Premium

Uit de Kunst: Het privéproject van Nol Havens

De 61-jarige voorman van het altijd vrolijke VOF de Kunst maakte voor het eerst in zijn leven een soloplaat. Doe mij maar alles is een persoonlijk album dat onder meer handelt over de liefde, het leven, zijn geadopteerde kinderen en de dood van zijn vrouw. ‘Ik vind het inmiddels oké om dat soort privédingen te delen, maar het moest geen Alle 13 dood-plaat worden.’

Uit de Kunst: Het privéproject van Nol Havens

Het is goed toeven in de Hilvarenbeekse achtertuin van Nol Havens. Hij woont er nu een jaar of twee, samen met zijn vrouw. Ze woonden groter – ook in Hilvarenbeek – maar de twee kinderen van Nol gingen het huis uit en wat moet je met al die ruimte? Hij heeft hier een grote tuin, een prettig huis en kijk, achter ons, een klein studiootje. Meer heeft een mens toch niet nodig, vraagt Nol retorisch terwijl hij koffiezet.

Hij houdt van de rust in dit Brabantse plaatsje, wereldberoemd in Nederland vanwege de Beekse Bergen. En het is niet zo’n ‘kakdorp’, weet je wel, want daar heeft Nol dus een bloedhekel aan. Doe maar lekker normaal met z’n allen, dan doe je al gek genoeg. De zanger van het legendarisch collectief VOF de Kunst heeft bovendien genoeg gekkigheid voor een mensenleven meegemaakt. Want ze waren in 1983 amper opgericht, of ze hadden direct een wereldhit: Suzanne. In 1987 gevolgd door Eén kopje koffie, nog zo’n klassieke meezinger uit het Nederlandse repertoire. Nummers die tot aan zijn dood – en waarschijnlijk ver daarna – aan Nol Havens verbonden zullen blijven. Wat niet erg is, zegt de muzikant, maar hij heeft in de kleine veertig jaar die volgden toch ook nog wel wat andere dingen gedaan. Sterker: Nol heeft zich een slag in de rondte gewerkt. ‘Ik ben altijd zelfstandig ondernemer geweest. Stilzitten was geen optie. Als ik niets deed, had ik geen inkomsten. Man, ik heb zoveel gedaan. Ik had een eigen multimediabedrijf, een platenlabel, deed met de Kunst jarenlang shows voor kinderen en ik bestierde zelfs vier jaar lang het management van Carice van Houten. Ik werkte zeven dagen per week. Mijn carrière heeft heel rare sprongen gemaakt, ook omdat ik overal ja op zeg. Maar het is inmiddels wel wat rustiger. Nu denk ik soms: Havens, doe eens rustig aan. Ik heb van veel dingen afscheid genomen, vermijd stress en gedoe. Ik ben 61, wil alleen nog dingen doen waar ik goeie zin van krijg.’

Haar dood gaf me gek genoeg een soort power. Ik had het gevoel dat ik ook voor haar moest leven, had af en toe niet genoeg aan 24 uur in een dag

Zoals je allereerste soloplaat maken: Doe mij maar alles. Waarom heb je daar zo lang mee gewacht?

‘Wat ik zei: ik had het nogal druk. En ik ben bovendien heel trouw aan de Kunst. Maar toen kwam corona en hield alles ineens op. Ik zat al een tijd met dit soloproject in mijn hoofd, maar het kwam er niet van. Nu had ik plotseling tijd, kon ik in alle rust die plaat maken.’

Het is niet altijd een vrolijke plaat. Moest je bepaalde dingen van je afschrijven?

‘Nee, het was niet therapeutisch of zo, maar ik moet je eerlijk bekennen dat ik het zelf ook wel diep vond gaan toen ik alle nummers achter elkaar hoorde. VOF de Kunst is in dat opzicht meer oldskool: wij werkten met tekstdichters, maakten liedjes met een kop en een staart en iedereen had een eigen taak. Ik was de zanger, de ander de gitarist en weer een ander deed de zakelijke kant. Nu deed ik ineens alles zelf en dan maak je blijkbaar toch een ander soort liedjes. Dat had ik op het moment van schrijven niet eens in de gaten, maar het werd veel persoonlijker, het staat dichterbij.’

