Eddy Keur: ‘Ik ben een omroepsletje geweest’

Eddy Keur (64) geeft het grif toe: hij was vroeger een asshole, met een grote bek en een arrogante uitstraling. Jarenlang heeft hij aan zichzelf gewerkt om een andere en betere versie van zichzelf te worden: het oude behang eraf, een nieuw printje erop. Deze karaktermatige wijzigingen lijken hun vruchten af te werpen, want sinds vorig jaar is het gliding scale uphill. ‘Ik wil dat mensen míj aanzetten.’

Eddy Keur

Hoe kijk je terug op het afgelopen radiojaar?

‘Het was best een ding dat Coen Swijnenberg en Sander Lantinga uit elkaar werden gehaald. Zij hebben nu bij twee verschillende zenders hun eigen programma. Nou ja, dat is dan zo. Iets wat me persoonlijk aan het hart gaat, is dat Giel Beelen vertrekt bij NPO Radio 2. Ik was blij dat hij bij ons zat, maar hij gaat met z’n vriendin een wereldreis maken. Mijn goede vriend Morad El Ouakili neemt zijn uren vanaf januari van hem over, een mooie transitie met een lichte traan. Ik vind het voor Morad leuk, maar ik zie Giel graag terugkomen. Dat gebeurt ook, dat weet ik wel.’

Criticasters mogen graag roepen dat de Nederlandse radio op sterven na dood is.

‘Dat vind ik niet. Je hebt jaren dat er veel gebeurt, dat was in 2022 iets minder. Maar wat ik wel bijzonder vind, is dat het meten van de luistercijfers anders wordt. Op dit moment moet je een maand wachten voordat je weet hoe je show het heeft gedaan, straks kan dat per uur. Bij televisie is dat altijd al zo geweest, maar bij radio was het een koe in z’n reet kijken. Het wordt nu meer on demand, wat ik positief spannend vind. Dat vind ik een mooie ontwikkeling om naar uit te kijken.’

Radio-dj Patrick Kicken schreef in een recente column dat ‘niks er meer echt uitspringt op het gebied van entertainment, rumoer of vakmanschap op de radio; dj’s draaien hun playlist af en klaar’.

‘Dat is wel even iets te kort door de bocht. De grote namen van weleer, de Ferry Maats, Jeroen van Inkels, Tom Mulders, Frits Spitsen, Felix Meurdersen en ikzelf eigenlijk ook wel, doen op een enkeling na allemaal nog wel wat. Dat zijn nog steeds dj’s die ertoe doen, die een show weten neer te zetten. Ik denk dat Patrick vooral doelt op de jonge garde die meer bezig is met de muziek dan met het ontwikkelen van een persoonlijkheid. Niet iedereen is het gegeven om een personality te worden en dat hoeft ook niet, maar ik vind wel dat het bij sommige dj’s erg vaak over de muziek gaat. Dat is op zich goed, maar ik vind dat het een combinatie moet zijn. Wie ben je, what makes you tick, wat vind jij interessant? Betrek de luisteraar wat meer, want voor hem of haar maak je radio. Dat wordt nogal eens vergeten. Het is te vaak een eenmansclubje, heel erg op zichzelf gericht. Dat vind ik spijtig. Er zou wat meer kleur in mogen, maar er zijn maar weinig mensen die dat kunnen.’

Jij bent dit jaar binnengehaald bij NPO 3FM. Wat vind je van de jonge jocks die er werken?

‘Ik vond 3FM verschrikkelijk, dus ik luisterde er nooit naar. Maar er zijn de afgelopen tijd draconische veranderingen geweest. De nieuwe baas is mijn oude baas van 538, dat moest ook echt veranderen. Wil je een andere koers varen, dan begint dat bij de top. Anders blijf je dezelfde kant opvaren, wat 3FM jarenlang heeft gedaan. De ploeg radiomakers is ook vernieuwd, waarmee ik niet wil zeggen dat de jongens en meiden die er zaten en weg zijn niet goed genoeg zijn, maar ze gaven een andere smaak aan de zender. De huidige smaak is meer mijn smaak: de muziek is anders geworden, wat breder, meer hapklare brokken, met hier en daar randjes. De jonge mensen die er werken, hebben met elkaar gemeen dat ze ontzettend gemotiveerd zijn en heel vrij communiceren. Dit zeg ik niet omdat ik er zelf onderdeel van ben, maar dat je er staat met zo’n energieke en verfrissende ploeg mensen die ook naar elkaars programma’s refereren en elkaar in hun uitzending halen, dat verschil moet uiteindelijk ook iets met de cijfers doen.’

