‘Where can I get my cock sucked, where can I get my ass fucked,’ kreunde Mick Jagger in Cocksucker Blues, een song die The Rolling Stones in 1970 opnamen om van hun contract met Decca af te komen. De platenmaatschappij zag er geen hitmateriaal in, zodat de akoestische blues over een schandknaap in Londen alleen op bootleg verscheen.
Maar de kogel was door de kerk. Een paar jaar later verscheen een gelijknamige Stones-documentaire, gemaakt door de Amerikaanse fotograaf en filmmaker Robert Frank. Cocksucker Blues is een bijna twee uur durend verslag van de tournee die de band in 1972 door Amerika maakte. De Stones verkeerden op de top van hun kunnen. Ze hadden net het rauwe dubbelalbum Exile on Main St. uitgebracht, de opvolger van het minstens zo voortreffelijke Sticky Fingers. Hun songs hadden sinistere titels als Sister Morphine, Brown Sugar, Rip This Joint en Torn and Frayed.
‘I can see that you’re fifteen years old, I don’t want your ID,’ zong Mick in de rol van pederast als ze Stray Cat Blues speelden in tot de nok toe gevulde Amerikaanse stadions. Ja, de vijf Londense muzikanten genoten met volle teugen van hun roem. Franks documentaire moest hun onaantastbare status als ‘greatest rock-’n-rollband in the world’ vastleggen en bevestigen. De filmmaker had één voorwaarde gesteld: de bandleden mochten geen ‘nee’ zeggen als de camera voor hun neus verscheen, anders zou hij er meteen mee kappen. De wereld moest een goed idee krijgen van wat zich zoal tijdens zo’n tournee afspeelt.
Toen ze het eindresultaat te zien kregen, schrokken de Stones zich een ongeluk. ‘Het is een fucking goeie film, Robert,’ zei Jagger, ‘maar als hij in Amerika wordt vertoond dan komen we het land nooit meer in.’ De band stapte subiet naar de rechter, die besloot dat de documentaire maximaal vier keer per jaar mocht worden vertoond, en dan alleen in het bijzijn van de regisseur. In Nederland was hij in 2015 te zien tijdens IDFA.
Vanwaar de ophef en cultstatus? Wel, Cocksucker Blues, deels in zwart-wit geschoten met Super 8-camera’s, geeft een ongekuist inkijkje in het hedonisme van de toenmalige rockgrootheden, met de kijker als ongelovige voyeur. Frank richt de schokkerige camera’s niet, zoals verwacht, op de optredens, maar op het decadente circus van muzikanten en hun entourage van roadies, groupies, dealers en klaplopers. Hij presenteert de Stones niet als sterren, maar als mensen – in al hun lelijkheid.
De bandleden van Led Zeppelin zouden een vers gevangen modderhaai in de vagina en het rectum van een op het bed vastgebonden tienergroupie hebben geduwd
Klaar voor masturbatie
We tekenen 1972. Wie iets in de geest van #MeToo sputtert wordt hard uitgelachen, en rocksterren kunnen al hun fantasieën ongestraft botvieren. Vrijwel meteen zien ze Jaggers hand over zijn gulp glijden, dan in zijn kruis tasten, klaar voor masturbatie. Kort daarop wordt er een joint gerold. De eerste schok komt rond minuut 17. De band en aanhang zitten in de privéjet van de Stones, voorzien van een groot hotlips-logo. Voor het oog van de camera wordt er stevig gepijpt en geneukt. Dan wordt een jonge vrouw door een roadie opgetild en doorgegeven. De vrouw gilt. De immer gedistingeerde drummer Charlie Watts staat op en loopt weg. Maar Jagger en Keith Richards en wat anderen staan eromheen, trommelend op percussie, als moderne Caligula’s de boel ophitsend.
