‘Het was alleen maar zuipen, snuiven en hoeren neuken, meer deed ik niet. Ik pakte zo’n zes, zeven gram cocaïne per dag, dat ging helemaal nergens meer over. Ik had nog maar een half jaar te leven.’
Geuzenveld-Slotermeer, net buiten de ring van Amsterdam. Sinds 2010 vormt het samen met Slotervaart en Osdorp het stadsdeel Nieuw-West, een van de veertig zogenaamde Vogelaarwijken. Maar, gebiedt de eerlijkheid te zeggen, er is in Geuzenveld-Slotermeer de afgelopen jaren veel veranderd. Waar Ella Vogelaar inmiddels niet meer onder ons is, daar leeft het aan de Frans Duwaerstraat in hartje Geuzenveld-Slotermeer als nooit tevoren.
In een rijtje eengezinswoningen waar het onkruid welig tiert en de schotels aan de schuren hangen, springt er één woning uit. Een zorgvuldig bijgehouden tegeltuintje, met netjes gelapte ramen. Op de witte schuurdeur prijkt op ooghoogte het logo van Peter Pan Speedrock. Als ik door het voorraam naar binnen kijk, zie ik een vervaarlijk ogende schim languit in het zonnetje op de bank liggen. Ik bel aan.
Niet veel later lig ik ook half languit op een met panterkleed bedekte hoekbank. In de andere hoek zit een meneer zonder T-shirt vrijuit te praten. Het is Dennis, Dikke Dennis. En Dennis is alles wat je van Dennis zou verwachten. Lange, inmiddels grijzende haren. Een grote grijns. Glimmende ogen en een ontbloot bovenlijf. Een bovenlijf dat Leon Verdonschot in Vrij Nederland ooit typeerde als: ‘Het is het lichaam van een man voor wie het leven een aaneenschakeling van ogenblikken is, een optelsom van indrukken. 145 kilo vereeuwigde impulsiviteit.
Wel op tijd komen
Dikke Dennis gaat in het dagelijks leven door voor Dennis Overweg. Getypeerd, omschreven en benaderd door zijn daden, zijn doen en zijn uiterlijk. Een oud-taxichauffeur, voormaligtatoeëerder, ex-skinhead, ex-junkie en hardrockmascotte met een lijf als een schetsboek. Maar als je even moeite doet om voorbij de tattoos en de wilde haardos te kijken, dan ontdek je een vat vol tegenstrijdigheid en wijsheden. Je hebt Dikke Dennis én je hebt ‘gewone’ Dennis. Beiden zijn het markante persoonlijkheden, al is de ene net een tikkeltje extravaganter dan de ander. Maar het is veilig om te zeggen dat beide Dennissen een blijvende indruk achterlaten. Eigenlijk begint dat al als ik nog in de gang sta.
‘Ik was al benieuwd of je op tijd zou komen, je bent sollicitatiecoach, toch? Dan moet je wel op tijd komen hoor!’ Dat klopt, in mijn andere leven coach ik werkzoekenden richting hun gedroomde dagbesteding. Vlug werp ik een blik op mijn horloge: 14.59 uur. We hadden om 15.00 uur afgesproken. Gelukkig. ‘Ik dacht dat ik hier het interview afnam!’ gooi ik terug richting de huiskamer. ‘Ja, maar ik mag toch ook mijn onderzoek doen!’ Dan zie ik hem voor het eerst, die parmantige blik. Trots dat hij me voor de eerste keer even uit balans heeft gebracht. Je ziet hem denken: had je niet gedacht hè, van die dikke met die tattoos? Niet veel later hangen we samen languit op het panterkleed. Langzaam schuift de zon door de huiskamer.
In welk opzicht verschil je van het beeld dat mensen van je hebben?
‘Ik ben heel erg twee persoonlijkheden. Wat je ziet, en wat je krijgt. Ik zie eruit als een bruut figuur, onder de tattoos. In de media ben ik vooral geportretteerd als cokesnuivende en zuipende hoerenneuker. Wat allemaal nog waar is ook. Maar er zijn ook andere kanten. Ik ben al zeven jaar clean, sta om 06.00 uur op, ga naar mijn werk en doe mijn eigen dingetje.’
Ben je een misfit, een cowboy, een zwart schaap, een nozem, een paradijsvogel, een buitenbeentje of een vrijdenker?
‘Moeilijk hoor. Ik ben in ieder geval geen nozem. Een Nederlands Onderdaan Zonder Enig Moraal. Want een moraal heb ik wel degelijk.’ Even knipper ik met mijn ogen, en ik zou je zweren dat hij het ziet. Lachend: ‘Wist je dat niet? Ga je lekker, heb je je huiswerk wel gedaan?’ Ineens is het antwoord op de hele vraag totaal irrelevant, zijn punt is gemaakt. Nog geen vijf minuten binnen en ik sta, al is het voor een fractie, voor de tweede maal met mijn bek vol tanden.
