Komt het ooit nog goed met Oranje?
‘Niet als we afhankelijk willen zijn van individuen. Want daar hebben we de spelers niet voor. Sterker nog, er is niet één speler die exceptioneel goed is en dus het verschil kan maken. Daarom moet Oranje echt als een team spelen.’
Vaak gehoord: we missen een Jaap Stam.
‘Dat hoor ik ook weleens. Maar wat moet ik daarop zeggen? Elke speler is natuurlijk anders. Al speelt er in de verdediging inmiddels wel een aantal jongens op een redelijk niveau. Denk daarbij aan Virgil van Dijk, Stefan de Vrij en Matthijs de Ligt. Dat kan in potentie een topdefensie worden. Alleen kan de samenwerking nog wel wat beter, zo heb ik het idee. Maar goed, als die vaker samen gaan spelen, komen die automatismen vanzelf wel.’
Maar dan zijn ze nog geen Jaap Stam...
‘Nee, al blijft vergelijken heel erg lastig. Maar dat hoeft ook niet. Deze jongens hebben veel potentie en zijn goede spelers. Natuurlijk beschouw ik het wel als een compliment als ze zeggen: die speler of dat talent is de nieuwe Jaap Stam. Al heb ik soms wel het gevoel dat ik pas na mijn carrière meer gewaardeerd word om de verdediger die ik was. Alsof mensen pas beseffen wat ze hadden als je er niet meer bent. Alhoewel, ik ben niet voor niets meerdere keren uitgeroepen tot beste verdediger van Europa.’
Stel, je was nu speler van Oranje. Wat had je gedaan? Iedereen verrot gescholden?
‘Op sommige momenten wel. Want ook dat gebeurt niet meer, hè? De jongens zullen vast zeggen: wat lult hij nou, dat gebeurt wel. Maar als je het zo bekijkt, van een afstandje, zie je niet dat ze elkaar even op de flikker geven als er wat mis gaat.’
Hoe komt dat?
‘Geen idee. Dat kan zijn omdat ze dat niet beheersen. Maar het kan ook zijn dat ze het niet willen of kunnen accepteren. Toevallig las ik daar laatst een artikel over in een Engelse krant. Over klopjes op de rug, tikjes op de armen. Over spelers knuffelen. Dat is een beetje de wereld van nu. Het is allemaal een stuk vriendelijker geworden, zowel binnen als buiten het veld.’
Heeft ook met ervaring te maken dat ze elkaar niet corrigeren?
‘Zonder meer. In het begin van mijn carrière deed ik dat ook nog niet. Dan ging je er maar vanuit dat iedereen wel weet wat hij moet doen. En het hoeft ook niet. Want als je bij PSV of Ajax speelt, win je toch wel. Pas als je doorgroeit en de echte top haalt, zoals Manchester United, merk je dat het nodig is. Dan gaat het niet alleen om winnen, maar moet echt elke bal goed zijn. En lukt dat niet, ja, dan krijg je op je sodemieter. Maar dat is alleen maar goed. Daar leer je alleen maar van en het houdt je scherp.’
Wat nu ook anders is: we hebben geen persoonlijkheden. Jij boezemde bij tegenstanders tenminste nog angst in als je in de catacomben stond. Zo ver is De Ligt ook nog lang niet.
‘Nee, maar ook dat komt echt wel. Fysiek is De Ligt, die het met zijn spel al aardig laat zien, natuurlijk al wel een grote. Vergeet dat niet.’
Ze waren echt bang voor je, hè?
‘Ja, dat hoor ik wel vaker...’
Was dat niet zo dan?
‘Nou, het was niet zo dat ik daar bewust mee bezig was. Dat ik een bepaald imago aan het creëren was. Want die kale kop van me, dat was puur omdat ik van die enorme inhammen kreeg. Toen dacht ik: dan haal ik maar meteen alles eraf. Maar kennelijk zag dat er voor sommigen angstaanjagend uit.’
Zlatan Ibrahimovic werd daar niet warm of koud van. Kun je zeggen dat je met hem de grootste veldslagen hebt uitgevochten?
‘Met Zlatan ging het er inderdaad hard aan toe, maar zo waren er wel meer spelers, hoor. Neem Emile Heskey van Leicester City. Een enorme beer, en zo snel. Of wat te denken van Duncan Ferguson van Everton. Ook zo’n geweldenaar. Dat waren allemaal enorme clashes. Heel anders dan bijvoorbeeld de duels met Thierry Henry of Dennis Bergkamp. Maar dat is zo mooi aan het buitenland. Dat je constant wordt getest en niet op dezelfde manier verdedigt.’
Lees het hele interview op Blendle.