In de Oekraïense plaats Broniki treft het Russische leger een vijandig onderdeel van 180 manschappen dat zich overgeeft. De soldaten worden gedwongen zich uit te kleden, en moeten al hun kostbaarheden overdragen. Zwaargewonden wordt direct de schedel ingeslagen. De overige mannen worden in groepjes van vijftien bijeengedreven en vervolgens met geweervuur afgemaakt. De lijken blijven liggen.
Een nieuw dieptepunt in de huidige strijd in Oekraïne? Nee, het is een van de oorlogsmisdaden van het Rode Leger die historicus Wim Berkelaar beschrijft in zijn boek De schaduw van de bevrijders. De tegenstanders in kwestie waren oprukkende Duitse eenheden tijdens Operatie Barbarossa (1941). De Duitsers hebben vreselijk huisgehouden tijdens hun veldtochten in Oost-Europa. De vraag is: gaf dat de Russen een vrijbrief hetzelfde te doen? Ook in het huidige conflict is dat een relevant punt. Want wanneer wordt oorlogsgeweld een misdaad?
Zeven horloges om
In een gesprek met Wim Berkelaar (1960) is de stap van verleden naar heden snel gezet. Berkelaar ontvangt in het Historisch Documentatiecentrum van de VU te Amsterdam, waar hij vast aan verbonden is. We hadden onze afspraak nog niet gemaakt of het nieuws werd overspoeld met berichten over oorlogsmisdaden door de Russische bezettingsmacht van Oekraïne. Niet gek dat ons gesprek eerst over Oekraïne gaat.
Wim is niet verbaasd over het wangedrag, en noemt onder meer de betrekkelijke armoede van de Russische soldaat als een van de redenen. ‘Rusland is geen derdewereldland, maar wel een tweedewereldland, qua welvaart. Dat verklaart die grootschalige plunderingen. Groepen soldaten die teruggaan naar huis maken hele pakketten klaar die ze opsturen naar Novosibirsk in Siberië. Dat was in WO2 niet anders. Die Russen kwamen in West-Europa en zagen overal zaken die ze thuis niet hadden. Er zijn bekende foto’s van Russische soldaten met wel zeven horloges om. Gelegenheid maakt de dief.’
Berkelaar betwijfelt of er een van boven opgelegde strategie achter de huidige oorlogsmisdaden zit. ‘Ik geloof niet dat door Poetin en zijn kliek een-op-een gezegd wordt: roof maar raak. Het is wel zo dat als jij je manschappen vertelt dat een land en diens inwoners geen bestaansrecht hebben, je een vrijbrief voor misdragingen afgeeft. Zulke mensen mag je ook martelen, verkrachten en vermoorden. Ze zijn toch minderwaardig.’ Ook de propagandamachine van Stalin heeft jarenlang gehamerd op het zogenaamde beestachtige karakter van de Duitsers.
Als historicus met als specialisme de Tweede Wereldoorlog ziet Wim Berkelaar overal parallellen tussen toen en nu. Hij denkt zelfs dat voor jonge generaties de confrontatie met nieuwe oorlogsgruwelen een functie kan hebben. ‘De Tweede Wereldoorlog is voor Nederland een ijkpunt, maar het was een leeg ijkpunt geworden. Jongeren hadden geen besef meer wat een oorlog doet. Nu zien we de verschrikkingen zelf, arriveren er weer vluchtelingen in ons land en dienen zich allerlei dilemma’s aan. Wat doen we met wapenleveranties? Hoe gaan we om met oorlogsmisdaden en plunderingen?’
Hij haalt de bestseller van Rutger Bregman aan die stelt dat ondanks alle ellende de meerderheid van de menselijke bevolking het goede nastreeft: De meeste mensen deugen. ‘Maar de andere kant is er ook. De mens is dan misschien niet van nature slecht, maar hij is wel tot alles in staat. Hij heeft de keuze een Markies de Sade of een Albert Schweitzer te worden.’