Spannend om dat de wereld in te gooien?

‘Zeker, want ik ben heel terughoudend als het op mijn privéleven aankomt. Ik houd iedereen buiten. Vroeger nog meer dan nu. Zeker toen mijn eerste vrouw, de moeder van mijn kinderen, overleed. Ze was pas 34 en het verdriet dat daarbij komt kijken wilde ik voor mezelf houden. Toch heb ik op deze plaat een liedje over haar geschreven: Denk nog aan mij. De aanleiding daarvoor was dat de broer van mijn overleden vrouw twee jaar geleden hetzelfde overkwam. Dat was heftig. Ik praatte er met hem over en voelde dat ik een lied voor beide vrouwen moest maken. En voor ons, over hoe het voelt om je vrouw te verliezen. Dat is heel persoonlijk en ik vind het inmiddels oké om dat soort privédingen te delen, maar het moest geen Alle 13 dood-plaat worden.’

Volgens mij snapt iedereen dat jij deze plaat niet hebt gemaakt om te koketteren of zielig te doen.

‘Misschien wel juist daarom was het nog moeilijker om het naar buiten te brengen. Want je weet dat journalisten ernaar gaan vragen, dat je met de billen bloot moet. Maar ik vind het nu prima. Zal ook met mijn leeftijd te maken hebben. Ik zit een beetje meer in de schaduw. Ik praat er nu makkelijker over, doe het ook tijdens mijn voorstellingen. En ik merk dan dat ik een gevoel deel dat veel andere mensen ook kennen. Ik ben niet de enige die dit is overkomen. Er zijn zelfs mensen die een kaartje door de bus duwen om te zeggen hoe mooi ze dat liedje vinden en dat ze hetzelfde hebben meegemaakt. Dat is bijzonder. Ik realiseer me dat ik niet de enige ben die opnieuw moest beginnen.’

Je kinderen waren vijf en zeven toen hun moeder overleed.

‘Ja. Veel te jong. Zoals mijn vrouw ook veel te jong was – en mijn ouders ook. Het is logisch dat je op een bepaald moment in je leven met dergelijke dingen te maken krijgt, maar bij mij gebeurde het wel heel vroeg. Maar goed, soms is dat gewoon zo.’

Was je een goede vader voor ze?

‘Dat weet ik niet, maar ik weet wel dat ik het heel serieus neem. Wij hebben destijds heel bewust gekozen om kinderen te adopteren en ik vind dat je dan al helemaal niet mag verzaken. Toen mijn vrouw overleed, heb ik een jaar rust genomen en daarna besloten dat ik niet meer elke avond in feesttenten wilde staan – daar was ik sowieso wel klaar mee. Het idee om altijd maar oppas te moeten regelen, het gedoe... Gelukkig zijn we in die tijd begonnen met dat kinderrepertoire en deden we van woensdag tot en met zondag matinees. Dat werkte heel goed, want mijn kinderen hadden die rust echt nodig.’

Heeft de dood van je vrouw je een somber mens gemaakt?

‘Nee, helemaal niet. Ik werd wel voorzichtiger in de tijd dat mijn kinderen nog thuis woonden. Er mag mij niet ook iets overkomen, dat gevoel. Ik heb in die jaren ook niet gevlogen. Ik vloog heel vaak, maar ineens was het afgelopen. Toen de kinderen uit huis waren, ben ik weer gaan vliegen, maar in die jaren daarvoor durfde ik het niet. Ik had oprecht vliegangst. En verder gaf haar dood me gek genoeg juist een soort power. Ik had het gevoel dat ik ook voor haar moest leven, had af en toe niet genoeg aan 24 uur in een dag. Het grootste probleem was destijds dat ik het wiel opnieuw moest uitvinden. Je gaat ervan uit dat je samen oud wordt, je krijgt kinderen en dan... shit, wat nu?’

