Premium

De vloek die álle gitaristen van Fleetwood Mac trof

Spelen in Fleetwood Mac, een droombaan voor gitaristen. Zou je denken. Maar voor Peter Green, John McVie, Lindsey Buckingham, Jeremy Spencer, Bob Welch, Danny Kirwan én Bob Weston werd het een nachtmerrie.

Fleetwood Mac

*Op de foto: Lindsey Buckingham en Stevie Nicks.

Wie denkt dat Go Your Own Way uit 1976 het sleutelnummer van Fleetwood Mac is heeft het mis. Jazeker, het was een wereldhit, een voorproefje van het mega-album Rumours. Bovendien gaf het een inkijkje in de relationele chaos waarin de band verkeerde. Lindsey Buckingham had de tekst geschreven nadat zangeres Stevie Nicks hem de bons had gegeven. Een getergde Buckingham pende onder meer ‘Packing up, shacking up is all you wanna do.’ Nicks eiste dat hij die vileine regels zou weglaten, Buckingham vertikte dat. Verbittering alom.

Desondanks, een perfecte popsong. Maar het werkelijke sleutelnummer had de groep zes jaar eerder in de groeven laten persen toen Fleetwood Mac nog een Engelse bluesrockband was. Die song heet The Green Manalishi (With the Two Prong Crown) en hij verscheen op 15 mei 1970 als single. In Nederland en Engeland kwam het plaatje in de top 10, zodat we van een hit kunnen spreken. Dat is geen kattenpis, want The Green Manalishi is een huiveringwekkende, complexe compositie van 4.36 minuten, zonder refrein, met vertwijfelde woorden, voortgestuwd door een dreigende bluesriff en ontaardend in een kluwen van gitaren en wanhoopskreten. Allesbehalve een perfecte popsong.

Het nummer was geschreven door zanger/gitarist Peter Green, die de band in 1967 had opgericht en hem had vernoemd naar de ritmesectie van Mick Fleetwood (drums) en John McVie (basgitaar). Achteraf kun je The Green Manalishi zien als een vervloeking die Green over de band afriep. Ze werden groot, heel groot. Maar de prijs die werd betaald was navenant: waanzin, verslaving, dakloos, zelfmoord, gescheiden, gedumpt. En dan hebben we het alleen nog maar over de gitaristen.

Buitenstaander

Het begon allemaal met die overgevoelige, hypergetalenteerde Green, die in 1946 werd geboren als Peter Allan Greenbaum. Hij had een Joodse working class-achtergrond en groeide op in het rauwe Londense East End. Maar een kind dat moest huilen bij de soundtrack van Bambi paste niet in een omgeving van havenarbeiders, gangsters en sjaggeraars. Hij werd gepest, voelde zich een buitenstaander. De gitaar was zijn redding. Weldra zong zijn naam rond in het Londense clubcircuit, en in 1966 verving hij Eric Clapton bij John Mayall & the Bluesbreakers. Net als Clapton ontwikkelde hij zich tot een begenadigde gitarist, die het beperkte bluesgenre vlotjes ontsteeg. ‘Hij was zonder meer de meest briljante muzikant met wie ik ooit gespeeld heb. Als hij oké was, dan kon hij zich meten met een genie als Miles Davis,’ schrijft Mick Fleetwood in zijn autobiografie Play On.

Peter Green.

Maar vaak was Green niet oké. Hij had psychische problemen, die later als schizofrenie werden gediagnosticeerd. Daarnaast had hij grote moeite met het verschijnsel geld. Hij was een kunstenaar, iemand die zijn gift, het sublieme gitaarspel (zijn bijnaam luidde The Green God), niet voor ponden of dollars wilde verpatsen. En naarmate Fleetwood Mac dankzij een reeks hitsingles groter werd, nam Greens afkeer van de muziekindustrie toe.

Naarmate Fleetwood Mac dankzij een reeks hitsingles groter werd, nam Peter Greens afkeer van de muziekindustrie toe

In die tijd had Fleetwood Mac nog een gitarist, Jeremy Spencer, net als Green een jongen met imposante bos donkere krullen. Als hij niet op het toneel stond, was Spencer was stil en verlegen, maar op het podium veranderde hij in een beest, aldus Fleetwood, die hem ‘een wervelwind van brute kracht’ noemt. Spencer was een vreemde snuiter die ‘overdag een vrome bijbellezer was en ’s avonds een bezeten rocker’. Op het toneel blonk hij uit in boertige opmerkingen. Ook vond hij het geinig om met bier of melk gevulde condooms aan zijn gitaar te binden, die hij vervolgens in het publiek slingerde, terwijl hij uit volle borst rock-’n-rollkrakers van Elvis en Little Richard zong.