Brute behandeling
Aanleiding voor het gesprek is het boek dat Wim al in 1995 publiceerde: De schaduw van de bevrijders. Hierin bespreekt Berkelaar het ongemakkelijke onderwerp van geallieerde oorlogsmisdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de uitvoerige verslaggeving over WO2 is dat nog steeds een onderbelicht gebied. Bekend zijn de zinloze bombardementen op Duitse burgerdoelen waarbij meer dan honderdduizend doden vielen. Veel minder bekend is de vaak brute behandeling van Duitse krijgsgevangenen, en niet alleen door de Sovjet-Unie. En vrijwel onbekend zijn de grootschalige plunderingen door Britten, Canadezen en Amerikanen bij de bevrijding van Zuid-Nederland.
Berkelaar stuitte op dat laatste toen hij onderzoek deed in het Rijksarchief Gelderland. ‘Daar liggen hele dossiers vol klachten van burgers. Dan lees je: ze kwamen als bevrijders, en zo hebben we ze ook onthaald. Maar ze hebben zich vreselijk misdragen.’ Het plunderen begon rond de verloren Slag om Arnhem, september 1944. ‘Dan zit in Gelderland een bulk van militairen die inkwartiering krijgen te midden van de burgerbevolking. Soms “naasten” ze zo’n huis, zoals dat heet, en wordt het betrokken. Soms plunderen ze links en rechts. En dat is natuurlijk een schok voor de burgers, omdat het bevriende naties zijn.’
Hard geraakt werden dorpen rond Nijmegen en in de Betuwe. Gemeenschappen als Valburg, Andelst en Zetten, die onbeschadigd de bezetting waren doorgekomen, werden alsnog zwaar getroffen. Omdat de bevolking wegens gevechten was geëvacueerd hadden de geallieerde soldaten vrij spel. Huizen werden opengebroken en leeggestolen, vee werd geslacht en hele inboedels werden moedwillig vernield. De ironie wil dat Duitse soldaten die zich in bezet Nederland misdroegen door hun superieuren streng gestraft werden. Pas bij het verlaten van Nederland sloegen Duitse troepen aan het roven. Geallieerde plunderaars konden vrijwel onbestraft hun gang gaan.
Ook Groesbeek moest wegens felle gevechten geëvacueerd worden. Toen de bevolking terugkeerde troffen inwoners meer dan duizend geplunderde en vaak zinloos verwoeste woningen aan. In dorpen als Malden en Beuningen ontving de politie veel klachten over insluiping, veediefstal en verkoop van gestolen goederen aan burgers. Militair commissaris Blaauw, verantwoordelijk voor de orde in het net veroverde gebied, was zelfs bang dat er een anti-Engelse stemming door zou ontstaan. Hij reisde af naar Londen om aan de militaire top verslag uit te brengen. Dat moet heel ongemakkelijk zijn geweest, denkt Berkelaar. ‘Het Nederlands militair gezag stond onder Amerikaans en Brits gezag. Er was altijd een verlegenheid van Nederlanders die hier de orde moesten handhaven. Je spreekt jouw bevrijder aan op misstanden, dat ligt toch gevoelig.’
Het hielp ook niets. De vernielingen en plunderingen gingen onverminderd door. In Gennep werd een teruggekeerd gezin de toegang tot hun huis ontzegd door ingekwartierde Britten. De vader besloot net zolang in een schuur tegenover de woning te bivakkeren tot de soldaten waren vertrokken. Dat duurde zes weken, vertelde de dochter aan Berkelaar. ‘Ze vertrokken met een vrachtwagen volgeladen met spullen. Ik zag dat ze onze piano oplaadden. In huis was niets meer. Geen lepel, geen vork – helemaal niets. De vloeren waren kapot, de deuren waren uit de sponningen gerukt, er was vuur gestookt in de keuken. Mijn vader was woedend, maar hij heeft er na de oorlog nooit meer over gesproken.’
Testosteron
Berkelaar denkt wel een verklaring te hebben voor de structurele misstanden in het gebied. ‘De strijd aan de zuidflank van Nijmegen was veel heviger dan verwacht, met een gigantische tegenstand van de Duitsers. Dan verhardt de strijd en verharden ook die militairen. Ze worden onverschilliger. Dan wordt zo’n legereenheid een eigen wereld, onderschat dat niet. Je staat los van alles; van moraal, van de burgerbevolking. Je trekt samen rond, er loopt geen vrouw tussen, dus is het allemaal testosteron. Er is de druk van moeten vechten. Dan beland je in een soort tunnel.’
