklaart. Nederland is niet onbekend voor Lievesley. Hij speelt als middenvelder van Crystal Palace in 1938 een vriendschappelijke wedstrijd in Rotterdam tegen een zogenaamd Bondselftal. Al op 18-jarige leeftijd is hij prof en speelt hij onder meer bij Manchester United.
In het seizoen 1946-1947 wordt Lievesley trainer van Heracles en laat een indruk van ijzervreter achter zich. Sterke verhalen doen nog steeds de ronde over hem en staan vereeuwigd in het jubileumboek De Tweekleur Omhoog, van Albert Vondeling. De trainer demonstreert alsof het de normaalste zaak van de wereld is hoe je als parachutist je val breekt bij een landing. Bovenop de balustrade van de grote staantribune balanceert de trainer, die zich vervolgens een kleine drie meter naar beneden in het gras stort. De Brit staat bekend om zijn commandotrainingen, begrijpelijk gezien zijn achtergrond. In 1939 meldt hij zich namelijk aan bij de Royal Air Force en wordt hij verbindingsofficier en parachutetrainer. Ook Lievesley is, net als Erbstein, een overlevende van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog is hij meermaals achter vijandelijke linies gedropt en ontsnapt hij tot tweemaal toe aan de dood bij beschietingen op door hem bemande vliegtuigen.
Al na een jaar scout Torino Lievesley in Almelo, en hij krijgt een aanstelling in Turijn als trainer van het jeugdteam. Torino heeft op dat moment al driemaal achter elkaar, met onderbreking door de oorlogsjaren, het landskampioenschap gewonnen. Hij staat bekend als een harde trainer die heel erg hamert op de fysieke conditie van zijn spelers. Op de weinige foto’s van die tijd is zichtbaar dat Lievesley daarbij zelf vaak vooropgaat in de strijd, niet zelden met ontbloot bovenlijf. In 1948 stoot de Brit door als trainer van het eerste elftal. Zijn zoon Bill (80) bewaart goede herinneringen aan die tijd, en weet nog dat hij als jongetje van tien bij het begin van de trainingen aanwezig was om zijn vader te helpen door instructies te vertalen naar het Italiaans.
Veilige haven
Dat Erbstein de oorlog overleeft, terugkeert naar Turijn en Lievesley aanstelt, blijkt achteraf mede terug te voeren te zijn op het missen van zijn trainersloopbaan in Nederland. Tegenover de weigering in 1939 van de familie Erbstein in Nijmegen, staat het gegeven dat een andere Hongaarse trainer, ook van Joodse komaf, in dezelfde periode wél in Nederland aan de slag kan gaan. Hongaarse oefenmeesters hebben, net als hun Britse collega’s, in die jaren sowieso een goede reputatie als het gaat om hun vakmanschap. Reden voor clubs in heel Europa om hun heil te zoeken bij deze mannen.
Árpád Weisz is een van hen. Anders dan Erbstein lukt het Weisz wel om de Nederlandse grens te passeren. Net als Erbstein heeft Weisz de Italiaanse Serie A noodgedwongen verlaten om zich in Nederland te vestigen. Gezien het niveau van het Nederlandse voetbal in die tijd is dat niets minder dan een sportieve degradatie. Maar Nederland is dan nog een veilige haven voor Joden en Weisz kan in ieder geval een boterham blijven verdienen als voetbaltrainer. Voordat hij bij de Dordrechtsche Football Club aan de slag gaat, heeft hij een omtrekkende beweging gemaakt. Zijn reputatie als succestrainer is hem vooruitgesneld met een Italiaanse landstitel met Internazionale en zelfs twee met Bologna op zak, als hij besluit met zijn echtgenote Elena en zijn kinderen Roberto en Clara zijn heil te zoeken in Parijs. Maar omdat hij er geen vaste grond onder de voeten krijgt, besluit hij verder te reizen naar Nederland. Met de nazi’s op de hielen bereikt het gezin Weisz via de Belgische grens Dordrecht, waar ze hopen op een veilige toekomst.
De droom van een stad, en eigenlijk van een heel land, is uit elkaar gespat tegen de basiliek van Superga, vlak buiten Turijn
De teerling is geworpen. Het gezin Weisz mag schuilen in Nederland terwijl de familie Erbstein (Ernö, echtgenote Jolanda en hun dochters Susanna en Marta) dat privilege niet is gegund. Wie er beter af is, zal op dramatische wijze blijken als de familie Weisz in 1942 vanuit werkkamp Westerbork wordt afgevoerd naar Auschwitz. Zijn vrouw en twee kinderen worden op 5 oktober 1942 vergast terwijl een gebroken Weisz zelf nog bijna vijftien maanden te midden van onuitsprekelijke verschrikkingen in leven blijft, waarna hij bezwijkt aan tuberculose. Weisz overlijdt op 31 januari 1944. De Stolpersteine gelegd bij Bethlehemplein 22 in Dordrecht herinneren ons aan deze tragische gebeurtenis. Deze blessing in disguise dringt bij Susanna Egri pas goed door in 1952, op het moment dat zij als inmiddels beroemde balletchoreografe wordt uitgenodigd door het Ballet der Lage Landen in Amsterdam. Dertien jaar na de weigering in Nijmegen.
Superga
Onder leiding van Erbstein en Lievesley lijkt het sterrenteam Torino ook in 1949 de landstitel, de vijfde op rij, binnen te slepen. De reputatie van Il Grande Torino groeit zodanig dat het team steeds vaker wordt gevraagd om in het buitenland wedstrijden te spelen. Zo ook op 3 mei 1949 in Lissabon, waar het beroemde elftal een vriendschappelijke wedstrijd speelt tegen Benfica. Aanvoerder Francisco Ferreira vindt het een grote eer dat sterspeler Valentino Mazzola en zijn teamgenoten de moeite hebben genomen om aan te treden tijdens de voor hem georganiseerde benefietwedstrijd. Mazzola weet dat Ferreira op deze manier een recette verdient waarmee de Portugees zijn familie goed kan onderhouden.
De terugreis naar Turijn een dag later verloopt desastreus. Susanna, dan 23 jaar oud, hoort het nieuws op het station van Turijn, waar ze op het punt staat om naar Parijs te vertrekken. Bill, bijna elf, komt thuis van school, waar zijn moeder hem vertelt dat het gerucht gaat dat er een vliegtuig is neergestort. Het gerucht blijkt waar te zijn. Het toestel met daarin 31 passagiers is als gevolg van mist, wind en regen te pletter gevlogen tegen de basiliek van Superga, vlak buiten Turijn. De droom van een stad, en eigenlijk van een heel land, is uit elkaar gespat.
Op de dag van de begrafenis bewijzen tussen de 500.000 en 700.000 mensen de laatste eer aan de 31 overledenen. Ook aan Ernö Erbstein en Leslie Lievesley, hun kisten bedekt met de vlaggen van hun vaderland.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct