‘Kramen vol ebbenhouten curiosa en massieve nazi-strijkbouten’
‘Wat kan ik zeggen van deze malle bende duitendieven?’
De dingen die we doen voor liefde zijn talrijk en niet altijd even leuk. Zo moesten we laatst naar het theater in Harderwijk om de voorstelling Tis hier geen hotel te bekijken, een langgerekte weeklacht van drie moeders over de verschrikkingen van het leven met hun tienerkinderen. En een stevige beproeving voor iedere man, al was het maar vanwege het schelle gelach van de vrouwen in de zaal, en dat om grapjes die je al van verre zag aankomen. En die niet zelden over piemels gingen.
Maar hé, als dat nou alles is. Aanzienlijk ingrijpender was onze deelname aan een brocante, je weet wel, zo’n uitstalling naar Frans voorbeeld, afgelopen zaterdag op een recreatiegebied ten zuiden van Rotterdam.
We waren hier terechtgekomen omdat de garage thuis alweer geruime tijd uitpuilde van de verhuisdozen met mooie spulletjes van mijn schoonouders zaliger, en die moesten nu toch maar eindelijk eens een nieuwe bestemming krijgen, zei mijn vrouw. Want weggooien was zo kil, en wie weet was het wel gezellig. Op de brocante.
Bij puur toeval kwamen we terecht op de jaarmarkt in Mijnsheerenland, waar zij is opgegroeid, en waar haar broer, mijn zwager, onlangs in de buurt was komen wonen. Als dat geen karma was, wist ze het niet meer, en al helemaal niet toen ook nog bleek dat wij het allerlaatste plekje op het terrein hadden weten te bemachtigen!
Wat kan ik zeggen van deze malle bende duitendieven? Met kramen vol ebbenhouten curiosa en massieve nazi-strijkbouten? Serviezen zo ver het oog reikt en voorwerpen die vast wel ooit een functie zouden hebben gehad, maar god mocht weten welke… Wij verkochten binnen een mum van tijd een muffe lokeend, een replica van een porseleinen Chucky-doll, een koperen weegschaal en een set loodzware kledinghaken. Aan arglistige scharrelaars die voor de eigen handel de brocante op pareltjes afschuimen, en aan slagschepen in pastelroze campingsmoking, die na drie keer kijken-niet-kopen eindelijk een drietal kopjes voor twee kwartjes het stuk in de tas lieten glijden. Verder bleef het goeddeels stil.
Hoogtepunt was nog dat mijn zwager, een onversneden salestijger, bijna met de koop werd inbegrepen door twee ruimdenkende Rotterdamse swingers, die het in zijn strakke billetjes wel zagen zitten. Het was verder gruwelijk en we mochten pas weg toen de laatste bezoeker het brocanteterrein had verlaten.
De grote vraag was natuurlijk: hebben we nog wat verdiend? Antwoord is nee. Met aftrek van de huur van de standplaats, vier broodjes worst, twaalf bier, en met de spotprijzen die wij hebben gerekend voor zeven bananendozen ‘overige meuk’ kwamen wij – als eerste, dat wel – weg met een klein verliesje. Maar we hoeven gelukkig nooit meer naar de brocante. En dat is natuurlijk óók winst.
Ben jij ook zo iemand die graag haantje de voorste is? Mooi. Volg Nieuwe Revu dan op Facebook, dan krijg je de columns altijd als eerste te zien. Of abonneer op onze nieuwsbrief. Sturen we onze beste artikelen gewoon naar je toe.