Danny Kirwan.

Bad trip

In 1968 voegde zich een derde gitarist bij band, de introverte 18-jarige Danny Kirwan, wiens speelstijl prachtig aansloot bij die van Green. Dat jaar tourde de vijfmansformatie door Amerika. In New York speelden ze in het voorprogramma van Grateful Dead. De sound engineer van de Dead was Owsley Stanley III, bijgenaamd Acid King, die een reputatie had opgebouwd als producent van pure lsd en promotor van het gebruik ervan. De leden van Fleetwood Mac vielen voor zijn charmes, en besloten tot een gezamenlijke psychedelische sessie in het Gorham Hotel op West 55th Street. Ze zaten in een cirkel op de grond, elkaars hand vasthoudend. ‘Ik keek naar Peter,’ herinnerde Fleetwood zich, ‘en zag hem dood, een skelet zonder vlees, maar bewegend. Ik kon niet eens naar de anderen kijken. Het was een afschuwelijk, hulpeloos gevoel. We hadden gehoord over slechte trips en beschadigde chromosomen en permanente lsd-psychose, maar we hadden geen flauw idee wat we moesten doen. We begonnen te huilen en te smeken om hulp.’

Owsley Stanley III.

Owsley moest er telefonisch aan te pas komen om de vijf jonge mannen van hun bad trip te verlossen. Nooit meer, zou je denken. Maar met name Green en Spencer zetten door en lsd werd vast onderdeel van hun chemische dieet.

Green veranderde. Zijn gedrag werd aan stemmingen onderhevig, en zijn liedjes werden er niet vrolijker op. De ingetogen single Man of the World, met verontrustende regels als ‘I wish I’d never been born’ weerspiegelde die wankele gemoedstoestand, die werd versterkt door zijn uitbundige lsd-gebruik. Allengs raakte hij de weg kwijt. Hij legde de schuld voor zijn depressies bij het materialisme dat de bandsuccessen vergezelde. Hij, hield hij zichzelf voor, was er voor de muziek, de creativiteit, de inspiratie, het spirituele, niet voor de flappen. Succes was een vloek, geld was de duivel. Hij stelde de band voor om een monnikenbestaan te leiden en alle inkomsten af te staan aan liefdadigheid. De andere leden vonden dat een erg matig idee.

Fleetwood Mac in Amsterdam, mei 1968.

Green verdiepte zich in het christendom, en voelde zich een messias. ‘Het meest bewonderenswaardige en beste wat een mens op deze aarde kan doen, is proberen te zijn zoals Hij – zoals God... Veel mensen durven het niet te zeggen, maar ik voel me geleid door de Goede Geest, of God, zo u wilt,’ zei hij in een interview. Hij liet zijn haar en baard groeien, hulde zich in grauwe kaftans, en droeg een groot kruis om zijn nek. Bij persconferenties wilde hij alleen maar over zijn zoektocht naar God praten. ‘Binnen een paar maanden veranderde hij van een levenslustige man in een verdrietige, breekbare ziel,’ schrijft Fleetwood.

Fleetwood Mac in de oorspronkelijke bezetting met John McVie, Jeremy Spencer, Danny Kirwan, Mick Fleetwood en Peter Green.

Greens kop raasde en suisde. ’s Nachts werd hij geplaagd door vreselijke dromen. Op een ochtend werd hij wakker en kon hij zich niet meer bewegen. ‘Ik moest vechten om terug in mijn lichaam te komen,’ vertelde hij in een interview uit 1996. Hij hoorde een boodschap, waarin hem verweten werd dat hij te veel geld had, dat hij zich niet meer kon vereenzelvigen met de gewone man. Al die dromen, frustraties, schuldgevoelens en kwellingen bundelde hij in dat ene liedje dat hij Green Manalishi (With the Two Prong Crown) noemde. Na een dreigend staccato intro zingt hij: ‘Now, when the day goes to sleep/ And the full moon looks/ The night is so black that the darkness cooks/ Don’t you come creepin’ around/ Makin’ me do things I don’t wanna do...

Duivelse gitaren

The Green Manalishi is veel meer dan een veroordeling van materialisme. Wat je hoort is iemand die wanhopig op zoek is naar iets wat niet bestaat. De song, met zijn duivelse gitaren, complexe arrangement en ijselijke kreten biedt een kijkje in de afgrond aan het einde van de sixties-droom die de belofte van een betere maatschappij en individuele groei niet nakwam. Dit is de blues als geseling en rituele reiniging, lijden en boete doen. De song is een zwart gat, een treurdicht met voorspellende waarde. ‘Het kostte me twee jaar om van dat nummer te herstellen. Toen ik er naderhand naar luisterde, hoorde ik zoveel kracht... Het had me volledig gesloopt,’ zei Green.

