Een hoog zoemend, bijna snerpend concert van elektronische tatoeagenaalden verwelkomt ons als we deur 416 binnenstappen op de Amsterdamse Ceintuurbaan. Hier zit de wereldberoemde tattooshop Schiffmacher & Veldhoen, in 2007 geopend door Henks dochter Morrison Schiffmacher en Tycho Veldhoen, de zoon van kunstenaar Aat Veldhoen.
Ontwerpen en tekenen doet Schiffmacher nog dagelijks naar hartenlust, de naald pakt hij minder vaak op. ‘Alleen bij speciale of extra mooie tattoos. Ik heb geen zin meer om de hele week het infinity-teken op mensen aan te brengen.’ Toch heeft hij een bewogen jaar achter de rug, waarin mijlpalen stuivertje wisselden met bijzondere klussen. Zo tikte Schiffmacher in maart de 65 aan. Een jubileum om te vieren? ‘Jazeker, ik vond het heel leuk om 65 te worden. Ik heb mijn hele leven lang al een wat oudere man willen zijn, dat geeft me namelijk de vrijbrief om wat meer sukkel en onnozel te zijn. Ik mag dingen vergeten, dat wordt me nu vergeven. Mijn verjaardag heb ik groots gevierd in Paradiso, dat feest was geweldig en over the fucking top.’
Een maand later regende het weer lintjes in ons land en ook de geboren Harderwijkse huidschilder kreeg op 26 april een onderscheiding opgespeld. Vanwege zijn veertigjarig jubileum werd hij geroemd als ambassadeur voor de tatoeagekunst, waarbij hij de tattoocultuur tot een gewaardeerde kunstvorm verhief en tegelijk een belangrijke rol speelde bij de hygiëne in het vak. Van wijlen burgemeester Eberhard van der Laan kreeg Schiffmacher het lintje dat hem Officier in de Orde van Oranje-Nassau maakte. ‘Het lintje ligt veilig thuis,’ grijnst de artiest die als een enthousiaste kleuter meteen naar zijn kleurpotloden grijpt.
Met een paar losse handbewegingen tekent Schiffmacher uit zijn hoofd de medaille na en triomfantelijk houdt hij de tekening tegen zijn borst. ‘Zo trots zag ik eruit. Ik vind het een eer, het doet me wat. Het is een erkenning van de koning, de Staat der Nederlanden, het volk, de samenleving. Qua kunstenaars hebben alleen Armando en Corneille eenzelfde onderscheiding gekregen. Ze hebben het internationale stuk van mijn werk blijkbaar aan hetzelfde kapstokje gehangen. Misschien iets te veel eer, maar wel een aanleiding om eens even lekker naast mijn schoenen te gaan lopen.’
Schiffmacher, die voor zijn tattookunst de hele aardbol bereisde, weet als geen ander dat het vroeger wereldwijd ondenkbaar was dat een tatoeëerder een koninklijke onderscheiding verdiende. ‘Traditioneel behoren we bij het schuim van de aarde. In Amerika bijvoorbeeld reisden tatoeëerders vroeger met de kermis mee; ze werden carnies genoemd en dat was geen goede naam. Ze vergrepen zich aan meisjes in de dorpen die ze aandeden en er reisden hoeren mee met zo’n circus; getatoeëerde artiesten vormden het tuig van het gezelschap.’
Pas bekomen van de waardering rondom het royale lintje, stapten Schiffmacher en zijn vrouw in mei op het vliegtuig naar Amerika. De tatoeagekeizer was uitgenodigd om in Philadelphia een lezing te geven op een tattooconventie. Maar eenmaal aangekomen in de VS ging het helemaal mis. ‘Ik was al kapot van de reis toen ik het vliegtuig uitstapte,’ schildert Schiffmacher de situatie nog maar eens na. ‘De cardioloog had me al allerlei pilletjes gegeven om mijn bloeddruk onder controle te houden, maar die was bij aankomst te hoog. Ik had het benauwd. Ze hebben me een week gehouden in het ziekenhuis, maar ik heb me er kostelijk vermaakt. Ik waande me af en toe in zo’n Amerikaanse ziekenhuisserie, waar je dan met grote paniek de klapdeuren open ziet zwaaien en een patiënt vol kogelgaten en messteken bloedend als een rund naar binnen wordt gereden, vergezeld van wild gebarende artsen die schreeuwend commanderen wat ze allemaal aan apparatuur en gereedschap nodig zullen hebben in de operatiekamer. Dat soort taferelen trokken daar aan me voorbij. Bovendien zat er een fantastisch vleugje getto tussendoor vanwege de ligging van het ziekenhuis: iedereen die er werkte, had een donkere huidskleur, gouden tanden of gevlochten haar. Ghetto meets science. Een tóplocatie.’
Terwijl Schiffmacher zijn ziekenhuisbezoek verder romantiseert, schudt zijn vrouw Louise haar hoofd. ‘Henk krijgt dit soort kuren altijd in het buitenland. Een paar jaar geleden lag hij in Mexico City met hartproblemen, toen we daar waren voor een congres. Ook ditmaal maakte ik me veel zorgen. Om Henks gezondheid, maar ook om onze verzekering, of die alle onderzoeken wel zou dekken, haha.’ De voorgenomen lezing in Philadelphia heeft de inktkunstenaar niet kunnen houden; onverrichter zake keerde het koppel terug naar huis.
Dat Schiffmacher om zijn eigen leed kan lachen, typeert zijn nuchtere levensinstelling. ‘Je moet jezelf altijd een beetje in de maling nemen, anders wordt het wel erg zwaar allemaal. Zo waarschuwen ze weleens voor de conditie van mijn lever. Die zou niet al te best zijn vanwege de idioot grote hoeveelheden alcohol die er in mijn leven langs zijn gegaan. Maar mijn lever houdt zich wel rustig, hoor. Zolang hij maar wat te drinken krijgt, haha! Ik probeer licht te leven, mede met behulp van humor. Ja, natuurlijk drink ik veel. Ik lust graag een borrel. Ik kan er ook goed tegen. Hoogstens word ik wat luidruchtiger. Zonder drank vind ik er gewoon geen reet aan. Ik sta echt niet op met een glas wodka naast mijn bed, ik zit niet tot diep in de nacht te zuipen en hoef niet strontlazarus te worden. Maar ik vind een borrel vanaf de namiddag gewoon bij mijn leven horen. Ik zou me geen leven zonder een drankje kunnen voorstellen. Er zijn wel meer dingen slecht voor me. Ik rook. Niet veel, maar ik rook. Een sigaret of acht, negen, tien per dag. Overdag probeer ik niet te roken. Als ik midden in de nacht wakker word, rook ik ook nog weleens een sigaretje. Ik wil niet stoppen met roken en drinken, waarom zou ik? Ik zou mezelf er onnodig mee kwellen. ’
Lees het hele artikel op Blendle.