Was Spartak Moskou – HFC Haarlem de dodelijkste voetbalwedstrijd ooit?

Wat gebeurde er in de slotfase van het UEFA Cup-duel tussen Spartak Moskou en HFC Haarlem? Exact 35 jaar geleden stierven 66 supporters tijdens gedrang in het Lenin-stadion. Of waren het er meer?

Spartak Moskou - HFC Haarlem

Zelfs voor Russische begrippen is de winter in 1982 vroeg en abrupt ingevallen. Was het op maandag 18 oktober nog vrij behaaglijk voor Moskouse begrippen, een dag later daalt het kwik opeens tot ver onder het vriespunt. Als de spelers van HFC Haarlem deze dinsdagochtend uit het raam van het immense Kosmos-hotel kijken, zien ze dat de Russische hoofdstad bedekt is door een dikke laag sneeuw. De idyllische aanblik geeft de trip nog meer de sfeer van een schoolreisje. Een beloning voor het uitschakelen van AA Gent, een ronde eerder in de UEFA Cup.

En dus trekt er op maandag een mooie Haarlem-delegatie de grens over. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Naast een zeventienkoppige spelersgroep, de technische staf en een handjevol bestuursleden, stappen ook een kok en een tolk in het Lufthansa-vliegtuig richting Rusland, waar de oude Sovjets nog de dienst uitmaken onder leiding van Leonid Brezjnev. Al bijna gebalsemd, maar officieel nog steeds in functie, al staat Joeri Andropov te trappelen om hem op te volgen. Toch wijst niets er in de herfst van 1982 op dat de erfenis van Lenin in andere, wat meer democratischere handen zou belanden.

In dat licht hoeft Haarlem zich op deze ijskoude woensdagavond in het immense Lenin-stadion niet te schamen voor de tegenstand die men biedt aan deze topploeg. Lange tijd staat er een acceptabele tussenstand van 1-0 op het scorebord, pas in de slotminuut komt er een tweede treffer bij. De inleiding van een hoop ellende, wordt jarenlang aangenomen. Want het is juist deze goal die een hoop mensen, al onderweg naar de uitgang, doet besluiten om om te keren, waarna op de door sneeuwval glad geworden trappen een enorm gedrang ontstaat. ‘Had ik die goal maar nooit gemaakt,’ zal schutter Sergei Shvetsov later zeggen.

Anti-Sovjetgeluiden steken steeds vaker de kop op tijdens duels van Spartak, daarom vindt de stadiondirectie het bij een duel als dit, waar alleen de diehard fans op af komen, raadzaam om de supporters overzichtelijk bij elkaar te houden in twee vakken. Tijdens het niet bijster meeslepende duel worden de gehate milities herhaaldelijk getrakteerd op spreekkoren, gelardeerd met sneeuwballen, flesjes en vuurwerk. Het provocatieve gedrag verleidt de politie om tegen het einde iedereen naar dezelfde nauwe uitgang te dirigeren, waar men uitgebreid de tijd neemt om baldadige elementen uit de meute te vissen en te ondervragen. Omdat de afdaling in het halfduister via een bochtig parcours loopt, ontbreekt het de mensen aan uit- en overzicht. Iedereen loopt maar zo’n beetje achter elkaar aan.

En dan gaat het mis. Er ontstaat gedrang in de slecht verlichte trappenhal. Mensen struikelen en vallen over elkaar heen, beneden kan men geen kant meer op. Al voordat de tweede goal valt, worden mensen doodgedrukt tegen het harmonicahek aan de onderkant van de trappenhal die op een kier was gezet door de ordetroepen.

Wat er beneden, in de krochten van het stadion, gebeurde, tart iedere beschrijving. Een van de ooggetuigen is de destijds piepjonge tennisser Andrei Chesnokov die het later zou schoppen tot Davis Cup-tennisser van zijn land en zelfs de mondiale top-10 haalde. ‘Op de gladde trappen kwam het tot valpartijen, waarbij iedereen over elkaar heen viel. Je kreeg een soort domino-effect. Je kon geen kant meer op, de stalen leuningen verwrongen onder het gewicht van de massa. De mensen werden gewoon doodgedrukt. Zelf kwam ik ook in de verdrukking. Door op een gegeven moment van de trap te springen, schuin naar beneden, kon ik mezelf in veiligheid brengen. Tussen rijen van lichamen door, was er een kleine uitweg. Velen waren dood, sommigen staken hun handen uit om gered te worden, maar ze zaten met hun lichaam vast in de kluwen van mensen. Ze klampten zich vast aan mijn benen, maar je kon ze er niet uittrekken. Eén jongen heb ik los weten te krijgen, die heb ik naar een ambulance gebracht. Maar ze konden niks meer voor hem doen, hij was dood. Beneden heb ik rijen lijken zien liggen. Naast elkaar, zeker een tennisveld lang. Ik alleen al heb die avond zeker honderd doden gezien. Dus het moeten er veel meer zijn dan 66.’

Lees het hele artikel op Blendle of bestel Nieuwe Revu 42 hier.