Adriaan van Dis werd als biseksueel geboren op 16 december 1946, en was de zoon van Sjoerd Mulder, die gestationeerd werd in Nederlands-Indië als instructeur bij schietoefeningen met de katapult, en z’n moeder was Sjaan van Dis, een cabaretière die vooral grappen vertelde over paraplubakken. De ouders ontmoetten elkaar in Nederland, maar Sjoerd bleef een overtuigd Nederlands-Indiër, en mocht van z’n geloof niet trouwen met Sjaan, zodat hun kinderen niet de naam Mulder, maar wel de naam Van Dis kregen. Het is me wat. Sjoerd Mulder was getraumatiseerd omdat hij tijdens de oorlog op Sumatra in gevangenschap papieren zakjes had moeten vouwen, en hij werd later een ware beul voor z’n kinderen. Adriaan kreeg elke dag slaag van z’n vader, en Sjoerd sloeg ook Sjaan, die dan weer Adriaan sloeg. Adriaan op zijn beurt sloeg buurvrouw Margriet, die haar hond Sylvester in elkaar ramde.
Met zo’n jeugd moet je natuurlijk wel schrijver worden. Maar eerst verzorgde Adriaan van Dis een kookrubriek in NRC Handelsblad. Z’n favoriete gerecht was Zuid-Afrikaanse stoofpot van brulaap, en zo groeide z’n interesse voor Zuid-Afrika, dat hij vele malen zou bezoeken, soms in gezelschap van een cameraploeg. Beroemd is het beeld van Adriaan van Dis terwijl hij, gekleed in een strooien rokje, een tros bananen uit een boom rukt.
Eigenlijk was die hele Van Dis al jaren zo kierewiet als een fluitketel. En maar boeken blijven schrijven
Literair ging hij ook aan de slag, hij debuteerde met Nathan Sid, dat heel succesvol was, maar tevens een lor van een flutboekje, handelend over het jongetje Nathan Sid, dat in z’n fantasie in een roeiboot van Nederlands-Indië naar Zuid-Afrika vaart, maar onderweg wordt opgegeten door een beest dat een kruising is tussen een nijlpaard en een bonobo.
Een of andere idioot bij de tv vond dat Van Dis gerust een eigen programma mocht krijgen, en daardoor kregen we Hier Is... Adriaan van Dis op ons bord, een tenenkrommende interviewshow, waarin Van Dis telkens zo nerveus was dat op een keer z’n zenuwenvocht van onder z’n oksels tot in de ogen van z’n al te beroemde praatgast Hugo Claus spetterde.
Inmiddels was de biseksualiteit van Van Dis tot grote hoogten gestegen, niemand met een broek of een rok aan was veilig voor hem. Zelf droeg hij soms een broek, soms een rok, soms allebei. Eigenlijk was die hele Van Dis al jaren zo kierewiet als een fluitketel. En maar boeken blijven schrijven, de ene kutzooi na de andere, met titels als Zilver, over een homo die zich nichteriger gedroeg dan hij in feite was, Palmwijn, over een Zuid-Afrikaan die zich vermomt als een kruising van een nijlpaard en een bonobo die manwijven lastigvalt en Ik Kom Terug, waarin Van Dis ons autobiografisch bedreigt met z’n eeuwigdurende terugkomst. Miljoenen en miljoenen Nederlanders kunnen die grijze rotkop van Adriaan van Dis allang niet meer zien.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Steve Nestorovski