Edwin Struis

‘Juda de Vries, de Leeuw van Juda, werd in 1943 in Sobibor vermoord’

Als HFC Haarlem-keeper Juda de Vries in Westerbork aankomt, is hij zich nog niet bewust van de levensbedreigende situatie waarin hij verkeert. Edwin Struis: ‘Hij vroeg zijn vrouw om zijn voetbalplunje na te sturen, dan hoefde hij misschien minder hard te werken.’

Edwin Struis

In m’n jeugd passeerde ik het ontelbare malen onderweg naar de kantine van HFC Haarlem. Het keurig aangeharkte bloemperkje waaruit een marmeren monument verrees. Jaarlijks op 4 mei werd daar een mooi boeket met rood-blauwe linten gelegd. Het historische besef dat ik toen nog aan het ontwikkelen was, heb ik nu wel. Die gedenksteen herinnerde aan vijftien (oud-) leden van de voetbalclub die tijdens de Tweede Wereldoorlog de hoogste prijs moesten betalen voor onze vrijheid.

Neem bijvoorbeeld Jur Haak, een van de eerste prominente voetballers die HFC Haarlem kent. Samen met zijn broers Jan en Albert leeft hij zich uit in het verenigingsleven en wordt hij de drijvende kracht achter tal van evenementen die de club organiseert. Maar ook binnen de lijnen rijst zijn ster, in 1912 en 1913 maakt hij zelfs deel uit van het Nederlands elftal, in interlands tegen Duitsland en België. Zijn veelzijdige sporttalent blijkt helemaal als hij zowel het Nederlands record speerwerpen als ook het Nederlands record hoogspringen verbreekt.

Na zijn sportcarrière stort hij zich op het leraarschap aan het Amsterdams Lyceum, ook is hij een van de oprichters van het Montessori Lyceum. In de oorlog ontpopt hij zich, samen met echtgenote Jet, tot verzetsstrijder, ook verbergt hij Joodse onderduikers in huis. Op 3 augustus 1943 wordt een inval gedaan in huize Haak, waarbij de Gestapo vervalste bonkaarten en een stapel van Jan Camperts gedicht De achttien doden aantreft. De twee Joodse meisjes op zolder worden gelukkig niet ontdekt. Jur en Jet worden afgevoerd en belanden via kamp-Vught en Dachau in concentratiekamp Sachenhausen, waar Jur (53) op 30 januari 1945 bezwijkt aan de ontberingen.

Van Juda Heijman de Vries bestaat, naast mooie actiefoto’s, ook een fraaie kiek waarin hij in z’n nette kloffie zich omringd weet door jeugdige fans nadat HFC Haarlem op 2 juni 1929 het kampioenschap van de Tweede Klasse heeft veroverd na een gelijkspel tegen Zeeburgia. In z’n handen houdt hij de mascotte van het team vast, een konijn. Juda is een populaire keeper in die tijd, hij wordt de ‘Leeuw van Juda’ genoemd. Als hij in 1938 trouwt met Jansje Callo staat het zwart van de mensen op de Grote Markt. Zijn atelier op de Zijlweg, De Vries is kleermaker, wordt vaak bezocht.

Tijdens de oorlog duikt hij onder op het Wilsonsplein, nabij de Haarlemse schouwburg, maar hij wordt verraden door agenten die voor elke Joodse onderduiker die ze aangeven, 25 gulden krijgen. Als hij in Westerbork aankomt, is hij zich nog niet bewust van de levensbedreigende situatie waarin hij verkeert. ‘Hij vroeg mijn moeder zijn voetbalplunje na te sturen,’ vertelde zoon Albert tegen Haarlems Dagblad. ‘Want, zei hij: “Je weet dat ik graag voetbal en misschien hoef ik dan minder hard te werken.”’

Zijn liefde voor het voetbal redt hem niet. Juda de Vries wordt op transport gesteld naar vernietigingskamp Sobibor, waar hij op 12 mei 1943 wordt vermoord, 42 jaar oud.

Jur Haak en Juda de Vries, namen om nooit te vergeten.

Column
  • Noord-Hollands Archief