Ben je milder geworden?
‘Wat denk jij?’
Ik denk het wel.
‘Ja, klopt. Zo ben ik de laatste jaren veel persoonlijker en softer geworden. Dat zie je wel aan mijn columns in de Volkskrant en de gedichten die ik iedere woensdag bij De Wereld Draait Door voordraag achter die kaars. Er zit veel minder cynisme en woede in.’
Vanwaar die ommekeer?
‘Het werd op een gegeven moment een trucje. Bovendien, ik ben iemand die graag schrijft en mooie dingen wil maken. Dan is het toch volkomen absurd om Lee Towers voor de zestiende keer aan te vallen?’
Onlangs noemde jij jezelf bij DWDD kwetsbaar, nadat Matthijs van Nieuwkerk jou een egocentrische kerel had genoemd.
‘Dat egocentrische was een aantal jaren geleden inderdaad zo. Zo zagen mensen me ook. Zo van: Nico is een stugge gast. Een ongelooflijke arrogante zak die altijd precies wist hoe het zat. Dat merkte ik wel als ik voorlas in een bibliotheek. Dan stonden de mensen te trillen op hun benen als ik ergens binnenkwam. Zo bang waren ze voor me. Maar dat is inmiddels echt niet meer zo.’
Komt dat ook door de TIA’s die je recent hebt gehad?
‘Dat ook. Door die gezondheidsproblemen, vier jaar geleden ontstaan door die eerste TIA omdat ik – om met Ronnie Flex te spreken – wel heel hard aan het gaan was, ben ik ook zeker kwetsbaarder geworden. Maar wat ik al zei: dat komt echt niet alleen door die TIA’s en de paniekaanvallen die daarop volgden. Ik vind dat dat al langer aan de gang is.’
Hoe gaat het nu met je?
‘Goed. Onder voorbehoud dan, hè? Voor hetzelfde geld val ik zo met mijn hoofd op tafel, op je dictafoontje. Want dat is wel kut met TIA’s. Het kan in principe elk moment gebeuren. Maar de laatste tijd gaat het dus gelukkig goed, ook omdat ik inmiddels heb geaccepteerd dat ik eventueel zou kunnen omvallen.’
En je leeft gezonder.
‘Ja, inmiddels ben ik zelfs al een kilo of tien afgevallen. Maar dat vind ik wel een dingetje, hoor. Dat de gehaktstaven die ik elke keer na een optreden bij een pomp haalde verleden tijd zijn. Want dat was elke keer weer een hoogtepunt, moet ik zeggen. Dat je een gehaktstaaf bestelt die vijf à zes uur te lang onder dat lampje heeft gelegen waardoor ie aan de buitenkant al wat hard geworden is. Ja, daar heb ik echt met pijn in het hart afscheid van moeten nemen...’
Ook fijn: je hebt inmiddels ook je paniekaanvallen onder controle.
‘Ja, die angst is inmiddels weg. Zo durf ik zelfs weer op het podium te staan. Daar ben ik zo blij mee. Er is geen greintje paniek meer. Want ook daar was ik bang voor. Dat ik niet meer lekker met mijn band zou kunnen optreden.’
Ben je nu ook gelukkiger dan ooit?
‘Dat is lastig om te zeggen, ook omdat ik nooit echt een gelukkige, lieve en blije Harry ben geweest. Maar natuurlijk, ik vind het fantastisch om weer muziek te kunnen maken. Dat is niet voor niets altijd een houvast geweest. Daar word ik namelijk blij van. Net als van schrijven.’
Ben je eigenlijk bang voor de dood?
‘Nee, niet echt. Waar ik wél bang voor ben – en ik denk dat niemand daar juichend op afgaat – is dat ik door een beroerte niet meer kan praten of schrijven. Dat zou natuurlijk een ongeloof lijk drama zijn. Dan wordt zo ongeveer mijn hele ziel uit mijn lichaam gesneden.’
Stel je voor, je komt morgen onder de tram. Heb je dan een mooi leven gehad?
‘Vind ik wel.’
Waar ben je dan het meest trots op?
‘Dat ik inmiddels hardop kan zeggen dat ik goed ben in wat ik doe. Ik kan schrijven als de ziekte, om Gerard Reve maar eens te citeren. Al heb ik wel moeite met het woord trots, hoor. Toen mijn zoon bij AZ voetbalde, kreeg ik wel honderd keer de vraag of ik trots was. Dan vond ik altijd zo raar. Alsof hij dat aan mij te danken had. Natuurlijk, ik vond het mooi dat hij daar speelde. Net zoals het mij elke keer weer diep ontroerde als hij vertelde dat hij het zo mooi vond om daar te voetballen. Daar geniet ik ook echt van. Maar dat was dus puur omdat ik zag dat hij daar gelukkig was. Maar trots? Nee, dat zou ik ook heel egocentrisch zijn.’
Lees het hele artikel in Nieuwe Revu 17 of op Blendle.