Nol Havens heeft in 1985 De Kuip aan zijn voeten

Hoe ben je daaruit gekomen?

‘Kinderen dwingen je tot regelmaat. Het verdriet blijft, maar het leven gaat gewoon door. Die kinderen moeten naar school, naar muziekles. Dat patroon helpt. Net als je werk.’

Wat voor jeugd had je zelf?

‘Een fantastische jeugd. Ik ben geboren en getogen in Tilburg, kom uit een echt katholiek gezin. Ik was altijd buiten en als ik niet buiten was, was ik bezig met muziek. Radio luisteren, dingen opnemen op cassettebandjes. Ik was daar fanatiek in. Ik luisterde van alles, maar het eerste singletje dat ik kocht was Nothing Rhymed van Gilbert O’Sullivan. Vind ik nu nog geweldig. Als die man iets zingt: meteen raak. Zijn muziek zit in mijn dna. En ik luisterde veel platen van mijn oudere broers.’

Naast die twee broers had je ook een jonger, gehandicapt zusje. Zij overleed in 2011.

‘Ja, dat drukte wel een stempel op het gezin. Je staat daardoor toch anders in het leven, je weet wat verdriet is. Mijn oudste broer kon goed leren, ging op zijn elfde al naar het seminarie zodat hij pater of priester kon worden – maar hij werd uiteindelijk dramaturg bij de Toneelacademie in Maastricht. Dus ik woonde met mijn andere broer en mijn zusje. Dat was een heftige tijd. Mijn zusje kreeg steeds vaker zware epileptische aanvallen en kon uiteindelijk niet meer thuis wonen. Ze ging naar een tehuis in Breda, wat mijn moeder verschrikkelijk vond. Dus onbewust nam ik toch een beetje de rol van clown aan: laat ik dan maar een beetje gezelligheid in het gezin brengen, een beetje de sfeer verbeteren. Het was weleens lastig, zeker op zondagen als we zowel mijn zusje in Breda als mijn broer in Sint-Oedenrode gingen bezoeken. Mijn vader was buschauffeur, dus we mochten gratis met de bus. Gingen we heel vroeg in de ochtend met de bus naar Den Bosch, dan naar Sint-Oedenrode, vervolgens weer terug naar Den Bosch en dan via Tilburg naar mijn zusje in Breda. En dan weer naar huis. Ik zat altijd met dat dilemma: lekker thuis voetballen op het pleintje met mijn vriendjes of mee met mijn moeder. Ik had er weleens flink de pee over in, maar onbewust hield ik toch altijd rekening met de rest. Maar verder was het geweldig, ik heb echt een fijne jeugd gehad.’

En toen werd je puber.

‘Nee, hoor. Niemand puberde bij ons thuis. Ik denk dat dat nog moet komen. Lijkt me heel leuk, op je 65ste ontzettend uit de bocht vliegen.’

Dat gebeurde ook niet na het grote succes van VOF de Kunst?

‘Misschien een beetje. Het draaide toen in ieder geval even allemaal om mij, om de Kunst. Maar zelfs toen was ik me de hele dag aan het verontschuldigen tegenover vrienden en kennissen als ik te laat kwam opdagen of ergens geen tijd voor had.’

Voordat die band werd opgericht, was je loodgieter.

‘Ja. Mijn ene buurman was loodgieter, de ander fotograaf. Vond ik allebei fascinerend. Net als muziek. Maar die loodgieter zei op een gegeven moment: ga mee beunen, beetje geld verdienen, heb je zo een gitaar bij elkaar gespaard. Het leek me een goed plan en dat was het ook. Jongen, ik verdiende ineens geld. Ik was achttien en had al een auto, kon op vakantie en had nog tijd om muziek te maken ook. Het was fantastisch. Ik heb het zeven jaar gedaan, totdat er begin jaren 80 zware economische tijden aanbraken. Er gingen bedrijven failliet, mensen werden ontslagen. Mijn baas vond het verschrikkelijk, maar hij moest de helft van zijn personeel ontslaan – de mensen die geen gezin hadden. Ineens was ik werkloos.’