Naar wie luister je zelf graag?

‘Jeroen Kijk in de Vegte vind ik een heel aardige jongen, hij is de beste voice-over van ons land en heeft leuke programma’s gemaakt. Ik ga goed op de vrolijkheid van Gijs Staverman, daar moet je van houden, maar ik vind dat leuk. Hij klinkt altijd up, er is nooit een vervelende noot. Ik denk dat radio daarvoor is bedoeld, zeker in deze tijden waarin er zoveel ellende gebeurt: van de natuur en stikstof tot energie. Je kunt je kont niet keren of je kijkt iets negatiefs in de ogen. Dan is het fijn om eilandjes te hebben die vrolijk zijn. Rob van Someren is daar ook een goed voorbeeld van, hij maakt bij Radio 10 het best scorende programma, immer met een knipoog en gekkigheid. Je moet niet te serieus genomen willen worden, doe maar liever niet. Dat is ook helemaal niet nodig. Zorg gewoon dat je mensen tussen 16.00 en 19.00 uur door die stinkende kutfile helpt, een grapje maakt, een mopje laat horen en een gesprekje hebt met een BN’er over een actueel onderwerpje.’

Hoe komt het dat jij dat wel kunt en veel andere dj’s niet?

‘Ik wilde al dj worden toen ik een ventje van 7 jaar was. Er zijn nu jongens die er pas instappen als ze 20 of 25 jaar zijn. Dat is een andere beleving. Je hebt dan nog steeds de mogelijkheid om tot wasdom te komen, hoor. Maar je moet wel radio ademen en leven en niet zomaar een paar plaatjes achter elkaar zetten. Het kan niet zo zijn dat iedereen met een microfoon dj is. Dan zou de dame die bij de NS de tijden omroept ook dj zijn. Ik wil het verschil maken, ik wil dat mensen míj aanzetten. Weet wat je als dj goed vindt, wat je leuk vindt en ook vooral wat niet. Dat vind ik belangrijk. Ik zou niet mainstream willen zijn.’

Wat vonden je ouders ervan dat je op de radio wilde?

‘Dat hield ze niet bezig. Mijn vader was een onverschillige man die met mijn moeder in een ongelukkig huwelijk zat. Ik was de oudste zoon en mijn moeder huilde bij mij uit. Ze riep alles wat in haar opkwam, van de liefde die ze ontbeerde en de seksualiteit waar ze tegenop zag tot verhalen over de dag dat er tijdens de Tweede Wereldoog vijf nazi’s voor de deur stonden die haar zusje uit haar handen trokken omdat ze dachten dat het een Joods meisje was. Mijn oma kwam in haar duster aanrennen, heel hard roepend “keine Juden, keine Juden”. Daarna ging ze een kwartiertje met de commandant een kamertje in, om even te praten, zoals ze dat zelf zei. Het ging natuurlijk niet om een gesprekje, de commandant kwam helemaal bezweet de trap af en het zusje mocht blijven. Dat heb ik als jonge jongen tot in den treure moeten horen. Er was dus niet zoveel ruimte om me lekker bezig te houden met dat ik radiomaken leuk vond. Ik stond thuis niet op nummer één en zat ook nog met mijn homoseksualiteit, wat niet iets was dat ik aan de grote klok ging hangen. In die periode ben ik heel erg in mezelf gekeerd, wat niet zo gek was. Er was genoeg om introvert van te worden. Dat ik nog zo ontwikkeld ben, is eigenlijk een wonder.’

Jullie waren het enige gezin in de straat dat het moest doen met de brommer van je vader, een auto hadden jullie niet. Waren jullie arm?