In de media ben ik vooral geportretteerd als cokesnuivende en zuipende hoerenneuker. Wat allemaal nog waar is ook
Ik las tijdens mijn vakantie het boek dat in 2008 over je is verschenen, Ik Heb Nergens Spijt Van. Wat is er veranderd sinds die tijd?
‘De schrijver heeft een jaar met me meegelopen. Toen was ik nog zwaar verslaafd. In die tijd was het alleen maar zuipen, snuiven en hoeren neuken. Meer deed ik niet. Alles is nu anders. Het was een hele mooie tijd. Net als dat het nu een hele mooie tijd is. We zijn elf jaar verder. In 2013 heb ik me laten opnemen in een afkickkliniek, omdat het gewoon te veel werd. Toen pakte ik zo’n zes, zeven gram cocaïne per dag. Dat ging helemaal nergens meer over. Na dertig jaar roofbouw op je lichaam te hebben gepleegd, ging mijn gezondheid er op een gegeven moment aan onderdoor.’
Is er een breekpunt, een aanwijsbaar moment dat je na dertig jaar gebruiken deed stoppen?
‘Mijn gezondheid ging eraan. Ik kreeg suikerziekte en mijn gal deed het niet meer. Van de dokter kreeg ik het dringende advies om te stoppen, anders had ik volgens hem nog maar een half jaar te leven. Daarnaast, ik was op dat moment 48. Herman Brood is op zijn 54ste overleden, André Hazes werd 53. Dat waren twee mensen die ik best wel hoog heb zitten. Maar ik was er ook klaar mee. Ik heb 25 jaar lang gebruikt en gefeest, maar het was gewoon genoeg. Ik heb nergens spijt van; als ik mijn leven over mocht doen dan zou ik het net zo doen, maar het was gewoon niet leuk meer. Als je elke dag biefstuk kan vreten, dan heb je er op een gegeven moment ook geen trek meer in.’
Hoe richtte je je leven daarna weer opnieuw in?
‘In de kliniek werd je geleerd: er is één ding dat je moet veranderen, en dat is alles. De meeste mensen uit mijn oude leventje zag ik dus ook niet meer. De eerste drie, vier jaar heb ik helemaal niets meer gedaan. Dan zat ik op de bank Goede Tijden, Slechte Tijden te kijken. Maar zo wilde ik mijn rock-’n-roll-leven niet beëindigen, dat werd wel heel saai.’
En toen?
‘Ik doe nu vrijwilligerswerk, waar ik T-shirts druk. Daar werk ik alweer een jaartje of zes. Het is een sociaal activeringsbedrijf, dus daar werken meer ex-verslaafden en mensen met psychische problemen. Inmiddels ben ik ook weer een bandje begonnen.’
Dat is een compleet ander ritme dan vroeger. Je staat op wanneer je vroeger naar bed ging.
‘Dat leer je dus ook in de kliniek. Rust, reinheid en regelmaat. Het is heel cliché, maar dat heb je wel nodig in je leven. En het bevalt me prima. Ik sta elke dag op om een uurtje of zes, dan doe ik lekker mijn vrijwilligerswerk tot 12.30 uur, eet daar nog even en dan doe ik nog even een tukkie op de bank. ’s Middags ga ik een beetje schoonmaken in huis of boodschapjes doen. Het is best een leuk leventje.’
En als je dat wegzet tegen vroeger?
‘Dat is moeilijk, het is totaal anders. Ik zit nu in deze tijd en ik kan intens genieten van het zonnetje. Ik heb een tuintje en dan zit ik te kijken naar het gras dat ik nog moet maaien. Of de koelkast, die ga ik dan schoonmaken. Daar kwam ik vroeger niet op. Daar stond de schimmel achterin en er lag alleen maar bier in. Dat was het enige wat belangrijk was, koud bier. En nu ga ik dat dan schoonmaken, of mijn ramen lappen.’
Even staren we naar buiten, door de streeploos gelapte ramen. Het zonnetje schijnt dwars door het raam, op zijn nog steeds ontblote en inderdaad totaal ondergetatoeëerde torso. Ineens realiseer ik me de passages in zijn biografie over Per Seconde Wijzer. Presentator Kees Driehuis is vandaag overleden.
Jij was toch ook fan van dat programma?