Zeg je ineens gedag tegen Billy Ocean en Randy Crawford. En blijkt de zanger van Frankie Goes to Hollywood ook gewoon maar een gast die wat wiet wil bietsen

Toen was daar ineens Suzanne.

‘Ik was wel bezig met muziek, zat in een bandje, maar kwam niet verder dan de oefenruimte. Ik raakte in die tijd wel bevriend met Ferdi Lancee, een man die zijn sporen al had verdiend in de muziek. Hij had een liedje geschreven en vroeg of ik in het achtergrondkoortje wilde zingen. Ik vond het prima, want ik was toch werkloos. Ferdi wilde dat liedje zelf zingen, maar zijn platenmaatschappij vond dat geen goed idee. Dus stelde hij voor dat ik het zou zingen. Ik had nog nooit op een podium gestaan, maar zingen in een professionele band, dat leek me wel wat. Ik dacht: kom maar op.’

En toen stond je binnen een maand op nummer 1.

‘Man, de hel brak los. Radio, televisie, we stonden zelfs in Toppop, waar destijds gewoon 4 miljoen mensen naar keken. We maakten alleen de klassieke fout om een heel jaar optredens in te boeken voor veel te weinig geld. Al die feesttenten waren uitverkocht en wij kwamen elke avond aan in een afgetrapte Volkswagenbus. We waren een stel hippies uit Brabant die alles zelf wilden doen. Managers? Welnee. Dus traden we een jaar lang op voor bijna niks. Gelukkig hadden we Ferdi, die hield ons in die tijd met beide benen op de grond. Jongens, beetje normaal doen, dit gaat allemaal weer voorbij.’

Toch jammer dat jij dat nummer niet zelf hebt geschreven, qua royalty’s.

Lachend: ‘Ja, maar de B-kant was wél van mij en die verkocht net zo hard. Dat was een magisch moment, dat ik voor het eerst geld verdiende met muziek. Ik was alleen maar loonstrookjes van de loodgieter gewend en nu kon ik ineens een huis aanbetalen, kreeg ik van de bank een hypotheek. Gewoon, door liedjes te zingen. Ik vind dat nog steeds onvoorstelbaar.’

Kreeg je ook meer aandacht van vrouwen?

‘Ik was toen al met mijn vriendin en ben twee jaar na Suzanne met haar getrouwd. Bovendien waren wij geen Doe Maar hè, wij waren niet echt sekssymbolen. Maar je wordt wel ineens overal herkend. Ik werd gek van de schoolkinderen die allemaal aan de deur kwamen, maar na een paar maanden was het hele dorp wel langs geweest en was het klaar. Mijn vrouw was daarin ook heel nuchter: het is allemaal leuk en aardig, maar we gaan nu gewoon samen boodschappen doen. En ook binnen de band was iedereen nuchter. We wisten dat het over zou gaan. Natuurlijk was het leuk om in Frankrijk, Duitsland of Engeland met een limousine te worden opgehaald, maar eenmaal terug op Schiphol pakte ik gewoon weer mijn oude Renault en reed ik terug naar Hilvarenbeek. We wilden vooral niet onbeleefd zijn. Man, we deden we alles wat er van ons gevraagd werd. We waren ooit in Griekenland voor promotie toen Jan Rietman belde, de muzikant die destijds het tv-programma Los Vast presenteerde. Of we wilden komen optreden in Tholen. Tja, Jan deed altijd zoveel voor ons, dus we vonden niet dat we nee konden zeggen. Dus namen we een nachtvlucht. We kwamen helemaal gesloopt aan in Tholen, maar we waren in ieder geval niet arrogant.’

Geen seks, drugs en rock-’n-roll voor de VOF.

