In 1969 schreef Anton Szandor Lavey zijn The Satanic Bible, een boek dat met hoofdstukken als Wanted! God – Dead or Alive en The God You SAVE May be Yourself begint als een vlammende aanklacht tegen het georganiseerde christendom, nog een lovenswaardig hoofdstuk wijdt aan het belang van masturbatie (ook Satan blijkt een rukker), maar al redelijk snel ontspoort en eindigt in een eindeloze uiteenzetting van uitzinnige satanistische rituelen.
Lavey is allang dood: hij overleed in 1997 op 67-jarige leeftijd aan hartfalen, na het schrijven van meerdere boeken en later ook het opnemen van albums als Satan Takes a Holiday. Hij overleed overigens op 29 oktober, maar zijn familie maakte daar 31 oktober van: Halloween. Rolvast tot in het graf.
De grondlegger mag er dan niet meer zijn, 25 jaar na zijn dood is het satanisme springlevend, met name in de metal. In de kring van bands met namen die je, al staar je tien minuten naar de poster van hun show, nooit kan lezen omdat ze er altijd uitzien als WLERGH, maar dan in tribal-let-ters. Maar ook in kringen van bands die een groter publiek aanspreken. Het Zweedse Ghost, eerst en vooral: de KISS van een nieuwe generatie.
Maar ook in de band die de spannendste keiharde plaat van dit jaar afleverde: Zeal & Ardor, het geesteskind van de Zwitserse Amerikaan Manuel Gagneux. De band begon als een gedachte-experi-ment. Toen Gagneux, zelf zwart, zich verdiepte in de spirituele liederen van Amerikaanse slaven probeerde hij zich voor te stellen hoe die muziek zou hebben geklonken als het een protest was geworden tegen het opgelegde christendom.
Waar is muziek tegen een christelijke meerderheidsmoraal het verst doorgevoerd, vroeg hij zich af. Het antwoord: in de Scandinavische landen, bakermat van de satanistische black metal. Wat nou, maakte Gagneux zijn gedachtensprong af, als je die twee stijlen zou combineren? Als je zwarte spirituals dus zou laten klinken alsof ze worden gezongen en gespeeld door satanisten?
Dat had een soort Spinal Tap met corpspaint kunnen worden, maar het werd een van de beste harde bands van de afgelopen jaren. Ook op het podium, waar Gagneux zinnen als ‘A good God is a dead one / A good lord is a dark one / a good lord is the one that brings the fire’ zingt met twee extra vocalisten, zodat ze klinken als een gospel – maar dan uit de hel.
Overal waar Zeal & Ardor speelde, was de band de vreemde eend in de bijt – eindelijk weer eens een band die nergens op lijkt. De band werd door overdonderende shows op onder meer het Road-burn-festival een bescheiden hype, maar nu eens een die je wél moet geloven.
Dit jaar verscheen het titelloze derde album van de band, waarmee Gagneux zichzelf overtrof. Snoeihard, maar met een groove. Blues, soul en zelfs hiphop, maar dan gespeeld met de furieuze oerkracht van metal.
Dit najaar komt de band naar Europa voor een eigen headline-tour, maar een paar maanden geleden stond Zeal & Ardor al in een uitverkocht 013, als special guest van de zenuwmetalband Meshuggah. Getuige de bomvolle zaal bij aanvang, het aantal Zeal & Ardor-shirts en de toebedeelde speeltijd van bijna een volledige show is Zeal & Ardor de status van een voorprogramma al lang voorbij.
Na de soundcheck meldt de vrolijke, ontspannen Manuel, zich in de hal van 013 voor het interview. Omdat hij rookt (het is niet te horen: vocaal is Manuel steeds meer de Mike Patton van onze tijd) wil hij graag naar buiten, waar we plaatsnemen op de brandtrap van de parkeerplaats voor de tourbussen.
Vanavond is de openingsshow van deze tour. Ben je daar dan nog zenuwachtig voor?
‘Zeker, uiteraard. En het is tamelijk beangstigend om te openen voor een band van dit kaliber. Maar beangstigend op een goede manier. We hebben in de Verenigde Staten net een tour gedaan met Opeth en Mastadon, en hun publiek bleek erg open te staan voor iets anders. Ik heb goede hoop dat dat voor het publiek van Meshuggah ook zal gelden.’
Keek jij het eerste jaar van jullie bestaan op festivals tegen rijen mensen aan waar ‘what the fuck is dit?’ van hun gezicht viel af te lezen?
‘Ja. En die blik was wederzijds, want wij hadden zelf ook geen idee waar the fuck we mee bezig waren, en we vroegen ons vooral af of dit ging werken. We gingen er ook vanuit dat het ieder moment afgelopen kon zijn, en we onder luid boegeroep het podium zouden moeten verlaten.’
Was het je intentie om een band te beginnen die origineel moest zijn?
‘Ik zou graag zeggen van wel, maar het toeval heeft zo’n grote rol gespeeld dat dat ronduit een leugen zou zijn. En ik hou van originaliteit, maar als ik nu zou besluiten dat ik iets nieuws zou bedenken dat origineel moet zijn, zou ik daarin volledig falen, daar ben ik zeker van.’
Wanneer wist je dat het wél werkte?
‘Om precies te zijn in deze stad, Tilburg, op het Roadburn-festival. Onze vierde show ooit. Ik weet niet waarom organisator Walter Hoeijmakers ons boekte, maar gelukkig heeft hij het gedaan.
Het geluid viel uit, en het publiek bleef onze nummers zingen. Toen realiseerden we ons dat mensen het echt tof vonden.’
Is je band gewoon een band, of is het jouw project?
‘Op tour is het absoluut, 100 procent een band. Ik schrijf alleen de nummers omdat ik een controlfreak ben.’
Is dat de reden?
‘Ik denk het wel, ja. En wat inmiddels ook meespeelt: als ik mijn medebandleden nu laat meeschrijven en het pakt heel goed uit, zal ik mezelf voor altijd haten dat ik dat niet eerder heb gedaan, haha!’
Toen je bandleden ging verzamelen, moest je ze vertellen wat voor band dit ging worden. Wat vertelde je ze?
‘Het zijn vrienden van me, en ik zei: ik heb een project waarmee ik een paar festivals ga doen. Het komt erop neer dat ik extra leadvocalisten nodig heb. Ik zei: het gaat maar om enkele shows. Dat is driehonderd shows geleden. Haha, sorry jongens. Marc bijvoorbeeld, een van mijn zingende bandleden, zei wel eerlijk: dit is té bizar, man. Toen liet ik de naam Roadburn vallen, en hij is een enorme stonerrock-fan. Dat bleek het loksnoepje.’
Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't via Blendle of in de nieuwste Revu. Hierin vertelt Manuel Gagneux meer over zijn droom om muzikant te worden. 'Het maar goed dat ik muzikant ben geworden, er was geen plan B. Ik dacht: als ik daarin faal, dan wel op een interessante manier.'
- Matthias Willi