Ronnie van de Putte, de Krottenkoning van Nederland

In Leiden, Wassenaar, Noordwijk en Sluis liet Ronnie van de Putte een spoor van verloedering achter, en weten gemeentes niet wat ze met 'm aan moeten. Intussen werd de ondernemer steenrijk met het laten verpauperen van vastgoed.

Het Hoompje

Badplaats Noordwijk, ten noordwesten van Leiden, mag dan een dorp zijn; de bekendheid en uitstraling reiken verder dan die van zomaar een kustplaatsje. Het is een vooral onder Duitsers geliefd vakantieoord, menig bedrijf houdt er personeelsuitjes, het was de pleisterplaats van het Nederlands voetbalelftal, het is een zetel van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA en Harry Mens’ tv-programma Business Class wordt er opgenomen. Langs de parallel aan het strand gelegen Koningin Wilhelminaboulevard staan de imposante hotels Huis ter Duin en de Hotels van Oranje.

De bebouwing aan de kust is minder lelijk dan in bijvoorbeeld Zandvoort, maar architectuurliefhebbers zal Noordwijk niet veel trekken. De badplaats kende tot de jaren 70 nog veel binnenlands toerisme, maar dat publiek verplaatste zich vanaf medio jaren 70 via steeds goedkoper wordende bus- en vliegreizen naar warme buitenlanden. De kleinere hotels sloten en werden verbouwd tot appartementencomplexen, die populair bleken bij welvarende Duitsers op zoek naar een vakantiewoning. Huis ter Duin en de Hotels van Oranje overleefden mede dankzij congressen en personeelsfeesten. Op dit moment gaat het uitstekend met Noordwijk, afgaande op de plannen van het laatstgenoemde hotel om voor 100 miljoen euro uit te breiden met nieuwe congresruimten, appartementen en penthouses.

Er was nog een derde groot hotel aan de Koningin Wilhelminaboulevard, het Palace Hotel, maar dat moest in 1978 sluiten vanwege een brand die de bovenste verdieping verwoestte. De waterschade maakte het gebouw onleefbaar. Een mooie plek voor een nieuw hotel of voor appartementen, zou je denken. De eigenaar van het afgebrande hotel verkocht de resten aan de Amsterdamse, in België woonachtige handelaar Ronnie van de Putte (nu 73), op voorwaarde dat hij de onderverdieping in gebruik mocht nemen voor een restaurant, bar-dancing en bowlingbaan. Van de Putte kon naar keuze een hotel of appartementen erboven bouwen. Maar Van de Putte trok een heel ander plan: hij deed niets. Het hotel verpauperde tot het noodgedwongen moest worden gesloopt.

Tot op de dag van vandaag, veertig jaar later, is het ‘Gat van Palace’ nog steeds een opvallende, ontsierende open plek aan de dichtbebouwde boulevard, waarover gemeente en Van de Putte al even lang in conclaaf zijn. We treffen een stenen vlakte, bereikbaar via een halsbrekend trappetje. Aan de zijkant van het gat, achter een ander hotel, zit nog een kavel in bezit van Bever Holding, Van de Puttes vastgoedbedrijf. Volgens de website van de ontwikkelaar moet er een hotel of appartementencomplex verrijzen, maar er staan al sinds mensenheugenis witte schuttingen rond een gat waar roestige buizen overheen lopen.

Een 60-jarige onderwijzeres die haar hele leven in Noordwijk woont, herinnert zich het Palace Hotel nog goed. ‘In de kelder zat een discotheek. Alle bezoekers kregen een hotelpas, daardoor kon iedereen tot 06.00 uur door dansen,’ blikt ze wee- moedig terug. ‘Dat die Van de Putte het voor elkaar krijgt dat er hier al decennialang niets kan, verbaast iedereen. Die man moet echt hondsbrutaal zijn. Ik begrijp ook niet dat je als vastgoedontwikkelaar niets wilt ontwikkelen. Hoe verdien je dan geld? Er gebeurt nooit iets in dat gat; geen markt, geen straatvoetbal, niets. Het is een hoofdpijndossier, of zeg maar gerust een migrainedossier.’

