Een geloofwaardige rol neerzetten in een film of serie is niet altijd even eenvoudig. Vraag dat maar aan Christian Bale, die voor zijn rol als broodmagere machinewerker in The Machinist 30 kilo afviel, om binnen zes weken weer diezelfde aantal kilo’s aan te komen voor zijn volgende film. Of Jamie Dornan, die avonden lang vrouwen achtervolgde op straat, om zich zo te kunnen inleven in het gedachtegoed van een vrouwenmoordenaar.
En het tikkeltje ongeloofwaardige verhaal van Imanuelle Grives als drugskoningin op Tomorrowland, in een ultieme poging zichzelf voor te bereiden op een soortgelijke filmrol, kennen we inmiddels ook wel.
De verwarrende wereld waarin Jack Nicholson zich in 1974 onderdompelde voor de opnames van One Flew Over the Cuckoo’s Nest, mag als ultieme blauwdruk worden beschouwd van de talloze wilde experimenten die daarop volgden. Voordat Nicholson het script voor Cuckoo’s Nest, de filmklassieker waarmee de eigenzinnige acteur zijn heldenstatus vestigde, ooit las, was hij al fan van de fictieve Randle McMurphy, de mafkees annex verkrachter die hij in de film vertolkt. De ijverige acteur was namelijk al bekend met de gelijknamige roman van schrijver Ken Kesey. En hoewel Nicholson tien jaar eerder nooit had durven dromen de hoofdrolspeler te worden in de film, liep hij dan toch, in de koude wintermaanden van 1974, voor de eerste keer het Oregon State Hospital binnen. In die psychiatrische inrichting, met daarin patiënten en veroordeelden van alle denkbare gradaties, zouden enkele weken later de filmopnames van start gaan. Nicholson beschouwde het als zijn taak om vooraf de sfeer te proeven in zo’n troosteloze omgeving. Dat die tactiek hem gaandeweg een serieuze depressie zou kosten, nam de acteur voor lief. Zijn vooronderzoek – het fanatiek doorspitten van duistere psycho-analyses van Sigmund Freud en Carl Jung – voerde Nicholson nog dieper in de belevingswereld van de veroordeelde gek die hij moest neerzetten.
Vliegende kippen
Voorafgaand aan die eerste stappen in het gesticht associeerde Nicholson de term ‘krankzinnigheid’ vooral aan mensen die vliegende kippen zagen. Een fenomeen uit de middeleeuwen. Stomverbaasd was hij dan ook toen hij zich voor de eerste keer tussen ‘echte patiënten’ begaf en hij hun gedrag niet minder onnozel vond dan de gemiddelde Amerikaanse consument. Waar Nicholson wel van schrok, waren de ziekmakende misdaden die om enkele van deze figuren heen hingen. En zo stond de ambitieuze acteur, nog in het begin van zijn carrière, wekenlang in nauw contact met een vriendelijk ogende man die iemand eens twintig messteken had bezorgd, een oudere meneer met een dubbele verkrachting – inclusief verminking – op zijn naam én een vent die met erotische gevoelens fantaseerde over bommen en explosieven. Na weer een lange dag van bizarre conversaties keerde Nicholson in de vrieskou huiswaarts, naar zijn lokale huurflatje, om in alle eenzaamheid te bevatten wat hij nu weer allemaal had gezien en gehoord.
De opnames van Cuckoo’s Nest zijn voor Nicholson minstens zo memorabel. Kort na de première deelde de acteur het verwarrende moment toen hij voor de eerste keer op de filmset arriveerde. ‘Ik wandelde de sombere speelkamer van de inrichting binnen. Daar liepen een stel vreemde mannen in hun pyjama te biljarten. Ze speelden zo vastberaden als idioten. Een oude man met een slordige bos witte haren keek dommig toe en een lange man zonder haar en vingernagels dwaalde doelloos rond. Een verzorger in een witte jas hield de boel nauwlettend in de gaten. Deze mannen bleken later helemaal geen patiënten, maar acteurs die zich vermaakten tijdens een filmpauze. Ja, er zat één echte patiënt tussen: de verzorger in de witte jas. Die had een rolletje als begeleider in de film.’