En zo gaat het door. Mick snuift cocaïne van de punt van een mes. De band excelleert met een omineuze versie van Midnight Rambler, een song over een seriemoordenaar en verkrachter. Mick in zijn jumpsuit speelt voor duivel. In een andere scène dient een jonge vrouw zich onder het toeziend oog van Keith een shot heroïne toe. Keith zelf, getoupeerd rattenkapsel en rottend gebit, dommelt in de volgende scène op haar schoot weg. De vrouw vlijt op haar beurt het hoofd tegen zijn heup en dommelt mee – samen in een heroïneroes.
We zien de band onderweg in het Diepe Zuiden, op zoek naar fatsoenlijk eten, voor de verandering in een tourbus. Ze stoppen bij een poolhal, spelen met zwarte stamgasten die geamuseerd kijken naar die bleke Engelsen. Het is het enige moment in de film waarop de Stones het werkelijk naar hun zin lijken te hebben. Later staren ze met holle ogen naar de televisie, iets over Amerikaanse voorverkiezingen. Bij hun optreden wemelt het van de beroemdheden. We onderscheiden kunstenaar Andy Warhol, schrijver Truman Capote en Jackie Kennedy’s zus prinses Radziwill. ‘Fuck you!’ schreeuwt Jagger naar een fotograaf die hem met een camera achtervolgt. Nog een dieptepunt: na 80 minuten zien we Keith en saxofonist Bobby Keys in een hotelkamer een televisie van de muur rukken om hem daarna door het raam naar beneden te smijten. ‘Television’s boring anyway,’ zegt Keys opgetogen.
Cocksucker Blues is een meesterwerk dat de nihilistische tijdgeest perfect vastlegt. Goedbeschouwd draait het allemaal om de verslavende werking van adrenaline – twee uur sta je op het toneel en daarna moet je 22 uur lang de verveling verdrijven. De oplossing dient zich aan: gewillige meisjes, drugs, drank en hotelkamers die erom smeken verbouwd te worden. De film roept de vraag op: hoe te ver kun je gaan? Het is de ontluistering die blijft hangen. We horen Keith op de piano een desolate gospelblues spelen. ‘Ain’t it funny how life has changed,’ zingt hij met wankele stem.
Herman Brood
In Nederland speelden dergelijke excessen zich op veel kleinere schaal af. Onze equivalenten van The Rolling Stones waren The Outsiders en Q65, maar die waren in 1972 al uit elkaar of liepen op hun laatste benen. Aan het eind van de seventies maakte Herman Brood furore met zijn Wild Romance, en in hun kleedkamers voltrokken zich beslist liederlijke taferelen. Maar met een bestelbusje van Roermond naar Ridderkerk is toch anders dan met je privéjet van Seattle naar San Francisco.
De enige vaderlandse band die in de jaren zeventig internationaal meetelde, was Golden Earring dankzij hun hit Radar Love. Maar Earring was begonnen als vriendelijk beatbandje, en zelfs tijdens de wilde jaren bleef het gedrag van de vier mannen redelijk binnen de perken. Alleen zanger Barry Hay leefde er op los, getuige de verhalen in zijn biografie Hay en Pieter Franssens boek Haags(ch)e Bluf. Franssen laat daarin tourmanager Maarten Baggerman aan het woord, die vertelt over oudejaarsavond 1977 in Atlanta: ‘Het Sheratonhotel zat met twee verdiepingen geteisem. Met de drummer van Ted Nugent hadden we een gigantische fles champagne gekocht voor 650 dollar. Het paste precies in de badkuip. We hadden wat neusvreugd geregeld via de promotor. Allemaal envelopjes voor de roadies met een dollarbiljet om op te rollen. Het was één groot feest. De hele nacht hebben we doorgestoomd, en de volgende dag zijn we naar New York gegaan, waar we gewoon doorgingen met zuipen, snuiven, eigenlijk alles wat God verboden had. Alleen Rinus Gerritsen deed niet mee. Hij is geen droogkloot hoor, maar hier doet hij simpelweg niet aan mee.’
Elders: ‘Orgies hebben we ook weleens gedaan. George Kooijmans was er ook niet altijd even happig op. Het was meer Barry die er een sport van maakte. We kregen ook opdracht bepaalde meisjes die hij zag bij het optreden voor de bühne, de kleedkamer in te loodsen. Ze kwamen altijd. “No head, no backstagepass,” aldus Baggerman die volgens Haags(che) Bluf een aanklacht wegens seks met een minderjarige met 15.000 dollar moest afkopen.
