Het moet een mooi gezicht zijn geweest voor de bezoekers van het evenement 50 Jaar Karting in Nederland, dat op 5 mei 2010 werd gehouden in het Limburgse Hoensbroek. Op de Gravin von Schönbornlaan, waar op 30 april 1960 de eerste officiële kartwedstrijd van Nederland werd gereden, verzamelen voormalig Nederlandse, Europese en wereldkampioenen zich om op deze historische plek deel te nemen aan een demonstratie, waarbij er met zowel moderne als historische karts wordt gereden.
Hoewel het evenement vooral bedoeld is om het toegestroomde publiek de rijke Nederlandse karthistorie te tonen, rijden er vooraan twee deelnemers die het niet kunnen laten om het gaspedaal steeds iets verder in te trappen. Peter Koene (wereldkampioen kart in Estoril, 1979) en Peter de Bruijn (wereldkampioen kart in Nijvel, 1980) grijpen de demonstratie aan om nog een keer te laten zien waarom zij destijds de beste waren. Koene herinnert zich deze meidag negen jaar geleden nog goed. ‘Hoensbroek ja, dat was eigenlijk een demonstratie. Maar uiteindelijk wil je toch liever niet achteraan rijden.’
De Bruijn vult hem lachend aan: ‘Achteraan rijden doen anderen wel.’ De twee kartkampioenen spreken nog altijd vol enthousiasme over de sport, hier aan de koffietafel in het autobedrijf van Koene. Ruim negen jaar hebben de twee elkaar niet gezien, het gesprek wordt dan ook al snel een trip down memory lane.
De relatie tussen Koene en De Bruijn gaat ver terug. Noem hen vrienden, noem hen rivalen; zeker is dat ze een lange historie in het karten delen. Hoewel hun carrières zich grotendeels los van elkaar hebben ontvouwen, zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden door die ene unieke overeenkomst. Beiden waren ze, op de achtereenvolgende wereldkampioenschappen karting van 1979 en 1980, sneller dan de legendarische Ayrton Senna. Waar Senna zou uitgroeien tot een autosportlegende, is het verhaal van de twee Peters die in de kart sneller waren dan de Braziliaan, minder bekend.
Hoewel: ‘sneller’ is misschien wat te stellig, corrigeert De Bruijn. ‘Van de coureurs die er toen rondreden was hij een van de snelste, misschien wel de snelste. Maar om wereldkampioen te worden heb je natuurlijk meer nodig dan alleen snelheid. Zeker in die tijd, toen een finale nog bestond uit drie heats. Zo’n wedstrijd gaat ook over tactiek en het op orde hebben van je materiaal. Daar was hij op dat moment nog niet zo sterk in. Wij waren net een stapje verder, hadden net wat meer ervaring en dan speelt niet alleen de snelheid een rol. Dus sneller dan Senna... Laten we het erop houden dat we toen beter waren.’
De Bruijn en Koene zijn op het moment dat ze wereldkampioen worden inderdaad al ervaren rijders. De twee kunnen gerust gerekend worden tot pioniers van de kartsport in Nederland. Beiden komen al op jonge leeftijd in aanraking met de sport. ‘Bij mij was het mijn vader die me enthousiasmeerde,’ vertelt De Bruijn. ‘Het was eind jaren 60 dat ik er mee begon. De sport was in Nederland toen nog heel klein en pak ’m beet tien jaar oud. Mijn vader ging vaak naar Zandvoort om te kijken. Op een dag kwam hij iemand tegen die een kart te koop had en toen heeft hij dat ding voor mij gekocht.’
Ook bij Koene begon de passie voor de sport klein. In de garage van zijn broer werd er gesleuteld aan scooters en auto’s. ‘Op een dag kwam hij met het belachelijke idee om een van die scooters om te bouwen tot kart. Het plan faalde hopeloos, maar leidde er wel toe dat we samen met mijn vader bij het tuincentrum een tweedehands kart hebben gekocht. Dat was in 1972.’ Hoewel Koene en De Bruijn zich op dat moment geen pioniers voelen, dragen zij voor een groot deel bij aan de professionalisering van de kartsport in Nederland.