‘Ja, iedereen was arm. Dat verbroedert, maar de uitspraak “geld maakt niet gelukkig” wordt alleen maar gedaan door mensen die zelf geld genoeg hebben. We moesten maar rooien en rondkomen met wat we hadden, al realiseerde ik me dat door de afstandelijkheid van mijn ouders niet echt. Ik had genoeg aan mijn hoofd en was blij dat ik op mijn vijftiende naar de marine ging en uit dat huis kon dat zo liefdeloos was. Daar pluk ik nu nog de negatieve vruchten van: ik ben nog nooit verliefd geweest, bijvoorbeeld. Mijn broer en zus hebben op dat gebied ook elk hun eigen dingetjes, maar om me tot mezelf te beperken: ik heb nog nooit een oprechte relatie gehad, wat aan mezelf ligt, maar ook aan mijn opvoeding en de omstandigheden. Ik was de lelijkste jongen van de klas en niemand wilde mij.’

Heb je dat later ingehaald?

‘Ja, tuurlijk. Je bent jong, je bent vrijgezel, dan wil je weleens een keer wat. Achteraf had het allemaal te maken met de periode waar ik uit kwam. Mijn broer hield van voetballen, daarom trok mijn vader met hem op. Mijn zus had medische klachten, dus mijn moeder was veel met haar bezig. Daar zat ik tussen met mijn liefde voor de radio, m’n homoseksualiteit, m’n geldingsdrang. Op school was ik het lulletje rozenwater, niemand wilde iets met me te maken hebben. Ik wilde mezelf bewijzen, aangehaald worden, aandacht krijgen van iemand. Als de hond van de buren naar me keek, dan was ik al blij.’

Zit dat er nog steeds in?

‘Tot halverwege vorig jaar zat ik bij NH Radio, waar ik Keur in de middag presenteerde. Als het zo tot mijn 67ste door had gekabbeld, dan zou ik het wel prima hebben gevonden. En dan daarna in Spanje gaan wonen, dat was mijn plan, niet wetende dat ik letterlijk om 1 voor 12 dat ene telefoontje zou krijgen van Peter de Vries van de NPO: of ik Ruud de Wild tijdens zijn ziekte wilde vervangen? Dat heeft alles in een stroomversnelling gezet, met eerst die zeven maanden van vervanging op Radio 2 en nu mijn eigen programma op Radio 3. Het is een trein die maar niet stopt.’

Dacht je toen zendermanager De Vries belde meteen: ja, dat doe ik? ‘Keur in de middag startte om 12.00 uur en hij belde vlak daarvoor met de vraag of ik de maandag erop kon starten bij Radio 2. Mijn eerste reactie was: “Ik ga nu de uitzending in, dus dit is voor mij op dit moment niet belangrijk.” Dat vond hij mooi, dat ik het niet belangrijk vond omdat ik radio moest maken. Toen ik hem terugbelde, heb ik gezegd: “Ik wil nog graag multimiljonair worden en dat zie ik ook niet gebeuren, dus ik ga het niet doen.” Hij wilde weten waarom niet, waarop ik heb uitgelegd dat het veel te grote schoenen waren: drive time 16.00-18.00 uur op de grootste van Nederland, daar kon ik zoveel carrièreschade van oplopen. Ik zat goed bij NH, waarom zou ik dat op het spel zetten? Toen zei Peter de Vries: “Ik heb je nodig.” Als iemand van die komaf dat tegen je zegt, ik heb je nodig, dan moet je een vent zijn en je praatjes waarmaken: je denkt toch dat je het kan, doe het dan ook. Dat heb ik gedaan en geen haar op mijn hoofd die daar spijt van heeft gehad.’

Kunnen we je periode als vervanger van Ruud de Wild met terugwerkende kracht zien als de comeback van Keur?

