Jan Heemskerk

'In feestkostuum achter de tralies'

‘We kwamen niet ver. Tot aan de massieve alcoholfuik bij het benzinestation aan de Gooiseweg, om precies te zijn’

Jan Heemskerk

Ik ben in mijn leven drie keer aangehouden vanwege rijden onder de invloed van alcohol. De eerste keer reed ik iets te opzichtig na sluitingstijd vanuit de kroeg naar huis, de tweede keer dacht ik na het voetballen listig via een binnenweggetje door de polder naar huis te sneaken, en de derde was de mooiste.

Mevrouw H. en ik waren naar een luxueus diner in het Okura, maar zaten niet aan dezelfde tafel. Zo kon het gebeuren dat Mevrouw dacht dat ik wel naar huis zou rijden, en ik er een klein beetje op had gerekend dat zij nuchter zou blijven, zoals eigenlijk altijd, vandaar.

Toen wij stonden te wachten op de auto werd echter al snel duidelijk dat mijn geliefde dermate katjelam was, dat het al een godswonder mocht heten dat ze het zo ver had geschopt op haar wiebelhakken. Er was dus maar één oplossing: ik moest rijden.

We kwamen niet ver. Tot aan de massieve alcoholfuik bij het benzinestation aan de Gooiseweg, om precies te zijn. Waar ik diep in het rood ging, en mijn vrouw voor de gezelligheid ook, maar die had verder niets misdaan. Ze mocht alleen evenmin autorijden, en zo werden we – ik per arrestantenbusje en zij met levensgrote agent achter het stuur van onze auto – naar het dichtstbijzijnde bureau opgebracht.

Dit is misschien een goed moment om te melden dat het een galafeest was geweest, en mijn vrouw dus een redelijk bloot jurkje droeg, tot vreugde van de overige drinkebroers. Ik zag er eveneens prachtig uit in mijn smoking, zij het niet helemaal in lijn met de kledingcode van de ‘holding cell’ op het bureau. Dus dat werd nog heel gezellig, zeker toen een van de anderen mij na twintig whisky nog steeds herkende als de baas van de Playboy.

Inmiddels zijn we dik tien jaar verder en heb ik nooit meer in het pijpje hoeven blazen. En dat is natuurlijk fijn, maar ook heel jammer, want ik drink al meer dan zes jaar geen druppel meer, en vanaf de eerste nuchtere dag verheug ik me al op het moment dat ik een regenachtige fuik word in gedirigeerd door een argwanende lederdiender met zwaailichten, een rood aanwijslampje en een kuthumeur. Die zou ik dan weleens lekker willen zieken.

Maar afgelopen weekend was het dan eindelijk zo ver. Ik moest bij de afrit stoppen naast een handhaafster van een jaar of zestien, die me eerst liet blazen en toen pas met een keurig kak-accent vroeg of ik iets had gedronken. Die helemaal geen belangstelling toonde voor mijn ladderzatte passagiers, en me al na krap een halve minuut liet doorrijden. Een bittere tegenvaller, maar alles beter dan in smoking in de cel.