Met die werkwijze – het casten van echte psychiatrische patiënten om de film geloofwaardiger te maken – werd overigens heel voorzichtig omgesprongen. Het idee van de castingdirecteur om 35 ‘echte gekken’ in de achtergrond van een scène rond te laten dwarrelen, werd door regisseur Milos Forman keihard de grond ingeboord. Een politiek correct besluit, maar dat leverde producent Michael Douglas wel 35 vacatures op voor figuranten met een betoeterd uiterlijk. De volgende dag plaatste Mel Lambert, een lokaal castinghulpje, een oproep in de lokale krant: ‘Gezocht: 35 filmfiguranten. Heb jij een gezicht waar een weerwolf van schrikt? Ben je moddervet? Broodmager? Moeten mensen overgeven als ze naar jou kijken? Meld je aan!’ De sollicitaties stroomden binnen. ‘Iedereen in het dorp had het over die advertentie. Die dag ben ik wel honderdvijftig keer gebeld,’ blikte Lambert destijds terug. ‘Een gozer zei dat hij een neus had als Pinokkio. Een ander zei: neem alstublieft mijn vrouw. U kunt haar vijf dagen gebruiken, of tien, wat u wilt. Als u haar daarna maar in dat gekkenhuis opsluit en nooit meer vrijlaat.’
IJlende sufferds
Gaandeweg het filmproces voelde Nicholson zich tussen de gewetenloze criminelen, hopeloos verwarden en ijlende sufferds alsmaar ongemakkelijker. En op een enkel moment onveilig. In een achteloos moment deed Nicholson een plasje op het toilet van de gesloten afdeling, buiten het zicht van de beveiligers. ‘Ik stond ineens pal naast een grote vent, die net zo goed een bijlwerpende moordenaar kon zijn. Ik ben nog nooit zo voorzichtig weggelopen. Niet de slimste beslissing van mijn leven.’
Nicholson dook nog verder in zijn rol en vroeg zelfs om getuige te mogen zijn van een elektroshockbehandeling, een even zeldzaam als omstreden middel om trauma’s te bestrijden. En zo geschiedde. Terwijl een lijvige patiënt een hevige stroomstoot in zijn hersenpan bevocht, probeerde Nicholson, worstelend tussen vakmanschap en walging, de afgrijselijke vervormingen van diens gezichtsuitdrukkingen te vangen. Die ervaring maakte van Nicholson een betere acteur, maar ook een depressiever persoon.
Het was op deze filmset dat Nicholson kennismaakte met de uitdagingen van filmen op waarheidsgetrouwe locaties. Op het moment dat een naïeve technicus de geesteszieke patiënten op de derde verdieping te hoog inschatte, bijvoorbeeld. ‘Tjonge, als ik gek was, zou ik zou uit dat open raam springen,’ had hij voor de grap geroepen. Amper vijf minuten later klonk er een doffe knal en luid gekerm, precies onder dat open raam. De geïnspireerde patiënt brak zijn sleutelbeen en haalde de nationale voorpagina’s met een memorabele krantenkop: ‘One Flew Out of the Cuckoo’s Nest’. De springer begreep overigens niets van die titel. ‘Ik vloog helemaal niet. Ik kan toch niet vliegen? Ik probeerde uit het raam te springen. Ik wilde gewoon naar huis.’
Nicholson was 38 jaar toen Cuckoo’s Nest in première ging. Hij won er de eerste van zijn drie Oscars mee en oogstte wereldwijd lof, maar het beginnende acteurtje van tien jaar eerder was hij allang niet meer. Sinds zijn doorbraak in 1969, als de alcoholistische advocaat George Hanson in de filmklassieker Easy Rider, was Nicholson al direct een van de meest geliefde en veelgevraagde acteurs in Hollywood. Dat was een toevalstreffer: die iconische rol was eigenlijk bestemd voor de grote Rip Torn. Nicholson kwam pas in beeld nadat Torn er zelf de brui aan gaf, na een verhitte woordenwisseling met producent Dennis Hopper. ‘Vóór Easy Rider was ik een wanhopige, jonge acteur die probeerde op te vallen en iets van een filmcarrière te creëren,’ blikte Nicholson later terug op het keerpunt van zijn carrière. ‘Ik maakte deel uit van een soort ondergrondse filmbeweging. Op de set van Easy Rider werkte ik vooral als assistent van de producers. Toen die grote kans zich dus eindelijk voordeed, was ik er helemaal klaar voor.’
Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest het op Blendle.
In het artikel lees je meer over het leven van Jack Nicholson. ‘Bij Jack zag je geen techniek of werkwijze. Als hij acteerde, speelde het echte leven zich gewoon voor je neus af’
- Warner Bros