Luuk Koelman

Luuk Koelman: 'Het is de 5-jarige Hind. Zij is als enige nog in leven'

'Het laatste wat de centralist tegen Hind kan zeggen, is dat ze haar ogen moet sluiten, dan ziet ze de tanks niet’, schrijft columnist Luuk Koelman.

Luuk Koelman

Gaza-Stad, maandag 29 januari 2024. Israëlische troepen vallen de wijk Tel al-Hawa binnen. Overal explosies en geweervuur. Een Palestijnse familie propt zich in een kleine zwarte Kia Picanto. Weg hier, vluchten! Ze zijn met zijn zevenen. De 5-jarige Hind zit op de achterbank, samen met vier neefjes en nichtjes. Haar oom Bashar rijdt, tante Anam zit naast hem. Het is half één in de middag.

Ver komen ze niet. Een halve kilometer verder opent een Israëlisch pantservoertuig het vuur. Een mitrailleursalvo doorzeeft de Kia. Bashar en Anam zijn op slag dood, net als drie van de vijf kinderen. Alleen Hind en haar 15-jarige nichtje Layan zijn nog in leven. Beiden gewond. Layan weet met haar mobiel het Palestijnse Rode Kruis te bellen. ‘Ze schieten op ons,’ huilt ze. ‘De tank is nu naast me. We zitten in de auto.’ Het zijn haar laatste woorden. Weer klinkt een salvo. Gegil. En dan stilte. Seconden tikken voorbij. Dan klinkt een klein, angstig stemmetje: ‘Iedereen is dood...’ Het is de 5-jarige Hind. Zij is als enige nog in leven.

In de uren die volgen, blijft de centralist met haar aan de lijn. Hind heeft verwondingen aan haar rug, hand en voet. Af en toe raakt ze buiten bewustzijn. De centralist spreekt haar moed in, ze móét volhouden. Intussen nemen collega’s contact op met het Israëlische leger, om een veilige doorgang voor de ambulance te regelen. Maar dat duurt uren. Pas om 17.40 uur ontvangt de centrale via WhatsApp een kaart met daarop de toegestane route. Een ambulance vertrekt voor een rit van nog geen drie kilometer. Zwaailicht aan en de sirene uit. Het laatste wat de centrale van de ambulance hoort, is dat de Kia in zicht is. Maar ook dat een groen laserlicht op hen is gericht. Dan een explosie. De verbinding valt weg.

Intussen heeft de centralist nog steeds contact met Hind. Slechts één zinnetje blijft ze herhalen, als een mantra: ‘Ik ben zo bang. Kom me alsjeblieft halen...’ Maar het meisje raakt steeds vaker en langer buiten bewustzijn. Dan is ook de accu van haar telefoon uitgeput. Het laatste wat de centralist tegen Hind kan zeggen, is dat ze haar ogen moet sluiten, dan ziet ze de tanks niet.

Twaalf dagen gaan voorbij. Al die tijd kunnen hulpverleners de plek des onheils niet bereiken. Dat kan pas op 10 februari, nadat de Israëlische troepen zich hebben teruggetrokken. De Kia is doorzeefd. Onderzoekers tellen later 335 kogelgaten. In de auto liggen de zeven lichamen. Vijftig meter verderop staat de volledig verwoeste en uitgebrande ambulance. Van beide verpleegkundigen is bijna niets meer over, behalve een schedel, wat stukjes ruggengraat en een heupbot. Later vinden munitiedeskundigen fragmenten van een Amerikaanse granaat, gebruikt door Israëlische tanks. Nog meer onderzoek volgt. Satellietbeelden bevestigen de aanwezigheid van Israëlische tanks en pantservoertuigen, en dat het eerste salvo werd afgevuurd vanaf 13 tot 23 meter afstand. De schutter móét hebben gezien dat er burgers, waaronder kinderen, in de auto zaten.

En het Israëlische leger? Dat ontkent elke betrokkenheid. Gelijk hebben ze. Je kunt dat antisemitisme niet hard genoeg aanpakken.