De Bruijn herinnert zich die omslag nog goed. ‘De tijd dat wij het WK in Portugal reden in ’79 moest je je nog echt op basis van nationale prestaties kwalificeren voor het Nederlands team. Als je vandaag de dag aan een EK of WK mee wil doen, kan dat altijd. Wat uiteindelijk heel goed voor de Nederlandse kartsport is geweest, is dat wij, Peter en ik, heel erg een strijd met elkaar hebben gevoerd. Daardoor dreven we elkaar tot het uiterste. In het begin trokken we veel met elkaar op en sliepen we zelfs bij elkaar op de kamer, maar op een gegeven moment werd de rivaliteit steeds serieuzer. Ik koos voor een motor van het ene team en Peter voor een motor van het andere team. Vanaf dat moment waren we dag en nacht aan het werk om alles te perfectioneren. En dat leverde resultaat op. Toen we begonnen, was het feit dat we ons als Nederlanders kwalificeerden al een hele prestatie, laat staan dat we die races ook wonnen. Nederland speelde vanaf de begin zeventiger jaren eigenlijk geen rol in de kartwereld. Zo gingen wij van veldvulling naar potentiële winnaars. Vanaf ’78 deden we eigenlijk pas echt mee, het moment dat Ayrton ook deel ging nemen.’
Het Portugese Estoril vormt het decor van het eerste Nederlandse kartsucces. De Bruijn merkt op dat er in het veld anders naar hen wordt gekeken. ‘Je moet het zo zien: op het moment dat je ergens achteraan rijdt, vindt iedereen je aardig,’ herinnert hij zich het WK van 1979. ‘Maar op het moment dat je mee gaat doen om de prijzen, wordt het groepje waar je mee optrekt erg klein. Je merkt dan dat de top elkaar respecteert, maar de groep die eigenlijk te lui is om wat te doen, ontwikkelt een soort afgunst naar je.’
De Bruijn en Koene plaatsen zich beiden voor de WK-finale, die wordt verreden over drie heats. De Bruijn wint de eerste en rijdt ook in de tweede heat lange tijd op kop. Niets lijkt een overwinning nog in de weg te staan, tot zijn ketting het begeeft. Koene wint de heat en vlak achter hem finisht zijn teamgenoot als tweede. De allesbeslissende derde heat wordt gewonnen door de Braziliaan, maar omdat Koene en Senna in punten gelijk staan, wordt er gekeken naar het onderlinge resultaat tussen de twee teamgenoten in de halve finale. Op basis van dat resultaat wordt Koene uitgeroepen tot wereldkampioen. Tot grote ontsteltenis van Senna, die enkele tellen ervoor nog met gebalde vuist over de finish kwam.
‘Wat wij in Estoril presteerden was uniek,’ blikt De Bruijn aan de koffietafel terug. ‘We zijn begonnen met niks, met karts bouwen in een schuurtje, en schopten het uiteindelijk tot wereldkampioenen. Terwijl Nederlanders zich de jaren ervoor niet eens plaatsten voor de finales.’
Hoe groot die prestatie ook mag zijn, Koene geeft toe dat de geluksfactor een belangrijke rol heeft gespeeld. ‘“Beter” is in de kartsport een heel ruim begrip. Je kunt beter zijn qua stijl, dat je de bochten iets beter neemt dan de ander waardoor je tienden van een seconde sneller bent. Maar je kunt ook beter zijn qua bandentactiek. En ja, soms moet je ook een beetje geluk hebben. Ik reed in Estoril tijdens de tweede heat centimeters achter Peter toen ik zijn gebroken ketting naar m’n hoofd geslingerd kreeg. Misschien was hij anders wel eerste geworden.’
Een jaar later in het Belgische Nijvel lukt het De Bruijn wel om de titel te grijpen. Senna wordt opnieuw tweede. De Bruijn: ‘Op het WK in Nijvel reed ik in de halve finale mijn motor kapot, waardoor ik in de eerste finale-heat op de 21ste plaats moest starten. Uiteindelijk kwam ik als tweede over de streep, wat nog een hele prestatie was. In de derde heat konden er drie rijders wereldkampioen worden, waaronder Senna en ik. Ik was uiteindelijk sterk genoeg om die wedstrijd te winnen. Achteraf was dat misschien wel de grootste kans voor Ayrton om wereldkampioen te worden. Hij had gewoon een beetje de pech dat wij er waren.’
Lees het hele artikel in Nieuwe Revu 27 of op Blendle.