Jeremy Spencer voelde zich helemaal thuis bij Children of God. Over zijn vrouw en kinderen bekommerde hij zich niet meer. God zou voor hen zorgen

Tijdens de Europese tournee van 1970 besloot de gitarist om Fleetwood Mac te verlaten. In München sloot hij zich aan bij een commune van rijke Duitse hippies, waar hij zijn hersenen en ego teisterde met nog meer lsd. Het laatste optreden was in The Lyceum Theater in Londen, waar hij, tureluurs trippend, zijn gitaar in brand wilde steken. Hij werd datzelfde jaar vervangen door Christine McVie, die goed kon zingen, mooie liedjes schreef en ook piano en orgel speelde.

Green gleed verder af in een door psychedelica gevoede waanzin, en verbleef in diverse psychiatrische inrichtingen. Eind jaren zeventig verscheen hij weer in het openbaar. Hij gaf drugs de schuld van zijn instorting. ‘Het effect van dat spul houdt zo lang aan... Ik wilde al mijn geld weggeven... Ik werd een beetje heilig – nee, niet heilig, religieus. Ik dacht dat ik het aankon, ik dacht dat ik me puik voelde met drugs. Mijn fout.’ Hij overleed in 2020, op 73-jarige leeftijd.

Angstvisioenen

De band ging door. Het volgende slachtoffer was Jeremy Spencer. Aan het begin van een nieuwe Amerikaanse tournee besloten hij en Danny Kirwan om eens wat mescaline tot zich te nemen. Met name op Spencer had dit een averechtse uitwerking. Zijn interesse voor de bijbel sloeg om in een obsessie. Daarnaast werd hij geplaagd door angstvisioenen. Zo dacht hij dat het vliegtuig dat de band van San Francisco naar Los Angeles zou vervoeren ging neerstorten en weigerde hij in te stappen. Uiteindelijk vloog hij mee. Eenmaal in LA zei hij dat hij even naar een boekenzaak op Hollywood Boulevard wilde. Hij kwam niet meer terug naar het hotel, en het optreden die avond moest worden afgezegd.

Jeremy Spencer.

De band struinde de buurt af, de boekhandels, de head shops, op zoek naar hun verdwenen gitarist. Die was onvindbaar. Ze gingen langs bij de christelijke hippiesektes die in LA als paddenstoelen uit de grond waren geschoten om ontspoorde flower children te lokken. Geen succes. Uiteindelijk, vier dagen later, na een anonieme tip, vonden ze hem downtown bij een cult die zich Children of God noemde. Ze troffen een nieuwe Jeremy aan, met afgeschoren haren en gehuld in lompen. Een Jeremy die alleen nog maar met Jonathan wilde worden aangesproken.

Children of God, ook bekend als The Family of God, was in 1968 begonnen als een groep born again-hippies die onder leiding van een voormalige pastoor de naderende apocalyps probeerde af te wenden. De beweging richtte zich vooral op kwetsbare jongeren. Spencer voelde zich er helemaal thuis. Over zijn vrouw en kinderen bekommerde hij zich niet meer. God zou voor hen zorgen. Ook de band moest het voortaan zonder hem doen. Fleetwood beschrijft hem als ‘volledig gehersenspoeld’.

Spencer heeft altijd volgehouden dat hij zich vrijwillig bij Children of God had aangesloten; hij was desperaat en zag Fleetwood Mac niet meer zitten. Ruim vijftig jaar later heeft hij nog steeds banden met The Family of God, ook al zijn er ernstige beschuldigingen over seksueel misbruik van kinderen. Spencers vervanger was de Amerikaanse gitarist Bob Welch.

Jeremy Spencer op het Chicago Blues Festival in 2009.

Bonje over een gitaar 

Maar eerst moeten we terug naar Danny Kirwan die zich op zijn achttiende bij de band had gevoegd. Zijn muziekmaten omschreven hem als een gitarist van wereldklasse, maar als mens was hij problematisch. Er worden termen gebruikt als ‘loner’, ‘nerveus’, ‘gevoelig’, ‘neurotisch’, ‘wantrouwend’ en ‘licht gestoord’. Mick Fleetwood schrijft Kirwans onberekenbare gedrag vooral toe aan zijn liefde voor alcohol. In combinatie met drugs deed dat de jonge muzikant weinig goed. Hij trok zich terug in zijn eigen wereld en gedroeg zich steeds agressiever.