‘Ik heb nooit een carrière gehad van jaren achter elkaar op de dag zitten, zoals grote namen dat wel hebben gehad. Het was altijd met tussenpozen, dan weer hier, dan daar. In die zin is het geen comeback geweest, maar wel een soort bevestiging van mijn kunnen. Ik had het begrepen als mensen sceptisch waren geweest over mijn komst, maar ik werd bij de NPO met zoveel liefde ontvangen, alsof er iemand van waarde binnenkwam. Dat vond ik heel bijzonder, dat ik in zo’n warm nest terechtkwam. Een gevoel van: we gaan het samen doen. Daardoor heb ik het opgepakt en kon ik floreren, wat heeft geresulteerd in veel bloemen van KRO-NCRV, een mooi afscheid en nieuwe kansen. Ik kreeg een aanbieding van omroep Powned waar ik het nu enorm naar mijn zin heb, en ondertussen presenteer ik al een jaar met veel plezier Eddy’s Nachtwacht op Radio 2. Afgelopen zomer kwam Powned met het idee voor een programma op 3FM, wat heeft geleid tot de vrijdagmiddagshow die ik daar sinds september presenteer, en ik blijf de vaste vervanger van Ruud de Wild. Ik vind dat ik veel credits krijg.’

Er is niet alleen gejubel, want er wordt ook gezegd dat je ouderwets bent en altijd dezelfde grapjes maakt. Wat doet dat met jou, als je dat hoort?

‘Ik hoor het niet meer zo, als ik eerlijk ben. Maar het is wel zo dat ik wat grapjes en grollen recycle op 3FM, omdat ik ervan uitga dat niet iedereen die zeven maanden naar Radio 2 heeft geluisterd. De meeste mensen vergeten een grapje. En als jij wel denkt: dit heb ik zes jaar terug ook al eens bij NH gehoord, dan is dat zo. Dat boeit me niet. Kom hier maar eens zitten, laat jij dan eens zien hoe jij het aanpakt. Ik heb altijd gezegd: niemand doet het zoals ik. Dat is niet om er een bepaalde waardering voor uit te spreken, want ik ben ook tien jaar lang niet op de radio geweest omdat ik het doe zoals ik het doe. Maar ik wil het op mijn manier doen en dat is deze manier.’

Heb je het aan jezelf te danken dat Hilversum je weer heeft omarmd?

‘John de Mol zei ooit tegen me: “In de radio- en tv-wereld zijn drie dingen belangrijk: talent, ook al geloof je dat misschien niet als je om je heen kijkt, de geluksfactor als in: je moet de juiste man op de juiste plek zijn en de allergrootste: je moet het gegund krijgen. Ik ben vijftien jaar geleden een behoorlijke asshole geweest, met een grote bek en een arrogante uitstraling, zo van: ik zal het weleens laten zien. Dat kwam voort uit een bord voor je kop houden: niemand komt bij mijn emoties, die toch al spaarzaam zijn, de geldingsdrang van vroeger en hier en daar een bittere dag: waarom zit een ander wel op die plek en ik niet? Ik heb aan mezelf moeten werken, met behulp van een goede vriend die in de coachingwereld zit en op een dag tegen me zei: “Ik voel zoveel energie bij jou, laat mij je helpen, want de blokkades op je werk hebben echt te maken met wat anderen van jou vinden als persoon. Niemand wil een asshole als collega.” Dat was moeilijk om te horen, maar ik heb het van hem aangenomen, want het was waar wat hij zei.’

Ben je bij hem in therapie gegaan?

‘We zijn er samen aan gaan werken, wat overigens een proces van jaren was. Dat begon met bezinning en acceptatie: je moet accepteren dat je een lul bent, want als je dat niet doet, dan komt er ook geen verandering. Eerst moet het oude behang eraf voordat het nieuwe erop kan, anders komen de lijntjes van het oude erdoorheen. Dat heeft in het begin bloed, zweet en tranen gekost, maar later werd het steeds makkelijker. Het was alsof er een soort deksel werd gelicht, waardoor er meer licht in de pan kwam. Niks zweverigs of zo, daar ben ik totaal niet van. Het waren karaktermatige veranderingen die we langzaam hebben ingevoerd, wat me enorm heeft geholpen. Gek genoeg kwamen er na die wijzigingen dingen op me af die daarvoor niet op me afkwamen. Directeuren die zeiden: “Zo’n klootzak ben je niet.” Dat is mooi om te horen en sindsdien is het gliding scale uphill.’