‘Totaal niet. Ja, een blowtje hier en daar. Maar we hebben wel veel lol gehad. We waren ooit in München voor Musikladen, zo’n kitscherig Duits muziekprogramma met danseressen en zo. Wij waren de uitsmijter van het programma, maar voor ons traden onder anderen Frankie Goes to Hollywood, Tim Finn en Mink DeVille op... Vooral Mink was mijn held. Stond ik daar godverdomme Suzanne te zingen, terwijl Mink DeVille naast me stond mee te zingen. En daarna in polonaise door de zaal met al die gasten... Ik voelde me niet helemaal op mijn gemak, zeg maar. Als je vaker dat soort shows doet, wordt het gewoner. Zeg je ineens gedag tegen Billy Ocean en Randy Crawford. En blijkt de zanger van Frankie Goes to Hollywood ook gewoon maar een gast die wat wiet wil bietsen. Maar in het begin was dat toch apart.’

Nol Havens zingt ons toe in Toppop.

Schaamde je je voor dat nummer?

‘Ik schaam me nooit voor Suzanne. Ik zing het nog steeds en iedereen wordt er nog altijd blij van. Maar ik kwam destijds mijn helden tegen en besefte wel degelijk dat ik een ander repertoire had. Ik was me bewust van mijn positie en die van, bijvoorbeeld, Tim Finn. Het meest wonderbaarlijke vind ik dat wij door dat liedje nu dit gesprek voeren. Al weet ik ook wel dat ik daarna nog veel meer heb gedaan.’

Tot het management van Carice van Houten aan toe.

‘Ik heb jarenlang een multimediabedrijf gehad, kwam erachter dat je cd’s en dvd’s beter zelf kunt uitgeven dan het door een ander te laten doen. Op een gegeven moment hebben we Carice gevraagd of ze een luisterboek voor ons wilde inspreken. Dat was rond de tijd dat ze promotie moest doen voor de film Zwartboek, terwijl ze zich ook aan het voorbereiden was op een toneelstuk.

‘Zeg je ineens gedag tegen Billy Ocean en Randy Crawford. En blijkt de zanger van Frankie Goes to Hollywood ook gewoon maar een gast die wat wiet wil bietsen’

Het was allemaal niet zo goed geregeld voor haar. Omdat ik met VOF De Kunst al jarenlang kindervoorstellingen in het theater deed, wist ik wél hoe het werkte. We regelden een goede deal voor Carice en ze besloot uiteindelijk dat wij haar management mochten doen. Stoer van haar, een klein agentschap uit Tilburg kiezen, maar het ging haar om de mensen. Ze had vertrouwen in ons en wij waren heel loyaal. Ook toen ze ineens skyhigh ging na Valkyrie met Tom Cruise. De postbode snapte er nooit iets van als hij weer eens een jurkje voor een fotoshoot kwam afleveren bij dat bedrijf in dat steegje in Tilburg. Carice van Houten? Hier? Klopt dat wel?’

Toch stopte je met zowel het multimediabedrijf als het management.

‘Ik werkte zeven dagen per week, was helemaal gesloopt. En het bedrijf werd steeds groter. Op een gegeven moment dacht ik: wil ik dit nog? Ik had geen zin meer in al die zakenmensen met wie ik om de tafel moest. Ik ben geen manager, ik ben een creatief mens. Ik werd er helemaal gek van. Dus ben ik gestopt. Nu ben ik weer terug bij waar het allemaal begon: muziek, fotograferen, kleine concerten. Ik doe nu een tourtje met mijn caravan. Mijn vrouw en ik rijden dan ergens naartoe, zetten de caravan neer en dan doe ik een optreden, meestal voor een mannetje of vijftig. Het leek me wel eng, zo pal voor je publiek zitten. Je zit daar toch min of meer in je blote reet: elke verkeerde noot is een verkeerde noot, je kunt je niet verschuilen achter een band. Maar het is geweldig. Mensen vermaken, je verhaal vertellen, vragen beantwoorden en liedjes zingen. Het is prima zo, meer heb ik niet nodig. Ik kan dit blijven doen tot ik erbij neerval.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct