Muzikaal cabaretduo Yentl en de Boer: ‘We vonden dat we waakbiggen waren’

Hun voorstellingen hoeven geen therapie te zijn, maar Yentl Schieman (37) en Christine de Boer (40) vinden het wel lekker als mensen met een beetje afstand naar hun eigen leven kunnen kijken. Zodat ze even kunnen lachen om hun eigen kopzorgen of zelfbeeld. ‘Ik denk niet dat mannelijke bezoekers het signaleren, maar het is eigenlijk superfeministisch.’

Yentl en de Boer

Jullie lijken voor de buitenwereld een bijna onlosmakelijk verbonden duo: op het podium, tijdens vakanties, in de speeltuin, áltijd zijn jullie samen. Wie zijn Yentl en Christine zonder elkaar?
Lange stilte. Yentl: ‘Eeeh...’

Christine uiteindelijk: ‘We zijn veel samen, ja. Maar we zijn ook weleens zonder elkaar.’

Yentl: ‘Dat is soms ook de zoektocht, misschien. We zijn op het vlak van ons werk heel erg verbonden met elkaar, waardoor mensen er soms van staan te kijken dat we privé ook nog heel veel met elkaar optrekken. Veel is met elkaar versmolten, maar wij vinden dat alleen maar heel fijn.’

Christine: ‘Er wordt vaak gedacht dat we dus ook wel heel erg op elkaar zullen lijken. Maar onze karakters zijn compleet anders.’

In welke zin?
Yentl: ‘In tegenstelling tot Christine hou ik erg van op mezelf zijn, wat best lastig is als je een gezin hebt en veel werkt. Maar als ik een keer een dag voor mezelf heb, dan geniet ik daar enorm van. Dan ga ik lekker in mijn eentje de stad in, een film kijken en ramen eten. Lekker in mijn eentje zitten slurpen en nadenken. We hebben ook allebei vrienden die we apart van elkaar zien.’

Slurp jij in je vrije tijd ook ramen, Christine?
Christine: ‘Ik vind knutselen het leukste wat er is. Als mijn zoontje Gosse thuis is, ga ik het liefst de hele dag kijkdozen met hem maken. Of gordijntjes naaien. Of kleuren. Ik beleef daar allemaal veel meer plezier aan dan hij, haha. De laatste tijd probeer ik om mezelf naast het moederschap ook weer wat meer intellectueel te verrijken. Boeken lezen, vaker de natuur ingaan. Mezelf als mens weer wat meer voeden.’

Yentl: ‘Mijn vriend en ik proberen eens in de twee weken met elkaar op date te gaan. We gaan ook vaak naar mijn ouders in Zeeland.’

Was het liefde op het eerste gezicht toen jullie elkaar leerden kennen?
Yentl: ‘We zaten bij elkaar in het eerste jaar van de Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie. We werden eigenlijk meteen vriendinnen, zonder van elkaar te weten wat we konden. Op een gegeven moment mocht je met klasgenoten een voorstellinkje gaan maken, wat zij met z’n tweeën deden. Ik hoopte stiekem altijd al dat ik à la De Vliegende Panters met een of meerdere kon gaan samenwerken. Dat leek mij het allergezelligst. Toen de voorstelling met Christine goed ging, had ik wel door: dit werkt tussen ons, misschien kan dit wel iets worden.’

Christine: ‘Niet lang daarna zijn we liedjesavonden gaan organiseren, zo van: laat je eigen werk eens horen, met elkaar meezingen, dat werk. Vanaf dat moment was het vrij duidelijk waar onze liefde lag en kwamen we automatisch bij elkaar terecht.’

‘Er wordt vaak gedacht dat we dus ook wel heel erg op elkaar zullen lijken. Maar onze karakters zijn compleet anders’

Christine

Yentl wilde vroeger architect worden, Christine schoenenontwerper. Hoe zijn jullie toch op de toneelschool terechtgekomen?
Christine: ‘Als jong meisje zat ik hele dagen voeten te tekenen. Als de voet op papier stond, maakte ik er een hak onder. Daarvoor wilde ik balletdanseres worden, maar daar had ik de bouw niet voor. Ik heb ook nog heel lang dokter willen worden, totdat ik The Phantom of the Opera zag en dacht: musicalster, dat is het! Goddank ben ik die kant niet opgegaan, dat lijkt me een lastig beroep. Maar ergens in mijn kern wist ik altijd al dat ik goed was in liedjes schrijven en op een podium staan. Van mijn ouders mocht ik eigenlijk niet naar de toneelschool: mijn vader is bruggenbouwer, mijn moeder is vertaalster. Zij zijn van de generatie hard werken en een serieuze baan. Dat ik toch stiekem auditie ben gaan doen voor de toneelschool geeft wel aan dat het iets was wat ik móést doen.’

Yentl: ‘Ik hield erg van tekenen en dacht: als architect is het je werk om huizen te tekenen die jij mooi vindt. Toen ik op de middelbare school naar een open dag ging, kwam ik erachter dat er wel wat meer bij kwam kijken en ben ik snel afgehaakt. In de tussentijd hadden mijn ouders me al vaak meegenomen naar grote musicals, waar ik altijd heel erg van onder de indruk was: jeetje, deze mensen mogen dit voor hun beroep doen! Ik ging op pianoles, begon mijn eigen liedjes te schrijven en ontdekte dat er naast musicalsterren en cabaretiers nog een andere groep is: de kleinkunstenaars. Dat klikte zo dat ik dacht: dat wil ik.’

In hoeverre is jullie werk – en daarmee ook jullie succes – bepalend voor jullie identiteit?
Yentl: ‘Voor de helft, denk ik. Misschien wel meer. Ook omdat ons werk zo doorsijpelt in ons privéleven. Ik vind dat ook niet erg, eigenlijk. Zonder mijn werk zou ik moeilijk kunnen leven. Maar ik kan ook niet zonder mijn vrije tijd.’

Christine: ‘Yentl is er altijd al beter in geweest om werk en privé van elkaar te scheiden: werk is werk en thuis is thuis. Het zit in mijn aard om dat wat meer te mixen. Ik vind het leuk om thuis met mijn vriend te praten over mijn werk en om er ’s avonds nog even mee bezig te zijn. Met als keerzijde dat ik ’s nachts heel vaak nog lig te piekeren over van alles en nog wat. Ik ben wel op zoek naar een iets betere balans.’

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu. Vanaf vandaag verkrijgbaar!

Interview
  • Marie Wanders