Na de bevrijding ging het plunderen nog even door en werd het oorlogsbuit. ‘Soldaten hadden het gevoel: dit hebben wij voor elkaar gekregen, dit is onze beloning. Zij haalden immers de kooltjes uit het vuur. Het is allemaal psychologie. Jij bent de bevrijder, jij hebt de macht en wordt aanbeden, dus heb je bepaalde rechten.’ Wel was er alleen sprake van plunderen, niet van verkrachten. Ook niet omdat de meisjes vaak zelf al naar die soldaten toekwamen. En door onderdelen met een sterk gezag werd veel minder geplunderd. ‘Als een kolonel met zijn vuist op tafel sloeg en zei: afgelopen, dan was het ook afgelopen.’
In 1995 waren Berkelaars bevindingen schokkend, ook voor hemzelf. ‘Het was een andere tijd. Een boek als Grijs verleden (2001), waarin Chris van der Heijden de goed/fout-tegenstelling nuanceert, was nog niet verschenen. Alles lag erg gevoelig. Ik was echt onthutst toen ik die dossiers aantrof, had er nooit bij stilgestaan dat dit ook kon gebeuren. De schaal was zo groot, en het idee dat dit van bevrijders kwam was onwerkelijk. Alle bevrijdingsbeelden die je kent tonen jeeps door de straten met vrolijke, gelukkige mensen erop. Daar bleek een grimmige achterkant bij te horen.’
Hij denkt dat die schok ook komt doordat de beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog lang simplistisch is geweest: goed versus kwaad. ‘Dat is vooral een westers verhaal, van onze kant. Wij hebben in Nederland vijf jaar lang oorlog gehad, en dat was gruwelijk. Na anderhalve eeuw vrede werd Rotterdam gebombardeerd, werden er honderdduizend Joden afgevoerd, kwam er een Hongerwinter. Maar voor de rest van de wereld was het veel minder zwart-wit.’ In landen als Polen, Servië, Hongarije en Oekraïne is het verhaal over de tweede wereldoorlog een stuk complexer.
Dat er van meet af aan iets niet klopte aan het goed versus kwaad-verhaal komt door de dubieuze rol van de Sovjet-Unie in het verloop en de afwikkeling van de oorlog. Rusland werpt zich graag op als de vernietiger van nazi-Duitsland, maar in 1939 was het Stalin die een pact met Hitler sloot om Polen te kunnen verdelen. Berkelaar: ‘En na de oorlog was heel Oost-Europa aan de beurt, via het Warschaupact. Die landen hebben geen vijf, maar vijftig jaar geleden. Dus het WO2-verhaal dat wij kennen is een typisch Nederlands verhaal.’
In zijn boek besteedt Wim Berkelaar veel aandacht aan de wandaden van de Sovjets in de Tweede Wereldoorlog. Dat begon al in 1943, toen de Duitsers in het bos van Katyn in Polen de lijken van 20.000 Poolse officieren aantroffen. Het waren krijgsgevangenen, gefusilleerd door de Russen. Toen het tij voor de geallieerden keerde en er steeds meer Duitse krijgsgevangenen werden gemaakt, namen de schendingen van het oorlogsrecht ook toe, met name door de Sovjet-Unie. Gevangen genomen Duitsers wachtten onder het Sovjet-regime jaren van opsluiting, mishandeling, uitputting en uithongering. Honderdduizenden keerden helemaal niet terug.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest het op Blendle.
In het artikel lees je meer over oorlogsmisdaden van de geallieerden. ‘Volgens artikel 79 van de Conventie van Genève genoten zij bescherming en mochten ze na de oorlog niet teruggestuurd worden. Toch liet het Brits opperbevel 25.000 Kozakken verschepen naar de Sovjet-Unie waar ze direct de Goelag ingingen. ’
- NIOD