Vind je jezelf ook een aardiger persoon?

‘Jazeker, ik ben oprechter en meer geïnteresseerd in anderen. Dat was vroeger niet zo. Ik zette altijd mezelf op de eerste plaats en vroeg nooit eens: “Hoe is het met jou?” Dat heb ik moeten leren. Die goede vriend van mij zei: “Speel het eerst maar, die interesse, want het zit niet in je. Dan zul je merken dat de antwoorden je gaan interesseren en komt het vanzelf.” Zo is het gegaan en inmiddels is het een vaste waarde dat ik, op wat voor gelegenheid dan ook, met mensen in gesprek ga: “Hoe is het met je, wat deed dat met jou?” Ik ken alles aan mezelf al, dat verveelt me.’

Behalve radiomaker ben je ook tv-pre-sentator. Hoe kijk je terug op je televisiecarrière?

‘Het maakte mij niet uit waar ik zat, als ik maar programma’s kon maken. Ik ben een omroepsletje geweest, om het zo maar te zeggen. Het begon leuk hoor, in 1990 met Jackpot. Daar hebben we 180 uitzendingen van gemaakt. Maar ik heb nooit de grootte bereikt van een Carlo Boszhard, Ruben Nicolai of noem ze maar op. Dat heeft mij weleens gestoken, maar dat heb ik achter me gelaten. Ik dacht: blijkbaar is televisie niet mijn ding. Radio is mijn ding. Ik doe liever één keer per week radio dan elke dag tv.’

Je wordt volgend jaar 65. Hoe ervaar je het om ouder te worden?

‘Ik mag redelijk dankbaar zijn dat alles nog werkt en er nog redelijk uitziet, in vergelijking met andere mannen van mijn leeftijd, maar de loftrompet gaat al heel lang niet meer uit. Ach ja, 64 jaar. Ik voel me niet zo. En ik behandel mensen niet als een ouder iemand, dus ik heb ook niet het idee dat mensen het leeftijdsverschil voelen. ’

Wat doe je om het verval een halt toe te roepen?

‘Ik heb nooit gerookt, nooit gedronken, geen drugs gebruikt, geen pillen. Ik lig al sinds mensenheugenis om 22.45 uur op bed. En ik let een beetje op mijn eten, al heel lang. De enige keer dat ik dronken ben geweest, was bij de marine. Als een soort ontgroening werd ik op de tafel in de kombuis in de keuken gelegd, er ging een fles martini in en ik werd laveloos op bed gegooid. Toen ik wakker werd, bleek dat ze mijn piemel met een tube tandpasta hadden ingesmeerd. Ik dacht dat ie in de fik stond. Misschien heeft dat me ervan weerhouden om ooit nog eens alcohol te drinken, haha.’

Zulke acties zouden nu niet meer kunnen.

‘We praten over vijftig jaar geleden, toen kon je meer zeggen en doen. Ik denk dat het voor heteromannen tegenwoordig nog iets moeilijker is. Als wij ergens wat gaan drinken, dan kan ik tegen jou zeggen: “Wat zie je er goed uit schat, wat heb je een goed figuur.” Het is niet erg als ik dat zeg, want ik ben homo. Maar als hetero kun je niet zomaar iets over het uiterlijk van een vrouw zeggen. Het zijn andere tijden. Vroeger werd daar niet zo over nagedacht.’

Stel: we spreken elkaar over vijf jaar weer. Hoe zitten we er dan bij?

‘Toen ik veertig werd, was ik bang om mijn snelheid en stemgeluid te verliezen. Toen ik vijftig en zestig werd, betrapte ik mezelf op hetzelfde antwoord. Zolang ik ad rem blijf en uit mijn woorden kan komen, wil ik blijven radiomaken. Ik dank God op mijn blote knieën dat ik deze mate van succes nog mag meemaken. Dat is een cadeau waarvan ik niet meer had verwacht dat ik het nog zou krijgen.’

Interview
  • Wessel de Groot