De zon schijnt nog fel als headliner OMD al vroeg in de avond het W-Festival, dat op het strand van Oostende plaatsvindt, met een set van bijna anderhalf uur afsluit. De tent staat bomvol muziekliefhebbers van middelbare leeftijd, die synthpop-klassiekers als Electricity, Maid of Orleans, If You Leave en (Forever) Live And Die woordelijk kunnen meezingen. Andy McCluskey (64) en Paul Humphreys (63) wisselen elkaar af als frontman, maken tussen de nummers door grappen en vertellen smakelijke anekdotes over de ‘good old eighties’. Nadat de show met protestsong Enola Gay is afgesloten, puft het duo uit in de kleine backstage achter de enorme tent. ‘Op dit soort retrofestivals is de opdracht simpel,’ zegt McCluskey met een glimlach. ‘Je gaat het podium op en je smijt alle hitsingles die je hebt naar het publiek toe. We speelden vandaag achttien nummers, waarvan er veertien singles zijn geweest. Niemand zit hier te wachten op nieuw werk. De mensen willen gewoon een feestje.’
Een dag eerder. Met een sierlijke buiging en bijpassende armzwaai verwelkomt McCluskey ons in zijn chique, ruime hotelkamer. Hij verontschuldigt zich dat Humphreys er vanwege vertraging op de Brusselse luchthaven nog niet is en zet in de tussentijd een kopje thee. ‘Ik drink liters op een dag, puur om mijn keel warm te houden,’ legt hij uit. ‘Op mijn leeftijd moet je zuinig zijn op je stem. Daarom doe ik ook geen interviews op concertdagen. Ik praat dan sowieso zo min mogelijk. Dat is weleens lastig, zoals tijdens dit weekend bijvoorbeeld. Je komt zoveel andere muzikanten tegen waarmee we een goede band hadden in de jaren tachtig, zoals Nik Kershaw, Tony Hadley en de jongens van Wet Wet Wet. Dan gaat de oude doos open, kan ik je verzekeren.’ McCluskey ziet er voor zijn leeftijd fit uit, al klaagt hij wat over kleine ongemakken, waardoor hij niet veel kon sporten in aanloop naar deze tour. ‘Ik ben nog een paar kilootjes te zwaar,’ vertelt hij met enige gêne in zijn stem. ‘Maar die ben ik zo weer kwijt hoor. Als de tour opgang komt, vliegt het eraf. Met anderhalf uur springen verbrand je wel wat calorietjes.’
‘Eenmaal in Nederland ging er een wereld voor ons open. Iedereen kende onze muziek, waar we versteld van stonden, en jullie hadden dat kleurrijke geld. Schitterend!’
Zeeziek
OMD gaat het komende jaar weer door Europa toeren, waar bij het tweetal in februari ook Amsterdam aandoet. ‘In Nederland gaven we ons allereerste buitenlandse concert,’ herinnert McCluskey zich nog goed. ‘Het was in Eindhoven en we waren met het busje van onze manager, die voor een tv-verhuurbedrijf werkte, met de veerboot de Noordzee overgestoken. Ik werd nog zo zeeziek als een hond, maar eenmaal in Nederland ging er een wereld voor ons open. Iedereen kende onze muziek, waar we versteld van stonden, en jullie hadden dat kleurrijke geld. Schitterend! Na die show in Eindhoven en door de manier hoe we daar werden ontvangen, begon ik het idee te krijgen dat het nog weleens wat met ons bandje kon worden.’
Twijfel en onzekerheid vormen een rode draad door het leven en de carrière van McCluskey en Humphreys. Ze leren elkaar kennen op de lagere school en blijven hun hele puberteit boezemvrienden. Uiteraard gaan ze – zoals veel Britse jongeren aan het einde van de seventies – in een rockbandje spelen, maar de muziek die dan de charts domineert kan het duo eigenlijk niet bekoren. Sterker nog: ze spugen erop. ‘Wij speelden in een achtkoppige progrockband, waarbij de leadgitarist zoveel mogelijk solo’s wilde spelen tijdens onze shows,’ vertelt de inmiddels aangeschoven Humphreys over zijn eerste stapjes in de muziekwereld. ‘We werden gek in die groep en daarom wilden we iets anders: experimenteren met elektronische muziek, want daar lag volgens Andy en mij de toekomst. Uiteindelijk werd onze missie de rockdraak verslaan. We zouden beiden naar de universiteit gaan en hadden muzikaal niets te verliezen. Er was een enorme punkmovement gaande in Engeland en daar speelden zalen op in. Er was plots ruimte voor gekkigheid van minder getalenteerde muzikanten. Daar zagen wij een uitdaging in en besloten – als een soort weddenschap met onszelf – om een keer op te treden met de muziek die wíj tof vonden. Tot onze stomme verbazing gaf de programmeur van onze favoriete tent in Liverpool, Eric’s Club, ons een plek op ‘experimentele’ donderdagavond.’ McCluskey schiet in de lach: ‘Daarom hebben we ook zo’n bezopen naam: Orchestral Manoeuvres In The Dark. We dachten: ach, het is toch maar voor één optreden. Wisten wij veel.’
Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest 't in de nieuwste Revu.
- Ed Miles