Edwin Struis

‘In deze pandemie is niets meer heilig, zelfs niet de eerste trainingskampen van het jaar.’

‘Ajax was in die tijd iets minder kapitaalkrachtig dan nu en werd elke dag op een veld neergezet dat nog het meeste weg had van een omgeploegde landingsbaan’

Edwin Struis

En wij maar denken dat je het enkel als PSV-voetballer (zie Davy Pröpper) zwaar te verduren hebt. Onderschat echter ook niet het vak van PSV-watcher. Moet je je al het hele jaar door dat calimero-achtige geweeklaag heen worstelen, is het eerste appje dat je, vers geland op het vliegveld van Malaga, onder ogen krijgt er een van de persafdeling met de boodschap dat het Spaanse trainingskamp per direct is komen te vervallen. Weg weekje zon, weg weekje verhalen. Ik zag de beteuterde gezichten van de collega’s al voor me. En die van het thuisfront ook... In deze pandemie is niets meer heilig, zelfs niet de eerste trainingskampen van het jaar.

Zelf heb ik er ook heel wat afgewerkt, als journalist dan, hè. De mix van oliebollen en champagne was ergens in de onderbuik nog aan het gisten of je stond alweer bepakt en bezakt op Schiphol om een club te gaan volgen in den vreemde. Bijvoorbeeld Feyenoord in Zuid-Spanje, waar de fans meer interesse hadden in jeugdheld Adriaan, van Bassie & Adriaan, die daar in de buurt ressorteerde, dan in de verrichtingen van hun sporthelden.

In het kielzog van Bayern München reisde ik in deze periode een keer af naar Qatar, waar Arjen Robben na ruim een half jaar blessureleed zijn rentree ging maken. Dagelijks verzamelden we ons op de velden van het Aspire-sportcomplex, waar het geluid van kwetterende vogeltjes uit tientallen boxen kwam. In Doha viel verder niets te beleven, nergens vermaak of vertier, slechts in wat achterafzaaltjes van buitenlandse hotelketens kon tegen woekerprijzen een glaasje bier worden geconsumeerd.

Deze tripjes in januari waren vaak van een treurigmakend gehalte. Zo kwam ik in de eerste maand na de millenniumwissel met Ajax in Tunesië terecht. Jan Wouters was net aangesteld als hoofdtrainer en beloofde me een paar dagen eerder op de nieuwjaarsborrel een interview. Een afspraak die hij zich eenmaal in Noord-Afrika plotsklaps niet meer wist te herinneren, zoals veel mensen binnen Ajax graag niet meer herinnerd willen worden aan de periode dat Wouters er trainer was. Het trainingskamp verliep redelijk rampzalig. Ajax was in die tijd iets minder kapitaalkrachtig dan nu en werd elke dag op een veld neergezet dat nog het meeste weg had van een omgeploegde landingsbaan. Onder het motto: je moet een gegeven kameel niet in de bek kijken, schikte de club zich in zijn lot.

Op uitgaansgebied was er ook niet heel veel te beleven. Vlakbij het hotel zat iets dat met enige fantasie op een discotheek leek en aan het eind van het trainingskamp kregen de spelers een avond vrij tot een uur of elf. Met voldoening keek Jan Wouters toe hoe rond die tijd de spelers in groepjes terug slenterden naar het hotel. Een half uurtje later nam hij samen met assistent Jan Olde Riekerink dezelfde weg. Achter zijn rug vrolijk uitgezwaaid door... een tiental spelers die de ondergrondse gang tussen hotel en disco hadden ontdekt. Zonder de strenge blikken van Grote en Kleine Jan, zoals het trainersduo enigszins smalend werd genoemd, werd het daar aan de Tunesische kust nog best gezellig.