‘Nee nee, dat was Twee Voor Twaalf. Dat is een tandje moeilijker, maar ik kijk het wel. Dan heb ik altijd wel vier of vijf antwoorden goed. Mensen snappen dan vaak niet dat ik zulke dingen weet, maar ik weet het gewoon. Ik heb gewoon heel veel parate kennis. Heel veel weet ik niet, maar van heel veel dingen weet ik een beetje. Dat is vaak net genoeg om mensen op het verkeerde been te zetten. Van ballet weet ik bijvoorbeeld niets. Maar als je Alexandra Radius en Han Ebbelaar zegt, dan is het meteen afgelopen.’
Op het podium ben ik Dikke Dennis, thuis ben ik Dennis. Ik ben ze allebei, dat kan je ook niet spelen. Ik heb ze allebei nodig
Oké. Paardrijden?
Hardop lachend, daarna snel een stuk serieuzer:
‘Ja, ja! Ankie van Grunsven en Bonfire. Salinero, die kwam na Bonfire. En Mister Ed. Toevallig was dat een paar weken geleden een vraag bij Twee Voor Twaalf: hoe heet het tweede paard van Ankie van Grunsven. Salinero dus.’
Vind je dit extra mooi omdat mensen door je voorkomen misschien denken dat je dom bent?
‘Ja, natuurlijk. Wist je dat ze in heel Australië maar één taal spreken, dat ze daar geen dialect kennen? Als je hier een Volendammer aanspreekt, dan kun je hem al bijna niet verstaan. Dat is een kwartiertje hier vandaan. Dat land is net zo groot als heel Europa bij elkaar. Ik vind dat soort dingetjes heerlijk. Ik zit vol onnodige informatie.’
In je biografie zeg je: ‘Je hebt Dennis en je hebt Dikke Dennis.’
‘Dat is ook zo. Geen van beiden speel ik. Ik ben ze allebei, dat kan je ook niet spelen. Op het podium ben ik Dikke Dennis, thuis ben ik Dennis. Het is allebei echt, en ik geniet er ook allebei van. Sterker nog, ik heb ze allebei nodig.’
Waarom?
‘Nadat ik afgekickt was, zat ik vier jaar thuis alleen maar Dennis te zijn. Dat wil ik helemaal niet, ik moet af en toe gewoon ook Dikke Dennis zijn. Ik heb heel lang onderdrukt dat ik ook Dikke Dennis was, omdat ik bang was dat ik dan weer ging snuiven. Maar ik kan nu ook Dikke Dennis zijn zonder te snuiven.’
Hoe kijkt Dennis naar Dikke Dennis?
‘Trots. Kijk eens om je heen. Overal hangen foto’s, schilderijen en bandjes van optredens. Dikke Dennis heeft een Gouden Harp gewonnen. Ik vind Dikke Dennis een topgast. Een eerlijke, leuke en spontane gozer.’
Wat zit er voor Dennis en Dikke Dennis nog in het vat?
‘Ik hoop dat ik nog opa word. Mijn zoon is dertig, dus het wordt tijd. Echt wensen heb ik niet meer, maar opa worden lijkt me wel tof.’
En hoelang wil je Dikke Dennis nog bij je houden?
‘Zolang het kan. Ik ben daar niet bewust mee bezig, maar ik weet van mezelf dat ik ze allebei nodig heb. Ik denk niet dat ik gelukkig word als ik alleen nog maar Dennis ben. Maar ik word zéker niet gelukkig als ik alleen nog maar Dikke Dennis ben.’
Twee uur zijn voorbijgevlogen. Op een bank met een panterkleedje. Mijn eerste interview met iemand die het gehele gesprek voerde zonder een shirt aan te hebben. Een gesprek waarin ik niet alleen veel over Dennis leerde, maar ook veel nutteloze informatie. Wist je bijvoorbeeld dat er een uitzonderingsgeval is waarin er naast 29 februari ook een 30ste februari is? Google maar.
Ella Vogelaar, Kees Driehuis, Herman Brood en André Hazes. Ik geloof heilig dat, zoals Dennis het zelf mooi verwoordde, hij net op tijd ‘aan het remmetje heeft getrokken’. Anders had hij ernaast gelegen. Ik hoop oprecht dat Dennis met een gedoseerde Dikke Dennis lachend de honderd haalt. Dat hij de jongens bij de zeefdrukkerij nog jaren op het verkeerde been kan zetten met het volgende nutteloze feitje.
VERDER LUISTEREN?
Dit interview is een ingekorte versie van de Ekte Verhalen-podcast. Het hele gesprek is te beluisteren op www.elitepauper.nl
Ekte Verhalen wordt mede mogelijk gemaakt door Nieuwe Revu.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Corné van der Stelt