Danny Kirwan.

Met name Bob Welch moest het ontgelden. Op een avond in 1972 voor een optreden kregen Kirwan en Welch in de kleedkamer bonje over een gitaar die slecht gestemd zou zijn. Plotseling rende Kirwan de badkamer in en ramde zijn hoofd tegen de muur. Hevig bloedend strompelde hij naar buiten om vervolgens zijn Gibson-gitaar kapot te slaan. Daarna moest alles wat verder los- en vastzat eraan geloven. ‘En ik sta vanavond niet met jullie op het toneel. Geloof dat maar niet,’ riep hij. Wel zat hij die avond naast de geluidstechnicus achter het mengpaneel, om na het optreden de bandleden te bekritiseren over hun technische kunnen. Geheel voorspelbaar kreeg hij diezelfde nacht zijn congé. Het kwam nooit meer goed met hem. Hij zoop en raakte dakloos. Uiteindelijk vond hij onderdak in een opvanghuis voor alcoholisten. Hij overleed in 2018, 68 jaar oud.

Jenny Boyd, de vrouw van Mick Fleetwood.

De band speelde door. Kirwan werd vervangen door Bob Weston. Maar die is alleen maar te horen op het album Penguin uit 1973. Want Weston viel voor de charmes van Jenny Boyd, de vrouw van Mick Fleetwood. De gevoelens waren wederzijds, tot ongenoegen van de drummer, die zich inmiddels had ontpopt tot bandleider. Een roadmanager kreeg de opdracht om Weston de deur te wijzen. Hij had het slechts een jaar in de band volgehouden.

Plotseling rende Danny Kirwan de badkamer in en ramde zijn hoofd tegen de muur. Hevig bloedend sloeg hij vervolgens zijn Gibson-gitaar kapot

De tournee werd afgezegd en het doek leek te vallen voor Fleetwood Mac, zeker toen Bob Welch er niet lang daarna de brui aan gaf. Op het persoonlijke vlak ging het slecht met hem, zijn huwelijk lag in duigen en zijn creativiteit was stukgelopen na de vijf albums met Fleetwood Mac. Welch begon daarna een solocarrière, en werd goede maatjes met de leden van Guns N’ Roses. Slecht idee, want al snel raakte ook hij verslaafd aan cocaïne en heroïne. Hij kickte af, trouwde en leidde een eerzaam leven. Maar na een ruggenmergoperatie die hem achterliet met chronische pijn sloeg hij in 2012 de hand aan zichzelf. Hij wilde zijn vrouw niet achterlaten met een wrak, schreef hij in zijn afscheidsbrief.

Nieuwe energie 

De band speelde door, dankzij het toetreden van de Amerikaanse songwriters Lindsey Buckingham en Stevie Nicks. Zij gaven Fleetwood Mac nieuw bloed, nieuwe energie, en vooral de ongekende successen die begonnen met het titelloze album uit 1975. Dit was een totaal andere band dan de originele versie die Peter Green in 1967 had opgericht. Dankzij Buckingham en Nicks werd Fleetwood Mac een Amerikaans klinkende rockband met een feilloos gevoel voor poptunes. De lsd verdween, en werd vervangen door kratten champagne en bergen cocaïne.

Fleetwood Macin 2018.

Maar de duivel, die Green Manalishi, die vervloeking, was nog immer actief. Alleen verpulverde hij nu de relaties. Stevie Nicks en Lindsey Buckingham gingen na elf jaar uit elkaar. Het huwelijk van John en Christine McVie sneuvelde na acht jaar. En Mick Fleetwood besloot in 1976 om zijn vrouw te verlaten.

De hoes van het album Penguin uit 1973.

En het lot van de gitarist? Lindsey Buckingham, net als Green en Spencer gezegend met een donkere krullenbol, verliet de band in 1987, maar keerde tien jaar later weer terug. Hij had beter moeten weten. Tijdens de planning voor de Fleetwood Mac-tournee van 2018 kreeg hij in januari een telefoontje van manager Irving Azoff: ‘Stevie wil nooit meer met jou op het toneel staan.’

Buckingham was ziedend. Hij schreef het toe aan jaloezie. Hij is veel energieker dan Nicks, zei hij, en speelde in veel live nummers een hoofdrol. Maar, voegde hij toe, Stevie is zo beroemd dat ze ook in haar eentje hele stadions kan vullen.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct