Honderd jaar hyperinflatie: een kruiwagen vol bankbiljetten

Houden we de inflatie onder de duim? Niemand die het weet. Precies honderd jaar geleden, in 1923, kampte Duitsland met hyperinflatie. Toen een brood 200 miljard mark kostte en papiergeld werd gebruikt om ovens mee te stoken...

Hyperinflatie

Had je in het Duitsland van 1923 zin in een Weissbier? Dan moest je er twee bestellen én direct afrekenen. Want tegen de tijd dat je de eerste goudgele rakker achterover had geslagen, was de prijs van de tweede alweer minimaal verdubbeld. Klinkt als een broodjeaapverhaal, maar op het hoogtepunt van de Duitse hyperinflatie was dat toch echt de alledaagse realiteit.

Een andere anekdote verhaalt over twee dames die koffie bestelden. Een bakje troost voor de lieve somma van 5000 mark per kopje. Maar na afloop kregen ze een rekening van 14.000 mark voorgeschoteld. Terwijl ze met de pink omhoog in alle rust aan hun koffie nipten, was de inflatie wéér opgelopen en de prijs dus verder gestegen.

In het Duitsland van 1923 bedroeg de hyperinflatie op het hoogtepunt van de geldontwaarding een onvoorstelbare 32.400 procent. Per máánd, welteverstaan. Voor wie het niet weet: we spreken al van ‘hyperinflatie’ wanneer de geldontwaarding meer dan 50 procent per maand bedraagt. Nu is het lastig om je een voorstelling te maken bij die maandelijkse 32.400 procent. Maar laten we een poging wagen.

Aan het eind van de (verloren) Eerste Wereldoorlog is de waarde van de mark met maar liefst 115 procent gedaald. En dat in slechts vier jaar tijd

Een Duitse familie verkoopt haar huis om naar de Verenigde Staten te kunnen emigreren. Als ze enkele dagen later met de trein in Hamburg arriveren, om daar op de boot naar Amerika te stappen, is daar de eerste schrik. Het geld dat ze voor hun huis hebben ontvangen, blijkt al zoveel minder waard te zijn geworden, dat de oversteek er niet meer van betaald kan worden. Als ze een dag later, ten einde raad, dan maar de trein terug willen nemen naar het stadje waar ze vandaan komen, is daar de genadeklap. Enkel het treinkaartje is al duurder dan het oorspronkelijke bedrag dat het gezin voor het huis heeft gekregen. De bittere realiteit daalt in: Duitsers moeten hun geldontwaarding niet meer van maand tot maand meten, maar van week tot week. Nog beter: van dag tot dag. Maar het allerbeste is van uur tot uur.

Met de waardeloze Duitse bankbiljetten kon je mooie torens bouwen.

Geld bijdrukken

Hoe heeft het ooit zover kunnen komen? Daarvoor moeten we terug naar 1914, de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. In heel Europa lopen de politieke spanningen op. Elke grootmacht is tot de tanden bewapend. Duitsland heeft geld nodig om de op handen zijnde oorlog te kunnen bekostigen. Wat te doen? De toenmalige regering kiest voor een uitermate speculatieve oplossing: ze drukt massaal geld bij. Niet per se een slechte keuze. Maar dan wel op voorwaarde dat je de komende oorlog, die je op deze wijze wilt gaan bekostigen, ook daadwerkelijk wint. Want dan kun je de rekening mooi bij de verliezers neerleggen.

Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest 't in de nieuwste Revu.