Dat was een incident waar de leden van Led Zeppelin minzaam om geglimlacht zouden hebben. Vorig jaar verscheen een nieuw boek over de band, Led Zeppelin: The Biography, geschreven door de gerenommeerde rockschrijver Bob Spitz. Aanvankelijk hadden de leden hem alle medewerking toegezegd. Maar gezien de opkomst van de #MeToo-beweging kregen ze het advies om stommetje te spelen. ‘Die mannen zijn vervolgbaar,’ zei Spitz in een interview. ‘Ik herinner me dat ik naar Groot-Brittannië ging voor wat interviews. Een douanebeambte vroeg me, nadat ze op m’n paspoort zag dat ik biograaf was, wat ik er kwam doen. “Ik ben de biograaf van Led Zeppelin,” zei ik. Ze vroeg of dat een interessant verhaal was. Ik keek haar strak aan en zei: “Als jij denkt dat een man van 28 naar bed moet gaan met een 12-jarige, dan is het een interessant verhaal.”’
Qua excessen liet Led Zeppelin The Rolling Stones de hielen zien. In 1972 was het Britse viertal uitgegroeid tot de grootste rockband ter wereld. In vergelijking met de Stones waren ze jong. Mick en zijn maten draaiden al tien jaar mee, en twee Stonesleden waren de dertig al gepasseerd. Mick oogde androgyn en Keith elegantly wasted, dat was spannend. Maar hun geluid was oud: blues en rock-’n-roll, gelardeerd met soul en country. Led Zeppelin daarentegen klonk nieuw, jong en explosief. Luister naar nummers als Communication Breakdown, Dazed and Confused, Ramble On, Whole Lotta Love, Immigrant Song en Black Dog, van de eerste vier albums die in een vlaag van hyperenergie tussen 1969 en 1971 verschenen.
Drummer John Bonham leek met heipalen in plaats van drumstokjes te werken, maar legde tevens een fenomenaal gevoel voor ritme en swing aan de dag. Gitaarvirtuoos Jimmy Page gaf bluesthema’s nieuwe, onverwachte, superheavy impulsen, waardoor Led Zeppelin al met hard/zacht experimenteerde toen Kurt Cobain nog in de luiers liep. Bassist John Paul Jones was een meester op de basgitaar en keyboards. Maar het was vooral de uit duizenden herkenbare stem van Robert Plant die de band zijn unieke geluid gaf.
Plant klonk vanaf de eerste woorden van het eerste nummer van het eerste album als een door seks bezeten banshee. ‘In the days of my youth I was told what it means to be a man,’ gilde hij. Maar hij kon ook heel lief en meisjesachtig klinken, zoals op het liefdesliedje Thank You van Led Zeppelin II. Met zijn lange blonde haren, idioot strakke jeans en deels ontblote bovenlijf oogde hij als een adonis, de perfecte tegenhanger van de broodmagere Page wiens lijkbleke gezicht verscholen ging achter lang zwart krullend haar. Waar Plant een pure hippie was, was Page geïnteresseerd in zwarte magie, masochisme en perversiteiten. Hij had de eerste vier woorden van het credo van de Britse occultist Aleister Crowley (1875-1947) in de eindgroeven van Led Zeppelin III laten etsen: ‘Do what thou wilt shall be the whole of the law.’ Page wilde totale vrijheid. Page zei: ‘Fuck de sixties, wij gaan het nieuwe decennium vormgeven.’ Led Zeppelin rook naar seks. Led Zeppelin was heavy. Led Zeppelin was gevaarlijk.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest het op Blendle.
In het artikel lees je meer over Rock 'n Roll. ‘Met de opkomst van punk werd Led Zeppelin ineens tot de ouwelullenbrigade gerekend. De band verloor zijn glans. Sommigen weten dat aan Page en diens bemoeienissen met zwarte magie.’