Recent kwam Van de Putte in het nieuws doordat hij een rijksmonument in het Zeeuwse Sluis, de voormalige kostschool Het Hoompje (foto), zodanig heeft verwaarloosd dat het binnenkort mogelijk moet worden gesloopt. Peter Ploegaert, verantwoordelijk wethouder te Sluis, blikt teleurgesteld terug. ‘Ik begrijp niet helemaal waarom Van de Putte zijn bezit zo laat verloederen. Dat Leiden zo veel geld heeft betaald is wellicht de insteek. Ik ben nu tien jaar wethouder, dit is echt heel bijzonder. De gemeente had een dwangsom laten verlopen omdat Bever met een plan kwam, om dat vervolgens nooit uit te voeren. We zijn teleurgesteld in het verloop van de contacten. Bij het laatste gesprek was iemand van bouwbedrijf VolkerWessels aanwezig, dat zag mogelijkheden en gaf vertrouwen. Eindelijk schot in de zaak, dacht ik. Dat was naïef van mij, ijdele hoop. VolkerWessels heeft er inmiddels een kruis door gezet. Het hoorde niks meer van Bever en afspraken werden niet nagekomen. De ingezette dwangsom is weer verlopen, we zijn terug bij af. Dat is de strategische aanpak van Van de Putte. Nu heb ik helemaal geen contact meer met hem, ik wil nooit meer met hem aan tafel, daar heb ik geen zin meer in. Een collega in Noordwijk is op een vervelende manier gecompromitteerd. Hij werd uitgenodigd voor een gesprek, kreeg iets aangereikt en net op het moment dat hij iets in ontvangst nam, liep een fotograaf naar binnen. Het was niks, maar de suggestie leek heel raar. Daar leen ik mij dus niet voor. Ik hecht aan mijn integriteit.’

Ploegaert verklaarde in mei nog dat de gemeente in Zeeuws-Vlaanderen het maar heeft opgegeven. Inmiddels probeert de wethouder toch nog iets te redden. Hij is in overleg met het Cuypersgenootschap, een stichting die zich inzet voor het behoud van bouwkundig erfgoed, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed en andere getroffen gemeenten om nog eens alle opties te bekijken. ‘We hopen met een gezamenlijke aanpak een nieuw aanvalsplan te kunnen maken. We hebben verder contact met de gemeente Amsterdam opgenomen, waar we een uitwisseling mee hebben, en we zijn nog op zoek naar gevallen van verpaupering die de pers nog niet bereikt hebben. Of het opzetten van nieuwe acties nog leidt tot het behoud van Het Hoompje is een vraagteken. Als wind en water nog langer vrijuit hun werk kunnen doen, zal het snel gaan. We gaan er nog eens goed kijken of we letterlijk nog iets overeind kunnen houden.’

Hoe kan het toch dat gemeenten zo weinig grip kunnen krijgen op dit type ondernemer? ‘Dit is vervelend,’ zegt wethouder Ploegaert. ‘Ik voel me ook wel verantwoordelijk, maar we kampen nu eenmaal met beperkingen en grenzen. De publieke taak stopt waar de private begint. Wederrechtelijk gezien heeft de gemeente in dit geval geen verantwoordelijkheid. We hebben als taak te waken over openbare orde en veiligheid. In het geval van verval kunnen we ingrijpen als bijvoorbeeld gevaar dreigt dat dakpannen vallen daar waar mensen lopen, dan kunnen we het repareren en de rekening naar de eigenaar sturen. In dit geval gaat het om een afgelegen gebouw met een hek eromheen. Als iemand daar overheen klimt en gewond raakt door vallend puin, is het eigen schuld. Onteigening kan wanneer algemeen belang prevaleert boven privaat belang. Bij de aanleg van een ringweg bijvoorbeeld, op basis van een bestemmingsplan is dan onteigening mogelijk. Een bekend voorbeeld hier in Zeeland is het omzetten van landbouwgrond in natuurgebied. In het geval van Het Hoompje zou het wellicht kunnen dat er een algemeen belang is omdat het gaat om een Rijksmonument. Het had wellicht gekund, maar wij zitten hier ook maar met een beperkte organisatie. En Van de Putte kan verweer voeren, zo’n proces kan heel lang duren.’

Het verval van Het Hoompje is politiek Den Haag niet ontgaan. Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP) stelde vragen aan minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister antwoordde dat er voor gemeenten voldoende wetten en regels zijn om dit soort vastgoedbazen aan te pakken. Beckerman is niet tevreden over die antwoorden. ‘De minister komt met een keurige opsomming van de regels en, wat we vaker zien, ook met andere dossiers, terugverwijzing naar de gemeenten. “Hier heb je de wetteksten, kijk maar hoe ver je komt. Wij zijn niet verantwoordelijk, zoek het maar uit.” Het lijkt nu alsof gemeenten heel veel mogelijkheden hebben. Er is ook een nieuwe erfgoedwet die eigenaren verplicht monumenten te onderhouden, maar je ziet regelmatig dat gemeenten financieel en strategisch niet zijn opgewassen tegen dit soort ondernemers. Het betreft hier Rijksmonumenten, dus dan zou het rijk best samen met gemeenten iets mogen doen tegen dit soort praktijken. Dit is een monument, dus blijkbaar belangrijk om te behouden. Dan kun je als rijk niet zeggen: ach, dat zeiden we toen wel, maar we vinden het toch niet belangrijk.’

Lees het hele artikel in Nieuwe Revu 28 of op Blendle.